Ga direct naar de content

1994: nieuwe kansen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 5 1994

1994: nieuwe kansen
“Economie in recessie”, “werkloosheid naar recordhoogte”, “EMS ingestort”, “bijstand gehalveerd”, “verzorgingsstaat op springen”, “asielzoekers bedreigd” de krantekoppen van het afgelopen jaar illustreren
dat 1993 niet als een gloriejaar de economische geschiedenis in zal gaan. Hoe kunnen we een herhaling voorkomen? In elk geval niet door in zak en as
te blijven zitten, maar als overheden, burgers en bedrijven de economische uitdagingen op te pakken en
nieuwe kansen te creëren. Daarbij moed puttend uit
de wetenschap dat op- en neergang elkaar in de economie voortdurend afwisselen en dat in perioden
van tegenslag vaak de basis wordt gelegd voor hernieuwde bloei.
De recente Economie Outlook van de OESO biedt
in elk geval een steuntje in de rug. Zonder het hardop te durven zeggen, suggereert de OESO dat het
dieptepunt van de recessie is gepasseerd. De voorzichtigheid wordt ingegeven doordat de opleving
een jaar geleden ook al werd voorspeld zonder dat
het verwachte herstel optrad. Inmiddels echter is er
meer reden om geloof aan de OESO-prognose te
hechten. Een belangrijke factor is dat overal de rente
substantieel is gedaald. De sanering van opgebouwde schuld posities, die tot nu toe een conjunctuurherstel in de weg stonden, is daardoor gemakkelijker geworden. Daarnaast is belangrijk dat de inflatie zich in
de OESO als geheel op een historisch laagtepunt bevindt. Mede onder invloed hiervan lijkt in de Verenigde Staten – en in het kielzog daarvan andere Angelsaksische landen – het conjunctuurherstel nu toch
eindelijk door te zetten. Continentaal Europa kan,
met uitzondering misschien van Duitsland, op enige
afstand volgen. Voorlopig zal het herstel in dit deel
van de wereld echter nog traag zijn omdat in veel bedrijven en huishoudens de mineurstemming nog
overheerst. In Japan zorgen de appreciatie van de
yen en de correctie van de zeepbel-economie
nog
voor een verlenging van de recessie.
De sterkste groei wordt momenteel gerealiseerd
in landen buiten de OESO, in het bijzonder in Azië.
Daaraan lijkt voorlopig nog geen einde te komen.
Het is typerend voor het psychologische klimaat in
deze tijd van recessie, dat de ongekende opmars van
deze landen door de gevestigde industrielanden vooral als een bedreiging wordt ervaren. Terwijl het ook
een geweldige kans is! De opkomende industrielanden zijn immers niet alleen nieuwe concurrenten,
maar ook nieuwe afnemers. Tegelijk met hun export,
neemt ook hun import met zo’n 7 à 10% per jaar toe.
De gevestigde industrielanden kunnen daarvan profiteren. De economische geschiedenis leert dat het ontstaan van nieuwe omvangrijke afzetmarkten vaak de
aanzet is geweest tot perioden van grote economische bloei, niet alleen voor de nieuwkomers, maar
ook voor de ‘bedreigde’ landen.
Behalve in Azië beginnen zich heel langzaam ook
in Oost-Europa nieuwe afzetmarkten te ontwikkelen.

ESB 5-1-1994

In Polen en Hongarije is de economische teruggang
tot stilstand gekomen en ontluikt de economische
groei. De vraag richt zich vooral op produkten uit de
Europese Unie. Zo vertoont de Nederlandse uitvoer
naar Polen, Hongarije en Tsjechië een substantiële
toename. Die ontwikkeling kan worden versneld als
West-Europa zijn markt meer openstelt voor produkten uit Oost-Europa.
Het prille internationale conjunctuurherstel kan
profiteren van het pas bereikte GATT-akkoord. Ook
al bleef het akkoord op essentiële onderdelen beperkt tot een ‘agreement to disagree’ en maakt het
zeker geen einde aan alle handelsperikelen (zie ook
het artikel van Buelens in deze ESB), het draagt toch
bij tot een verbetering van het economische klimaat.
De breed uitgemeten voordelen in termen van handelscreatie en daaruit voortvloeiende economische
groei zullen pas op langere termijn zichtbaar worden, maar het psychologische effect is niet te verwaarlozen. Het kan een stimulans vormen voor de
internationale investeringsbereidheid.
Intussen baart de hoog opgelopen werkloosheid,
vooral in Europa, grote zorgen. Het is inmiddels duidelijk dat de oorzaken maar voor een deel van conjuncturele aard zijn. Al sinds het begin van de jaren
zeventig schiet het banenscheppende
vermogen van
de Westeuropese economieën te kort. Er is ook groeiende overeenstemming over de achtergronden daarvan: de hoge belasting op arbeid, het bestaan van allerlei wettelijke en institutionele belemmeringen voor
een goede werking van de arbeidsmarkt en een stelsel van sociale voorzieningen dat velen heeft aangetrokken voor wie het niet bedoeld was en dat bovendien de individuele verantwoordelijkheid
om in
eigen levensonderhoud te voorzien, heeft ondermijnd. Niettegenstaande de brede overeenstemming
die inmiddels over deze oorzaken bestaat, blijft de
aarzeling om daaraan praktische beleidsconclusies te
verbinden, overal in Europa nog zeer groot. Het zou
echter een grote vergissing zijn de problemen weer
vooruit te schuiven in de hoop dat een opleving van
de economie de stijging van de werkloosheid afvlakt.
Niet het aanpakken van de problemen van de hoge
inactiviteit, maar het wegschuiven ervan is de zekerste weg naar ontmanteling van de verzorgingsstaat.
Er ligt een zware verantwoordelijkheid
op de schouders van overheden, politieke partijen, sociale partners en individuele burgers om ieder naar vermogen
een bijdrage aan de oplossing van het werkloosheidsvraagstuk te leveren. Wij kunnen ons geen nieuwe
generatie langdurig werklozen permitteren.
De kunst van goede economische politiek is creatief om te gaan met uitdagingen, en bedreigingen om
te zetten in kansen. Mijn economische wens voor het
nieuwe jaar is dat ieder daar op zijn manier in 1994
in zal slagen.
L van der Geest

Auteur