In 2018 bleek dat vrouwelijke economen sterk ondervertegenwoordigd zijn op universiteiten, nog meer dan in de bètawetenschappen. Hoe is de situatie nu, ruim vijf jaar later?
In het kort
- Het vakgebied Economie telt nog steeds het laagste percentage vrouwelijke hoogleraren.
- Andere vakgebieden slagen er beter in de achterstanden in te lopen.
Economie kent een sterke ondervertegenwoordiging van vrouwen, zo lieten Sylvia Teunissen en Coen Hoogendoorn (2018) in het ESB-dossier Women in economics zien. Het aandeel vrouwelijke hoogleraren lag zelfs nog lager dan in de bètawetenschappen. Dat is een gemis voor het vakgebied Economie. Uit verschillende onderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat het gebrek aan diversiteit gevolgen heeft voor de kwaliteit van het onderzoek, voor de onderwerpen die bestudeerd worden en voor de beleidsvoorstellen die worden gedaan (Teunissen en Hoogendoorn, 2018).
In het ESB-dossier viel ook te lezen dat alle economiefaculteiten maatregelen hebben genomen om diversiteit te bevorderen (Plantenga, 2018). Inmiddels zijn we ruim vijf jaar verder. Hoe staat het nu met de vertegenwoordiging van vrouwen in de economische wetenschap?
Aandeel vrouwelijke hoogleraren
Met data van de koepelorganisatie Universiteiten van Nederland kan de positie van vrouwelijke wetenschappers in het vakgebied Economie in kaart worden gebracht. ‘Economie’ is in die data breed gedefinieerd en hier vallen bijvoorbeeld ook bedrijfseconomie en bedrijfskunde onder. Helaas is er geen verdere uitsplitsing beschikbaar.
Het percentage vrouwelijke hoogleraren economie is gestegen naar 16,2 procent in 2022, maar is nog steeds lager dan in alle andere wetenschapsgebieden (figuur 1). Ook is het aandeel vrouwelijke hoogleraren in de economische wetenschap de afgelopen jaren in procentpunten het minst gegroeid, namelijk 5,9 procentpunt tussen 2022 en 2016. Andere vakgebieden slagen er dus beter in de achterstanden in te lopen.
In absolute termen nam het aantal vrouwelijke hoogleraren in de economische wetenschap toe van 31 in 2016 naar 63 in 2022; in alle vakgebieden gezamenlijk nam het aantal vrouwelijke hoogleraren toe van 523 in 2016 naar 906 in 2022. Dat het aandeel vrouwen toch zo weinig steeg, komt omdat er ook veel mannelijke hoogleraren bij zijn gekomen.
Doorstroom
Figuur 2 toont het aandeel vrouwen per academische functie in 2016 en in 2022. In deze periode is het aandeel vrouwen overal toegenomen.
Het aandeel vrouwelijke studenten economie (28 procent) is nog steeds lager dan gemiddeld op universiteiten (53 procent), en het aandeel is in zes jaar tijd ook amper gestegen (4 procentpunt). Van alle vakgebieden is het aandeel vrouwelijke studenten alleen in de Techniek lager (cijfers Universiteiten van Nederland; in dit artikel niet weergegeven). We mogen dus niet verwachten dat de scheve verhouding in de economische wetenschap vanzelf verdwijnt wanneer de nieuwe generatie is afgestudeerd en de carrièreladder beklimt. Een van de mogelijke verklaringen is het economie-lesmateriaal op de middelbare school: daarin zijn vrouwen kwantitatief en kwalitatief ondervertegenwoordigd (Stinstra en Prast, 2022).
Opvallend is dat het aandeel vrouwelijke promovendi in de Economie (46,7 procent) nu vrijwel gelijk is aan het gemiddelde van alle vakgebieden (46,4 procent). In 2022 waren er in 287 vrouwelijke PhD-studenten in de economische wetenschap, in 2016 waren dat er 218. De pijplijn is dus steeds beter gevuld.
De doorstroom van vrouwelijke promovendi naar hogere academische functies in de economische wetenschap blijft nog wel achter. Zo is de kloof tussen het aandeel hoogleraren in de economische wetenschap (16 procent) en het gemiddelde van alle vakgebieden (28 procent) toegenomen. Bij universitair docenten en universitair hoofddocenten is de kloof tussen economie en het gemiddelde wel iets afgenomen.
Doorstroom per niveau
Om erachter te komen waar de doorstroom van vrouwen naar hogere academische functies vastloopt, berekent Universiteiten van Nederland de ‘glazenplafond-index’. De index wordt berekend door het percentage vrouwen in een functiecategorie in een jaar te delen door het percentage vrouwen in de erop volgende functiecategorie in hetzelfde jaar. Een index groter dan 1 duidt dus op een relatief beperktere doorstroom van vrouwen dan mannen naar een hogere functie (Teunissen en Hoogendoorn, 2018).
Figuur 3 laat de relatieve doorstroom zien met behulp van de glazenplafond-index. Vrouwen in de economische wetenschap stromen minder makkelijk door dan in andere vakgebieden, en dit patroon is zichtbaar op alle niveaus.
Tussen 2016 en 2022 is de doorstroom van hoofddocent naar universitair hoofddocent economie kort verslechterd en daarna iets verbeterd; tegelijkertijd verbeterde de doorstroom van universitair hoofddocent naar hoogleraar kort, maar is die daarna juist verslechterd. Dat zou te maken kunnen hebben met het programma Westerdijk Talentimpuls in 2017. Toen stelde de Rijksoverheid middelen beschikbaar voor het aanstellen van honderd vrouwelijke hoogleraren. Het is niet bekend hoe deze leerstoelen over de disciplines zijn verdeeld. Mogelijk werden er tijdelijk extra vrouwelijke hoogleraren economie aangesteld, waardoor er in de jaren die volgden minder vrouwen over waren in de poule met universitair hoofddocenten om te promoveren.
Conclusie en discussie
Het landelijk netwerk vrouwelijke hoogleraren rapporteerde in december de laagste groei van het aandeel vrouwelijke hoogleraren in acht jaar tijd. Zonder beleid is de verwachting dat er pas in 2041 evenveel vrouwelijke als mannelijke hoogleraren in Nederland zullen zijn (LNVH, 2023). In de economische wetenschap zou dat nog weleens langer kunnen duren, gezien de grotere achterstand in dit vakgebied.
Het netwerk pleit voor een nieuwe talentimpuls voor het benoemen van extra vrouwelijke hoogleraren. Maar economiefaculteiten kunnen ook zelf aan de slag, zonder te wachten op geld van de Rijksoverheid. Neem bijvoorbeeld de prestatiebeoordelingen binnen de organisaties onder de loep, want wanneer de prestaties onderling worden vergeleken, worden vrouwen terughoudender (Gërxhani et al., 2023). Zorg voor meer vrouwen in sollicitatiecommissies. Verbeter de cultuur in seminars, bijvoorbeeld door een gedragscode af te spreken en mensen niet onnodig te onderbreken. Maak het makkelijker om carrière en gezin te combineren en houd in tenure tracks meer rekening met zwangerschap.
In het ESB-dossier Women in economics uit 2018 worden nog vele andere beleidsmaatregelen opgenoemd. Dat dossier zou verplichte kost moeten zijn op elke economiefaculteit. Bovendien kunnen de faculteiten hun huidige diversiteitsbeleid nog eens onder de loep nemen. Plantenga (2018) gaf eerder aan dat alle economiefaculteiten maatregelen hebben genomen om de diversiteit te vergroten, maar dat de naleving van die maatregelen beter kan.
Literatuur
Gërxhani, K., J. Brandts en A. Schram (2023) Competition and gender inequality: A comprehensive analysis of effects and mechanisms. American Journal of Sociology, 129(3), 715–752.
LNVH (2023) Women professors monitor 2023. Rapport, te vinden op www.lnvh.nl.
Plantenga, J. (2018) What economics faculties are doing about female scarcity. ESB, 103(4767S), 59–62.
Stinstra, J. en H. Prast (2022) Lesmateriaal economieonderwijs is gender-stereotyperend. ESB, 107(4811), 307–310.
Teunissen, S. en C. Hoogendoorn (2018) Too few women in the economics debate. ESB, 103(4767S), 6–10.
Women in economics (2018) Women in economics. ESB Dossier, 103(4767S).
Auteur
Categorieën