Ga direct naar de content

Voor begrijpen ongelijkheid is economisch-historisch besef nodig

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 4 2024

Het nieuwe boek van Branko Milanovic Visions of Inequality – From the French Revolution to the End of the Cold War biedt relevante economisch historische inzichten om de hedendaagse discussie over ongelijkheid te begrijpen.

Door gebruik te maken van nieuwe gegevens en methoden liet Thomas Piketty (2014), leunend op het werk dat hij met tal van medeauteurs heeft geschreven, zien dat de economische ongelijkheid in de twintigste eeuw eerst daalde, maar de afgelopen veertig jaar weer is gestegen. Piketty’s ideeën vonden snel zijn weg naar politici, beleidsmakers en het brede publiek – het boek werd zelfs een wereldwijde bestseller.

Deze nieuwe aandacht voor economische ongelijkheid lijkt echter te zijn ontstaan in een intellectueel vacuüm, waarin er weinig aandacht is voor hoe het economische denken over ongelijkheid zich in de afgelopen eeuwen heeft ontwikkeld. Zo vertelde Piketty in een interview met Isaac Chotiner (2014) nooit het werk van Karl Marx te hebben gelezen. Maar ook in het bredere recente wetenschappelijke werk over ongelijkheid valt op dat er nagenoeg geen referenties naar werk van voor de Tweede Wereldoorlog voorkomt terwijl de methode die gebruikt wordt – het afleiden van ongelijkheid uit belastinggegevens – reeds door Marx (2004, Hfst. 25) in 1867 evenals door Bernstein (1993) in 1899 en vele anderen werd gebruikt.

Historische Ontwikkeling van het Denken over Economische Ongelijkheid

In Branko Milanovic zijn recente en uiterst leesbare boek Visions of Inequality – From the French Revolution to the End of the Cold War (2023) wordt deze intellectuele leemte gevuld. Milanovic schetst namelijk hoe het economische denken over ongelijkheid zich in de afgelopen driehonderd jaar heeft ontwikkeld. Hij doet dit aan de hand van een zestal economen – van Quesnay in de achttiende eeuw, via Ricardo in de negentiende eeuw tot aan Kuznets in de 20ste eeuw – en een mengelmoes van naoorlogse economen waaronder de Groningse hoogleraar Jan Pen. Voor elk van deze economen schetst hij een beknopte biografie, geeft hij het tijdsbeeld (met name voor wat betreft ongelijkheid) en beschrijft hij hun opvattingen over ongelijkheid.

Er zijn ook anderen geweest die over ongelijkheid hebben geschreven (denk bijvoorbeeld aan Gini, Lorenz en Atkinson), maar de selectie is gebaseerd op Milanovic’s opvatting dat een grondige studie van economische ongelijkheid ten minste drie elementen moet omvatten: een verhaal, een theorie en empirisch bewijs. Het verhaal biedt een bredere maatschappelijke visie weer waarin de theorie zich afspeelt. De theorie is het logische bouwwerk dat het verhaal onderbouwt, en de empirie levert het bewijs voor de theorie en haar verhaal. Als een van de drie elementen ontbreekt, volgt volgens Milanovic een onvolledige studie naar economische ongelijkheid.

Langs de verschillende economen gidst Milanovic de lezer door de ontwikkeling van het economische denken over ongelijkheid. Door elk van de economen binnen zijn eigen tijdskader te plaatsen en vanuit dat beeld economische ongelijkheid te analyseren – Milanovic tracht de econoom in kwestie te worden en vanuit die blik naar de voor die econoom eigentijdse ongelijkheid te kijken — schetst Milanovic een beeld van de ontwikkeling van ongelijkheid zelf.

Ongelijkheid in het oog van de toeschouwer

Het beeld over ongelijkheid dat uit de empirie voortkomt is niet eenduidig. Om van de ruwe belastinggegevens tot een uitspraak over ongelijkheid te komen, zijn aannames nodig over hoe niet-gerapporteerd inkomen wordt toegewezen aan specifieke personen. Denk hierbij aan voedselbonnen en andere overheidsprogramma’s, maar ook vermogensrendement dat wel in het bruto binnenlands product opduikt maar niet in belastinggegevens vanwege belastingontwijking en -ontduiking.

Dit niet eenduidig beeld over de ontwikkeling van ongelijkheid werd recent nog eens benadrukt door het verschijnen van het artikel van Auten en Splinter (2023), waarin het naoorlogse verloop van ongelijkheid zoals voorgesteld door Piketty (2014) in twijfel wordt getrokken. Auten en Splinter laten zien dat met een reeks andere aannames dan Piketty– waarbij het niet gaat om een specifieke aanname maar juist het samenspel van verschillende aannames – de stijging van ongelijkheid veel minder lijkt te zijn dan Piketty laat zien (Matthews 2024). Inmiddels hebben veel economen zich gemengd in het debat over welke aannames juist zijn. Vooralsnog zonder eenduidig antwoord – als dat überhaupt al bestaat.

Ook in Nederland hebben we gezien dat het beeld over ongelijkheid niet altijd eenduidig is. Egbert Jongen en zijn medeauteurs toonden in 2021 aan dat de ongelijkheid in de afgelopen veertig jaar nauwelijks was veranderd. In 2024 liet dezelfde Jongen echter zien dat ongelijkheid wel degelijk was gestegen. In dit geval lag de oorzaak niet in verschillen in aannames, maar in aandacht. Waar het stuk uit 2021 vooral ging over de ontwikkeling van topinkomens (de zogenaamde 1-procent), keek het stuk uit 2024 naar verschillende groepen. Hiermee wist Jongen aan te tonen dat de ongelijkheid tussen mannen de afgelopen jaren is gestegen, maar dat de totale stijging van ongelijkheid werd afgeremd door de groeiende arbeidsmarktdeelname van vrouwen.

Milanovic richt zich op de periode tot aan het einde van de Koude Oorlog (met weliswaar een epiloog over recente ontwikkelingen), dus blijft het een open vraag hoe hij kijkt naar deze alweer nieuwe discussie over ongelijkheid. Ongetwijfeld zullen we in de toekomst meer van hem horen over deze kwestie.

Marx voor hedendaagse vraagstukken

Net als in zijn eerdere boek Capitalism Alone (2019) toont Milanovic ook in dit boek dat hij als geen andere moderne econoom het werk van Karl Marx kritisch op waarde kan schatten. In een tijd waar voor- en tegenstanders van Marx vooral verenigd zijn in het feit dat ze waarschijnlijk niet verder zijn gekomen dan de inleiding van het Communistisch Manifest, laat Milanovic zien dat het mogelijk is om de ideeën van Marx te gebruiken voor de analyse van hedendaagse vraagstukken, zoals die over economische ongelijkheid, zonder de ideeën te idealiseren of te veroordelen.

Zo laat Milanovic op een vindingrijke manier zien dat de theorie van Marx theorie over de neiging van het winstpercentage om te dalen met technologische ontwikkeling (die productie steeds kapitaalintensiever maakt en het aandeel van arbeid in de productie doet afnemen waardoor het relatieve aandeel van arbeid in het productieproces en daarmee ook de winst daalt) en Piketty’s stelling dat ongelijkheid toeneemt wanneer de rente op kapitaal hoger is dan de economische groei, logisch met elkaar verbonden zijn.

Hiermee laat Milanovic zien dat er door de geschiedenis van het denken over ongelijkheid een samenhangend verhaal loopt, die pas gezien wordt wanneer dit denken als geheel wordt belicht. Daarmee draagt dit boek op een uitstekend wijze bij aan de recente literatuur over economische ongelijkheid in de hedendaagse samenleving.

Literatuur

Auten, G. en D. Splinter (2024) Income Inequality in the United States: Using Tax Data to Measure Long-Term Trends. Journal of Political Economy.

Bernstein, E. (1993). The preconditions of socialism. Cambridge University Press.

Chotiner, I. (2014). Thomas Piketty: I Don’t Care for Marx. The New Republic.

Jongen, E.L.W., C.L.J. Caminada, N. Pouwels-Urlings (2021) Topinkomens in K. Caminada, E. Jongen, W. Bos, M. Brakel, and F. Otten. Inkomen verdeeld, trends 1977-2019, p.109–122.

Jongen, E.L.W. en H. Vethaak (2024) Stille wateren hebben diepe gronden. Universiteit van Leiden

Marx, K. (2004). Capital. Penguin Classics.

Matthews, D (2024). Do we really live in an “age of inequality”? Vox. Jan 11

Milanovic, B. (2019). Capitalism, alone: The future of the system that rules the world. Harvard University Press.

Milanovic, B. (2023). Visions of inequality: from the French Revolution to the end of the Cold War. Harvard University Press.

Piketty, T. (2014). Kapitaal in de 21ste eeuw. De Bezige Bij Amsterdam.

Auteur

  • Jochen Mierau

    Hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en het UMCG en wetenschappelijk directeur Lifelines.

Plaats een reactie