Ga direct naar de content

Welzijn te koop?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 16 1980

Bram Peper

Het ziet ernaar uit dat een sombere
kijk op de toekomst aan eerbiedwaardigheid begint te verliezen. Kon kortgeMen een verwijzing naar de eindigheid
der grondstoffen, de milieuvervuiling en
de armoede in de derde wereld nog rekenen op instemming, wie nu met enige
zorg de toekomst beziet wordt bijgezet in
de snel groeiende rij van ,,doemdenkers”. ,,Doemdenken” begint ,,uit” te
raken. Nog onlangs schreef Pen – nooit
te beroerd voor een tegendraadse opmerking – een fraai artikel voor dit blad,
waarin hij met kracht van argumenten
aantoonde dat wij het nog nooit zo goed
hadden gehad 1). De sombere jaren
zeventig brachten groei o p bijna alle
Toch behoeft men geen depressieve
persoonlijkheid te zijn o m vast te stellen
dat de vooruitzichten somber zijn, dan
wel dat op zijn minst bij velen het gevoel
bestaat dat er weinig uitzicht is op-watdansok. Een optimistische opstelling
kan al snel rekenen op een neerdrukkend
commentaar. Het ontwerp-verkiezingsprogramma van d e PvdA Weerwerk is
zo’n optimistisch programma; het legt
zich niet neer bij de groeiende werkeloosheid, wil in vier jaar 300.000 nieuwe
banen scheppen en ,,kiestw voor een
groeidoelstelling van 2%. Het programma gaat keuzen niet uit de weg, stelt d e
werkgelegenheid als eerste prioriteit, de
collectieve sector als tweede en daarna
pas de koopkrachthandhaving. Duideb lijke keuzen en -wat misschien belang’ rijker is – een geest van niet-bij-de-pak! ken-neerzitten. Van der Geest geeft echter aan zijn commentaar o p Weerwerk
r de veelzeggende titel ,,Weer geen werk”
j mee 2). Van der Geest zal zich zelf geen
I ,,doemdenker9′ noemen, maar eerder een
/ ,,realistw.Als er een verband bestaat tusk sen de ,,geest van de tijdwende gang van
de economie, dan overstemmen de ,,reaiisten” het enkele optimistische geluid
i dat zich tegen het ,,doemdenkenw afzet
l ruimschoots.
De oorzaken van dit gebrek aan maatschappelijke spankracht en inventiviteit
liggen waarschijnlijk veel dieper. Wat
weleens wordt aangeduid als de crisis in
de verzorgingsstaat heeft hier veel mee
te maken. Het gaat hier om een verschijnsel van afnemende maatschappelijke samenhang. Het beroep o p gemeenschapszin, solidariteit en onderlinge
hulpverlening heeft plaatsgemaakt voor
een onafzienbare rij van instituties, ort

t

ESB 2-7-1980

ganisaties en beroepskrachten (professionals) aan wie de zorg voor het lot van
mensen en groepen is opgedragen. Beleidsmatig heeft dit geleid tot een zodanige fragmentatie van bestuur en politiek
dat niemand meer enig overzicht heeft,
dat fundamentele, d.w.z. heel simpele
vragen naar het waarom van bepaalde
opl&singen niet meer worden gesield 3).
De middelpuntvliedende werking van de
slagwoorden waarmee d e verzorgingsmaatschappij kan worden gekwalificeerd: verkokering, fragmentatie, professionalisering en atomisering, vraagt
om reïntegrerende krachten en gedachten. In dit opzicht is het verheugend dat
er de laatste jaren zoveel wordt geschreven over de verzorgingsstaat. Hiermee is
een ideologische heroriëntatie in gang
gezet, die een noodzakelijke voorwaarde
vormt voor het vinden van oplossingen.
Want het is duidelijk dat wij – welke
politieke signatuur men ook heeft -niet
door kunnen gaan o p d e weg van wat
men zou kunnen noemen: de erosie van
maatschappelijke samenhang. Er moeten weer verbindingen worden gelegd
tussen de bijna exclusieve, introverte
oriëntatie o p het eigenbelang, de eigen
beroepsgroep èn wat zich elders in de
maatschappij afspeelt.
Stimulerend vond ik de lezing van het
boek van de filosoof Hans Achterhuis:
De markt van welzijn en geluk 4). O p een
onconventionele manier geeft hij een inzicht in de overspannen professionalisering die zich in het welzijnswerk en de gezondheidszorg heeft voltrokken. De
strekking van zijn betoog gaat verder
Jan deze sectoren. Zich baserend o p
schrifturen van Illich, K. Marx en Foux u l t , laat hij zien hoe gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, zorg o m de
medemens en solidariteit zijn ,,overgehagen” aan hulpverleners van allerlei
;lag die vaak een nauwelijks aanwijsbare
3ijdrage leveren aan de oplossing van d e
3roblemen waarvoor zij zijn ingeroepen.
De psychotherapie kan hier als één van

de vele, actuele voorbeelden gelden. Zo
kan men zich – ander voorbeeld – in
gemoede afvragen of d e instrumentering
van de nieuwe Arbeidsomstandighedenwet (met zijn diensten en commissies)
niet veel te ver afstaat van de verantwoordelijkheid die mensen in de onderneming zelf zouden moeten nemen (krijgen) voor het wel en wee van hun collega’s. Wie o m allerlei redenen de instroom in de WAO zou willen beperken
of terugdringen, zal in de onderneming
de verantwoordelijkheid van de werknemers voor het personeelsbeleid veel
zwaarder gestalte moeten geven.
Achterhuis heeft met zijn boek -dat
ik hier slechts kan signaleren – een bijzonder belangrijke bijdrage geleverd aan
de zo noodzakelijke discussie over het
karakter van de problemen van onze
maatschappij. Hij heeft niet geschroomd
bepaalde taboes die o p het denken over
maatschappij en welzijnswerk liggen te
doorbreken. Want ook die taboes behoren bij d e stagnatie die het denken en
doen m.b.t. de verzorgingsmaatschappij
begeleiden. Eén taboe heeft deze medewerker aan het Andragogisch Instituut
laten liggen, nl. de zinvolheid van een
aparte universitaire andragogische opleiding, terwijl deze heel zinvol in bestaande
studierichtingen had kunnen worden
opgenomen.

I) Zijn artikel Conflicterende doelstellingen,

ESB, 19/26 december 1979, ook verschenen
in: L. v. d. Geest (red.), De geronnen maarschappij Amsterdam, 1980, blz. 82-102.
2) ESB, 18 juni 1980, blz. 697
3) De twee beste artikelen die ik het laatste

aar over problemen van de verzorgingsmaatxhappij heb gelezen zijn: J. A. A. van Doorn,
Dvewragingvan beleid, Beleiden Maarschapsij. februari 1980, blz. 39-49en C. J. M. Schuyt,
De fragmenteringvan bestuur en beleid in de
{erzorgingsstaat, in: J. K. M. Gevers en R. J.
n ‘t Veld (red.), Planning als maarschappe’ijke vormgeving, Deventer, 1980, blz. 33-45.
I) Baarn, 1980; zie ook het interview met
4chterhuis in het Welzijnsweekblad, 20 juni
1980. blz. 13-15.

Auteur