Ga direct naar de content

Wie schrijft, die blijft

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 22 2005

Wie schrijft, die blijft
Aute ur(s ):
S.G. van der Lecq (auteur)
De auteur dankt Corine Struis en de andere toptellers van CentER voor de uitstekende samenwerking. fieke.vanderlecq@economie.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4458, pagina 176, 22 april 2005 (datum)
Rubrie k :
Economentop
Tre fw oord(e n):

Voor het eerst in jaren verschijnt in ESB een citatietop. Hiermee wordt een oude traditie nieuw leven ingeblazen. Dit artikel
presenteert de internationale citatietop over de periode 1998-2002.
Met deze citatietop is de serie economentoppen na lange tijd weer compleet. De vorige citatietop verscheen in 2001 (Reitsma & Van der
Lecq, 2001). Het hervatten van de citatietop werd mogelijk dankzij een genereuze subsidie van de Stichting Het Nederlands Economisch
Instituut, waarvoor ESB de Stichting zeer erkentelijk is. De gezamenlijke faculteiten economie hebben zich bereid verklaard toekomstige
afleveringen van de citatietop te financieren.
Op vaste tijden verschijnen de toppen in ESB. In het late najaar verschijnt de internationale publicatietop-40, in het vroege voorjaar de
Polderparade van Nederlandstalige publicaties en in het late voorjaar de internationale citatietop-30. De internationale toppen worden
door CentER verzorgd, in samenwerking met de diverse faculteiten. De Polderparade wordt door SEOR/ECRi verzorgd.
Naast de citatietop over vijf jaar is er ook een top gemaakt over het laatste teljaar, in dit geval 2002. Deze tipparade wordt afzonderlijk
gepresenteerd. Verder is er een optelling gemaakt voor de instituten. tabel 1

Tabel 1. Internationale citatietop-30, 1998-2002
Plaats
2005
1
2
3
4
5
6
6
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30

naam
A. Maddison
P.P. Wakker
M. Wedel
J.B.E.M. Steenkamp
A.L. Bovenberg
J. Hagedoorn
J.M.A. Hennart
P. Nijkamp
A.A. Dijkhuizen
H.E. Nusse
C.A.M.F. Claessens
J.R. Magnus
P.H. Franses
E.E.C. van Damme
H.G. Barkema
P. Rietveld
R. Dekker
D. Wittink
R.B.M. Huirne
A.W.A. Boot
F. van der Ploeg

affiliatie

geslacht

RuG
m
UvA
m
RuG
m
UvT
m
UvT
m
UM
m
UvT
m
VU
m
WUR
m
RuG
v
UvA
m
UvT
m
EUR
m
UvT
m
UvT
m
VU
m
EUR
m
RuG
m
WUR
m
UvA
m
UvA/Eur.
Univ. Inst.m
C.G. de Vries
EUR
m
B. Nooteboom
UvT
m
H. Bleichrodt
EUR/UvA
m
J.C.J.M. van den Bergh VU
m
H.H.G. Verspagen
TUE
m
J.P.C. Kleijnen
UvT
m
G. Kirchsteiger
UM
m
R.S.J. Tol
VU
m
S.C.W. Eijffinger
UvT
m

De citatietop

geboortescore
jaar
1926
573
1956
568
1957
505
1959
465
1958
461
1950
411
1947
411
1946
394
1953
387
1952
322
1959
312
1948
274
1963
265
1956
258
1957
237
1952
237
1957
229
1945
227
1962
227
1960
216
1956
1955
1942
1965
1965
1966
1940
1964
1969
1953

205
202
183
173
170
169
165
156
154
153

In tabel 1 staat de citatietop 2005, die is gebaseerd op citaties in de vijfjaarsperiode 1998-2002. De telmethode staat toegelicht in het
tekstkader. De top wordt aangevoerd door Angus Maddison, die na zijn emeritaat nog steeds als autoriteit geldt. Hij heeft 52 publicaties
in de telperiode 1987-2002 uitgebracht, die in Web of Science verschijnen, waarvan de boeken Dynamic Forces in Capitalist
Development: A Long-Run Comparative View uit 1991 en Monitoring the World Economy, 1820-1992 uit 1995 respectievelijk 127 en 238
citaties opleveren. De dertig jaar jongere Peter Wakker doet amper hiervoor onder. Hij scoorde in de publicatietop al bij de top-3 en staat
daarmee in beide toppen erg hoog. Zijn laatste veelgeciteerde artikel stond in de Quarterly Journal of Economics van 1997. De latere
artikelen zijn vooralsnog minder vaak aangehaald. Michel Wedel wordt dermate veel geciteerd dat hij zich inmiddels marketinggoeroe kan
noemen en hetzelfde geldt voor Jan-Benedict Steenkamp. Daarmee is de marketing goed vertegenwoordigd in de hoogste regionen van
de citatietop. Lans Bovenberg sluit de top-5.
Tilburg bevestigt zijn stevige koppositie in het Nederlandse economenlandschap
In de citatietop zien we diverse namen die niet in de publicatietop staan. Zowel de keuze wie voor welke top te nomineren speelt een rol,
als de citatiescore van de geselecteerde onderzoekers. Een ander aspect dat bij citeren een rol speelt, is verschillen in het citeergedrag
binnen subdiciplines. Dit varieert van zuinig tot royaal en kan ten dele als een verschil in professionele cultuur worden geduid. Boze
tongen mopperen wel eens over “mutual admiration societies” maar dit kan ten hoogste een gedeeltelijke verklaring vormen voor de
hoge scores van sommigen.
Publiceren gaat vooraf aan geciteerd worden, zodat ouderen in citatietoppen in het voordeel zijn. De gemiddelde leeftijd van de dertig
hoogstgeplaatsten in de publicatietop-40 is ruim 44 jaar. De citatietop-30 is met ruim vijftig jaar gemiddeld zes jaar ouder. Desondanks zijn
ook jongere onderzoekers erin geslaagd door te dringen tot de citatietop.

De gebruiksaanwijzing
Niet alleen de citaties, maar ook de spelregels van de top bepalen de uitkomsten. De citatietop wordt samengesteld volgens
spelregels die door CentER zijn opgesteld.
Net als vorig jaar worden de bestanden Science Citation Index en Social Sciences Citation Index uit het databestand Web of
Science van Thomson ISI gebruikt. In tegenstelling tot de publicatietop, kon voor de citatietop ook geteld worden uit de Arts &
Humanities Index. Hierdoor zijn de subdisciplines evenwichtiger vertegenwoordigd.
Als datum voor de aanstelling van de getelde economen is gezet op 1 juni 2004. Het telvenster loopt van 1998 tot en met
2002, dus er worden citaties geteld in tijdschriften die in deze periode verschenen. Deze citaties mogen op hun beurt verwijzen
naar publicaties uit de periode 1987-2002.
Het telvenster verschuift: ieder jaar komt er een teljaar bij en gaat er een teljaar af. Hierdoor hebben oudere onderzoekers niet
per se meer kansen dan jongere onderzoekers. Dan is er de vraag van wie de citaties worden geteld. De deelnemende
universiteiten kunnen zelf namen indienen. De zes grote faculteiten (EUR, RUG, UM, UvA, UvT, VU) leveren elk twintig namen
aan en drie kleinere faculteiten (TUE, UU, WAU) elk vijf. De faculteiten van Nijmegen en Twente doen ditmaal niet mee, zodat
het aantal instituten op negen komt. Dit levert een groslijst van 133 te tellen economen op. 1 Sommigen van hen hebben ook
niet-universitaire affiliaties. Die staan niet vermeld doordat de niet-universitaire onderzoeksinstellingen hebben afgezien van
deelname aan de toptelling. De onderzoekers zijn in de gelegenheid geweest de selectie van hun citaties te corrigeren, zodat
van complete citatielijsten de impact werd bepaald.
Universiteiten kunnen eigen keuzes maken bij het invullen van hun quota. Voor de publicatietop en de citatietop worden
verschillende lijsten aangeleverd, omdat de universiteiten verschillende economen als kanshebbers zien voor de verschillende
toppen. Sommige universiteiten nomineren alleen voltijders, zodat bijvoorbeeld hoogleraren met een deeltijdaanstelling buiten
de boot vallen. De kandidaten moeten aan een Nederlandse universiteit zijn gepromoveerd, of elders zijn gepromoveerd maar
momenteel voor meer dan vijftig procent zijn verbonden aan de Nederlandse universiteit.
Waar in het bovenstaande over universiteiten wordt gesproken, gaat het meestal om faculteiten of vakgroepen economie.
Onderzoekers van andere faculteiten of vakgroepen komen alleen in beeld als daarvoor binnen het quotum ruimte wordt
gemaakt. Ook dit kan per universiteit verschillen, zodat een hoogleraar economie aan een faculteit sociologie in de ene stad
wel wordt meegeteld en een hoogleraar economie aan een faculteit bedrijfskunde in een andere stad niet. Onderzoekers die
recentelijk van universiteit zijn gewisseld, vallen tussen wal en schip als noch hun oude, noch hun nieuwe universiteit hen
voordraagt voor telling.
De volgorde van de geciteerde auteurs maakt niet uit, zodat het alfabet geen rol speelt. Wel wordt gecorrigeerd voor
zelfcitaties: deze zijn niet meegeteld. Wel zijn citaties van eventuele co-auteurs meegeteld, omdat het uitfilteren daarvan erg
gecompliceerd is. De totaalscore is een ongewogen optelling van alle citaties van werk van de betreffende auteur, exclusief
zelfverwijzingen.

tabel 2 Richard Tol is met zijn 35 jaren de jongste citatietopper, maar ook anderen die zijn geboren in de jaren zestig worden goed
aangehaald. De enige vrouwelijke onderzoeker in de top is Helena Nusse uit Groningen. Aangezien zij niet in de publicatietop stond, kan
worden aangenomen dat zij minder vaak, maar wel met grote impact publiceert. Inderdaad publiceerde ze diverse veelgeciteerde artikelen
in 1989, 1992 en vooral in 1994, zodat ze voorlopig wel in de toplijst zal blijven.

Tabel 2. Internationale citatie-tipparade 2002
Plaats
2005
1
2
3
3
5
5
7
8
8
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10

naam
C.A.M.F. Claessens
E.E.C. van Damme
D.J.C. van Dijk
M. Wedel
H.H. van Ark
P. Nijkamp
F.G.M. Pieters
J.K. Goeree
R. Paap
R.J.M. Alessie
H.G.Barkema
E.J. Bartelsman
J.C.J.M. van den Bergh
M.A. Carree
H.W.A. Dietzenbacher
S.C.W. Eijffinger
J.F. Francois
J. de Haan
P.S.H. Leeflang
J. Oosterhaven
E.C. Perotti
J.M. Schumacher
G. Sierksma
R.S.J. Tol
H.H.G. Verspagen
A. van Witteloostuijn
C.C.P. Wolff

affiliatie
UvA
UvT
EUR
RuG
RuG
VU
UvT
UvA
EUR
UU
UvT
VU
VU
UM
RuG
UvT
EUR
RuG
RuG
RuG
UvA
UvT
RuG
VU
TUE
RuG
UM

geslacht geboortejaar
m
1959
m
1956
7
m
1971
5
m
1957
5
m
1960
4
m
1946
4
m
1955
3
m
1966
2
m
1969
2
m
1958
1
m
1957
1
m
1960
1
m
1965
1
m
1968
1
m
1958
1
m
1953
1
m
1961
1
m
1960
1
m
1946
1
m
1945
1
m
1961
1
m
1951
1
m
1945
1
m
1969
1
m
1966
1
m
1960
1
m
1958
1

score
9

De tipparade
De tipparade moet worden geïnterpreteerd als de toplijst van citaties in het jaar 2002 naar publicaties uit datzelfde jaar. Met andere
woorden: het gaat hier niet om citaties naar recente publicaties, maar om relatief recent citatiegedrag. Wie in het jaar 2002 veel is
aangehaald, zal goede kansen hebben voor de citatietop 2006, die als telvenster de jaren 1999-2003 heeft. Het omgekeerde zien we bij
bijvoorbeeld Lans Bovenberg, die wel hoog in de top, maar geheel niet in de tipparade staat.
Het beeld onderaan de tipparade is niet erg eenduidig. De posities tien tot en met dertig zijn feitelijk een gedeelde tiende plaats, waarbij
de plaatsen op alfabetische volgorde zijn toegewezen aan de onderzoekers met één citatie. Dit doet niet af aan de hogere regionen van de
tipparade, waarin Stijn Claessens en Eric van Damme schitteren. Bart van Ark staat op de vijfde plaats met stip genoteerd. Hij ontbrak in
de publicatietop en staat niet in de citatietop, maar werd in 2002 dermate vaak geciteerd dat de kans groot is dat hij volgend jaar in de
citatietop opduikt. tabel 3 Peter Nijkamp is een stabiele topper: bovenaan de publicatietop, op plaats drie in de publicatie-tipparade,
achtste in de citatietop en zesde in de citatie-tipparade.

Tabel 3. Top-9 instellingen, 1998-2002

1
2
3
4
5
6
7
8
9

Instituut
Universiteit van Tilburg
Universiteit van Amsterdam
Wageningen Universiteit and Researchcentrum
Universiteit Maastricht
Vrije Universiteit
Erasmus Universiteit Rotterdam
Rijksuniversiteit Groningen
Technische Universiteit Eindhoven
Universiteit Utrecht

score
1319
868
772
633
619
613
551
257
115

a Gecorrigeerd voor aantallen vte’s.

Topinstellingen
Het zal weinigen verrassen dat de Universiteit van Tilburg ook de citatietop aanvoert. Met negen vertegenwoordigers, waarvan zes in de
top-15, staat Tilburg met afstand op nummer één. De Universiteit van Amsterdam is tweede en daarna komt Wageningen Universiteit en
Researchcentrum. In vergelijking met de publicatietop valt op dat Wageningen twee plaatsen hoger staat, de Erasmusuniversiteit scoort
daarentegen een zesde plaats in de citatietop tegen een tweede plaats in de publicatietop. De Universiteit Maastricht maakt de
omgekeerde beweging, van een zevende plaats in de publicatietop naar een vierde plaats in de citatietop. 2 Beide bewegingen kunnen
zijn veroorzaakt door de vertraging van publicaties naar citaties en door verschillen in de citatiescores van de publicaties. Conclusies
dienen dan ook met behoedzaamheid te worden getrokken.
Voor de institutentop van volgend jaar mag op grond van de tipparade worden verwacht dat de UvT haar koppositie ruimschoots zal
behouden. De RuG en de UvA zullen waarschijnlijk iets stijgen. De tweede plaats in de publicatietop van de EUR vertaalt zich nog niet in
de citatie-tipparade.

Conclusie
Aangezien dit de eerste citatietop in jaren is en de telmethode op onderdelen is veranderd, ontbreekt het zicht op eventuele trends. Wel
bevestigt Tilburg bevestigd zijn stevige koppositie in het Nederlandse economenlandschap. Verder zien we dat jong en oud evenveel
worden geciteerd en dat niet iedereen die veel publiceert ook veel wordt aangehaald. De wedstrijd om de aandacht is zichtbaar in
schokkend lage percentages artikelen die überhaupt worden geciteerd (Van Dalen & Klamer, 2001).
De telmethode wordt in mei geëvalueerd. Voor suggesties en opmerkingen houden CentER en de redactie zich aanbevolen. n
Fieke van der Lecq
Literatuur
Van Dalen, H.P. & A. Klamer (2001) Leidt concurrentie tot verspilling? ESB, 22 juni 2001, 532-534.
Reitsma, A. & S.G. van der Lecq (2001) Nieuwe top, oude toppers. ESB, 19 januari 2001, 59-61.

1 Groot is voorgedragen door UM en UVA en Bleichrodt is voorgedragen door EUR en UvA.
2 Hierbij is de Radboud Universiteit Nijmegen genegeerd, omdat deze niet meedoet in de citatietop.

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur