Voorspellen
Economen worden door de buitenwereld gezien als
mensen die behoren te weten waar het met onze economic naar toe gaat. Die moeten weten of de rente
gaat stijgen of dalen, of de werkloosheid toeneemt of
niet, hoe het met de investeringen zal gaan, hoe de
Duitse economic de hereniging der beide Duitslanden gaat verwerken, enzovoort enzovoort. Economen
worden dus geacht te kunnen voorspellen.
Afgaande op de vele mopjes die over economen de
ronde doen, menen anderen dat ze daar niet erg goed
in slagen. Luister maar eens naar een voordracht van
een willekeurige Amerikaanse econoom. Volgens
goed Amerikaanse traditie begint de voordracht met
een grapje, wordt er halverwege nog een gemaakt en
eindigt de voordracht weer met iets leuks. Die mopjes
gaan meestal over de chaos die economen teweegbrengen, of over het feit dat economen er bij gebrek
aan succes maar toe zijn overgegaan om het verleden
te voorspellen in plaats van de toekomst.
In Nederland ligt het wel wat anders. Nederlanders
hebben minder uitgesproken opvattingen over economen. Ik vermoed dat dit komt omdat Nederland veel
minder in de openbaarheid tredende economen
heeft. De ‘public exposure’ van de Nederlandse economen is dus beperkter. Er worden minder uitspraken gedaan en wie zich niet uitspreekt kan ook niet
de plank misslaan.
Voorspellen is moeilijk om drie redenen. De eerste
heeft te maken met onze kennis van de werking van
de economic. De tweede met het niet voorspelbaar
zijn van sommige ontwikkelingen, en de derde met
het voorspelproces zelf. Over het eerste krijgen economen les op de universiteit, aan het tweede (exogene gebeurtenissen van buiten af) valt niets te doen,
maar aan het derde wordt geen aandacht besteed terwijl dat wel zou moeten.
Ik meen dat er bij het voorspellen door economen
juist veel fout gaat omdat er in het voorspelproces
veel fout gaat. In essentie is het probleem dat de
meeste voorspellers al teveel belast zijn voor ze aan
hun voorspelling beginnen. De meesten van ons hebben al, voor we goed gaan nadenken, een bepaald
scenario in het hoofd. Dat scenario wordt wel gevormd op basis van waargenomen feiten, maar er zijn
altijd feiten die niet in een scenario passen, zodat we
altijd gedwongen worden een keuze te maken. Pas
als er erg veel feiten niet meer in het scenario passen,
wordt het bijgesteld en kan het nieuwe scenario weer
een tijdje mee. Voorbeeld: we stappen over van de
opvatting dat de Amerikaanse economic aan een ‘soft
landing’ bezig is (een jaar geleden een heel populair
scenario) op de opvatting dat de Amerikaanse economic in een recessie is.
Soms stopt het echte nadenken al een fase eerder en
bestaat er over het te voorspellen fenomeen een diep
gewortelde opvatting die de uitkomst van de voorspelling al grotendeels vastlegt. Het kan bij voorbeeld
zijn dat iemand eigenlijk altijd optimistisch is over de
Amerikaanse economic (dynamiek van de maatschappij, permanente bestedingsdrang van de consument),
of altijd pessimistisch is over de Britse economic (al-
ESB 24-7-1991
tijd hoge inflatie, allemaal vergane
glorie). Zo’n grondhouding bepaalt
dan de verwachtingen voor de betreffende economic, of er nog hoogof laagconjunctuur is.
Als gebruiker van andermans voorspellingen heb je na een tijdje wel in
de gaten met welk type voorspeller
je van doen hebt: A is altijd negatief
over Japan, naar hem luister ik dus
niet meer; B zit nu al drie jaar op het
scenario van dalende inflatie in
Duitsland, haar volg ik dus ook niet
meer; C heeft steeds de recessie in
de VS ontkend, naar zijn verhalen
kijk ik niet meer. Als je de ‘bias’ van
de voorspeller kent zijn de voorspellingen zelf voorspelbaar en dus oninteressant geworden. De uitkomst staat immers al vast;
alleen het verhaal meet er nog bij geschreven worden. (De gebruiker van voorspellingen moet overigens ook wel zijn eigen ‘bias’ kennen: misschien luistert hij wel heel selectief!)
Wat je eigenlijk zoekt is een voorspeller die iedere
week weer met een leeg blaadje begint, die open
staat voor de verschillende modellen die het verloop
van een economic kunnen verklaren, en die alle feiten een faire kans geeft. Zulke voorspellers zijn zeer
schaars. Wie zelf voorspelt weet hoe moeilijk het is
om zonder vastliggende noties over een economie na
te denken. Ik praat dan nog maar niet over de vele
voorspellers, wier denken wordt geconditioneerd
door de belangen die zij vertegenwoordigen (politieke belangen, bedrijfsbelangen, enzovoort)
Ik ken een voorspeller, die in de buurt van het ideaal
van de echte waardevrije voorspeller komt. Hij is een
‘Wall Street economist’ en zijn afnemers zijn beleggers. Zijn naam is Edward Hyman en hij is een van de
meest open, creatieve en tevens bescheiden economen die ik ken. Hyman is iedere week weer bereid
om zijn verwachtingen bij te stellen, als nieuwe cijfers, nieuwe historische verbanden, of nieuwe theoretische inzichten daartoe aanleiding geven.
Is dat niet vervelend, iemand die iedere keer weer
van mening kan veranderen? In het geheel niet! Integendeel zelfs: al vele jaren achtereen wordt Ed Hyman verkozen tot ‘Wall Street’s most popular economist’ in de poll die het blad Institutional Investor
organiseert. De gebruikers van zijn werk vinden het
heerlijk om nu eens een econoom te volgen, die niet
alles al van te voren weet.
Omdat van economen verwacht wordt dat zij kunnen
voorspellen, zou het voorspellen ook geleerd moeten
worden op de universiteit. Wordt de voorspelling niet
te sterk bepaald door extrapolatie van de meest recente cijfers? Zit de voorspeller niet te veel vast aan vastgeroeste noties? Is het gehanteerde model nog wel valide? Is de voorspeller mentaal in staat zijn mening te
herzien en toe te geven dat hij er naast zat? Aan het
voorspellen van de economie zit meer vast dan economie alleen.
J.J. van Duijn