Ga direct naar de content

Waterverontreinigingsheffing

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 16 1980

Fisconomie
Natuurlijk zou nog een veel verdere
en vrij grote – stap gezet kunnen
worden, n.l. een collectieve aanslag, hetzij voor deze waterleidingbedrijven,
hetzij voor de gemeenten, als collectieve
representant van de burgers. Deze organen moeten de heffing dan uiteraard
doorberekenen. Hoewel er binnen de
Commissie leden zijn, die in de toekomst
bereid zouden zijn deze collectivering te
aanvaarden en zelfs uit vereenvoudigingsoogpunt zouden toejuichen, achtte
de Commissie in meerderheid de contraargumenten te groot.
Dit brengt mij op een algemeen aspect
van het rapport. De Commissie heeft
vooral – gebruik makend van de grote
en veelzijdige expertise binnen de Commissie -een analyse gegeven van de verschillende mogelijkheden en de daarbij
denkbare pro- en contraargumenten.
Zij die beleid bepalen, kunnen daarmede
blijvend hun voordeel doen, ook al zijn
zij het met de aanbevelingen niet eens.
Weergave van meerderheids- en minderheidsstandpunten past hierbij. In de
meer technische materie van het heffingssysteem voor de bedrijven blijkt van
verschil in appreciatie van mogelijke vereenvoudigingsvoorstellen.
Ter handhaving van de opbrengst betekent realisatie van deze voorstellen wil
een verschuiving van lasten binnen de
bedrijvensector, m.n. naar continubedrijven, in het algemeen dus grotere bedrijven en naar de huishoudelijke vervuilers.
Als vernieuwende elementen behandelt de Commissie uitvoerig de in actualiteit toenemende problematiek van het
zelf gaan zuiveren door grote bedrijven,
waardoor capaciteit wegvalt en de lasten
voor de achterblijvenden groter kunnen
worden. Tevens wordt ingegaan op de
mogelijkheid van een nieuwe categorie
betalers, n.l. de gemeenten die een gemengd rioleringssysteem hebben, zodat
regenwater samen met afvalwater wordt
afgevoerd op de zuiveringsinrichting.
Het wordt, onder bepaalde voorwaarden, billijk geacht dat deze gemeenten
een bijdrage leveren, b.v. ter dekking van
de kapitaallasten van de (extra) regenwatercapaciteit van de zuiveringsinstallatie. Ten slotte heeft de Commissie zich
met levende vraagstukken op het terrein
van de heffing en de invordering beziggehouden. Voor afschrijving van de heffing
bij degenen die niet kunnen betalen,
wordt samenwerking met ‘s rijksontvanger bepleit.

Waterverontreinigingsheffing
PROF. DR. J. H. CHRISTIAANSE

Deze bijdrage is een samenvatting vali
het rapport van de Commissie Verontreinigingsheffing, uitgebracht aan de
Unie van Waterschappen 1). Het rapport
vindt zijn oorzaak in het feit, dat de waterschappen in Nederland een unieke
taak hebben gekregen ten aanzien van de
bewaring en het herstel van de kwaliteit
van grote delen van het oppervlaktewater in Nederland. Deze taak is tot nu toe
met duidelijk zichtbare resultaten verricht, mede met behulp van zuivenngsinstallaties, die een vertrouwd beeld zijn
geworden. Zoals uit recente berichten,
b.v. uit Lekkerkerk, blijkt is er een voorsprong op de bodemverontreiniging.
De laatste tijd is op een breed terrein
grote aandacht ontstaan voor wat ik in
een algemene term ,,de aanvaardbaarheid” van de belastingen en heffingen in
ons land zou willen noemen. Ik herinner
op algemeen belastingterrein aan de behoefte van de gemeenschap aan z.g. reparatiewetgeving en fraudebestrijding,
maar ook aan de voortdurende discussie
over de hoogte van de belastingdruk bij
de burgers. Ook het heffingssysteem om
de kosten van het waterkwaliteitsbeheer
te bestrijden geeft bij burgers en bedrijven voortdurend reacties.
Het bestuur van de Unie van Waterschappen heeft in 1977 vorm gegeven
aan haar specifieke, initiërende verantwoordelijkheid, ook en mede op het terrein van de waterverontreinigingsheffing, door de Commissie Verontreinigingsheffing in te stellen. Uiteraard gold
daarbij een aantal uitgangspunten, maar
de Commissie had voldoende vrijheid
het bestaande heffingssysteem te toetsen
op maatschappelijke aanvaardbaarheid
en mogelijkheden tot vereenvoudiging.
Lag de-strikte opdracht wellicht sterk in
het algemeen fiscale vlak, de brede samenstelling van de commissie waarborgde een totale heroverweging van het heffingssysteem.
Uitgangspunt was dat de vervuilers
verantwoordelijk dienen te blijven voor
de kosten van de oppervlaktewaterverontreiniging. Het rapport vat het principe ,,de vervuiler betaalt” als het algemeen leidende beginsel op voor de bekostiging van dit overheidsbeleid. Kosten van de overheid voor de bestrijding
van de waterverontreiniging dienen dan

ook op de vervuilers te worden verhaald.
Op deze wijze wordt ook de financiering
en de taakuitoefening van het waterkwaliteitsbeheer functioneel gegarandeerd.
Het doorschuiven van de lasten naar de
algemene middelen, derhalve totale financiering uit de belastingopbrengst,
past dan ook in geen enkel opzicht bij
deze zienswijze.
Natuurlijk zijn er binnen dit uitgangspunt nuanceringen mogelijk – het r a p
port geeft er ook blijk van – om meer
algemene taken, ook ten aanzien van
voorbereiding en uitvoering, wèl uit de
algemene middelen te financieren alsook
in bijzondere omstandigheden bijdragen
van het rijk te ontvangen. Maar deze
nuanceringen tasten het uitgangspunt
niet fundamenteel aan.
Deze zienswijze gaat op voor alle vervuilers, dus niet alleen voor de bedrijven,
maar ook voor de particuliere huishoudens. Ook de laatste dienen als een belangrijke categorie vervuilers in het heffingssysteem betrokken te blijven. Algemene fiscale uitgangspunten, zoals een
billijke en redelijke lastenverdeling en de
doelmatigheid en inzichtelijkheid van
het systeem, hebben de Commissie er wel
toe gebracht aan te bevelen, dat op dit
terrein van de verontreinigingsheffing
van de burgers (en de bedrijfjes) een
nogal ingrijpende wijziging wordt overwogen, n.l. dat de waterverontreiniging
voor woningen bepaald gaat worden op
basis van het waterverbruik. Het huidige
forfait roept, ondanks de mogelijke verzachting voor éénpersoonshuishoudens,
de kritiek op, dat onvoldoende rekening
gehouden wordt met het werkelijke aantal bewoners en de daarmee samenhangende vervuiling. De Commissie meent
dat met het waterverbruik als basis de
benadering iets minder grof wordt, terwijl toch de relatie met de vervuiling gehandhaafd blijft en de maatschappelijke
aanvaardbaarheid wordt vergroot. Het
zonder meer afstemmen van de heffing
op het aantal bewoners betekent te hoge
perceptiekosten. Als verbetering – hetgeen ten dele een bevestiging is van wat
reeds gebeurt – wordt voor de korte termijn aanbevolen de heffing zoveel mogelijk te innen door deze mee te laten liften op de nota’s van nutsbedrijven, bij
voorkeur van het waterleidingbedrijf.

J. H. Christiaanse

1) Het rapport (108 blz.) is aldaar verkrijgbaar: Alexander Gogelweg 8, Den Haag.
Voorzitter was prof. dr. J. H. Chnstiaanse;
verder maakten, naast deskundigen uit de
waterschapswereld e.d., drs. H. M. van de Kar
en mr. drs. H. P. A. M. van Arendonk, beiden
verbonden aan de Erasmus Universiteit, deel
uit van de Commissie.

Auteur