Ga direct naar de content

Veranderen van zorgverzekeraar

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 5 2008

markten
ILLU
STRATIE : L
OEK W
EIJTS

Veranderen van zorgverzekeraar
Vanaf 1 januari 2006 zijn alle Nederlanders overgegaan
op het nieuwe zorgverzekeringsstelsel. De wijziging was
ingegeven door de aanname dat de consument een perfect
rationele beslisser is en de verzekeringsmarkt perfect
competitief. In dit artikel wordt nagegaan in welke mate
consumenten van verzekeraar zijn gewisseld en waarom
zij dit hebben gedaan.
Ferdy van Beest,
Christiaan Lako,
Esther-Mirjam Sent
en Jana Vyrastekova
Docent sectie Economie;
universitair docent sectie
Bestuurskunde, hoogleraar
sectie Economie; universitair docent sectie Economie; allen aan de Radboud
Universiteit Nijmegen.
De auteurs zijn radio
Noorderlicht en Monique
Heemskerk van de GGD
Noord-Kenne­ erland
m
zeer erkentelijk voor
hun bijdrage aan beide
dataverzamelingen.

518

ESB

T

ijdens het tweede kabinet-Balkenende
wordt duidelijk dat de kosten van de
gezondheidszorg het laatste decennium
sterk zijn gestegen. Alom wordt het aan­
bod-gestuurde systeem als een van de belangrijkste
oorzaken van deze stijging beschouwd. In reactie
daarop is op 1 januari 2006 de Zorgverzekeringswet
geïntroduceerd met als doel marktwerking te com­
bineren met een goede toegankelijkheid van de
verzekering en solidariteit tussen verzekerden. In
plaats van aanbodsturing komt er vraagsturing en
concurrentie.
Het primaire idee achter dit liberaliseringsbeleid is
dat de introductie van concurrerende krachten op
een markt kosten zal besparen voor de overheid.
Tegelijkertijd moet dit beleid leiden tot kosteneffi­
ciëntie aan de aanbodzijde door sterkere competitie
tussen zittende en potentiële nieuwe aanbieders.
Deze liberalisering is gebaseerd op het principe dat

93(4542) 5 september 2008

competitie per definitie zal leiden tot efficiëntie.
Aanbieders van zorgverzekeringen gaan concurre­
ren met elkaar om verzekerden aan zich te binden.
Zorgverzekeraars krijgen de regie in de zorg en aan­
bieders gaan concurreren om contracten te verwer­
ven met zorgverzekeraars (Schut, 2006). De mate
waarin zij deze regiefunctie kunnen vervullen hangt
echter weer af van de mate waarin verzekerden hen
als zorginkopers beschouwen. Er wordt nagaan in
welke mate consumenten in Nederland van zorg­
verzekeraar zijn gewisseld en waarom zij dit hebben
gedaan. Eerst volgt een kritische beschouwing van
het huidige overheidsbeleid. Daarbij wordt begonnen
met een beschrijving van de theoretische assumpties
die daaraan ten grondslag liggen: veronderstellingen
van perfect competitieve markten. Daarbij is de aan­
dacht gericht op de volgende twee veronderstellingen
van perfecte competitieve markten: (1) consumenten
zijn in staat volledige informatie te verzamelen en
te incorporeren in hun rationele beslissing, en (2)
de goederen aan de aanbodzijde worden ervaren
als homogene goederen. Hier wordt de aandacht
gericht op het falen van deze primaire voorwaarden
(Rosenau en Lako, 2008).

Kritische beschouwing
Wanneer primair gekeken wordt naar de aanbodzijde
van de zorgverzekeringsmarkt, dan leveren collec­

tieve verzekeringen beperkingen op voor het model
van volkomen concurrentie. Bij de basisverzekering
zou het gaan om een homogeen product, waardoor
consumenten slechts hoeven te kijken naar de prijs.
Collectieve verzekeringen verschillen echter in prijs
en kwaliteit ten opzichte van individueel aange­
schafte verzekeringen voor zowel de basisverzekering
als de aanvullende verzekering. Door de introductie
van collectieve verzekeringen ontstaat er derhalve
een heterogeen product. Collectieve verzekeringen
zorgen daarnaast voor extra zoekkosten en tegelijker­
tijd voor oneerlijkheid in de perfecte competitie.
Niet iedereen kan en mag namelijk gebruikmaken
van deze collectiviteiten. Verder leidt het feit dat de
structuur van de aanvullende verzekeringen het lastig
maakt om een basisverzekering bij een maatschap­
pij te hebben en een aanvullende bij een andere
tot verdere marktsegmentatie. De centrale vraag
aan de vraagzijde van de zorgverzekeringsmarkt is
of verzekerden bij ontevredenheid over het nieuwe
stelsel overstappen naar een andere verzekeraar, ook
wel aangeduid als stemmen met de voeten (Tiebout,
1956). Als we uitgaan van rationele beslissers en
naar we nu weten een niet-homogeen product,
dienen zowel prijs (Atherly et al., 2005) als kwaliteit
(Beaulieu, 2002) meegenomen te worden als door­
slaggevende argumenten voor overstapgedrag. Maar
is dat wel zo? Wanneer consumenten zich slechts
concentreren op een aspect (prijs), leidt dit tot een
minder perfect werkende markt; zorgverzekeraars
ervaren dan een minder sterke prikkel om de kwali­
teit van hun service te garanderen.
Daarnaast speelt risicopreferentie een rol als verkla­
rende factor voor overstapgedrag (Friedman, 1974).
Risicoaverse verzekerden zouden meer overstappen.
Ze hebben een prikkel om de risico’s op een nietoptimale verzekering te voorkomen en accepteren
daardoor de zoekkosten voor een beter besluit.
Omgekeerd zullen minder risicoaverse personen
accepteren dat zij niet de meest optimale verzekering
hebben. Zij zullen de zoekkosten voor het vinden van
de optimale prijs-kwaliteitverhouding beperken. De
veronderstelling dat er sprake is van perfect rationele
besluitvorming komt daarmee op de tocht te staan.
In het resterende deel van dit artikel wordt de mate
waarin Nederlanders van zorgverzekeraar zijn gewis­
seld onderzocht. Ook wordt nagegaan waarom ze dat
hebben gedaan.

Methodologie
Enkele experimentele onderzoeken en enquêtes
zijn reeds uitgevoerd om de zorgverzekeringsmarkt
te evalueren. Lackner et al. (2007) wijzen op de
voordelen van economische laboratoriumexperimen­
ten, waarbij met name de interne validiteit gediend
is. Naast gestelde voordelen heeft experimenteel
onderzoek echter ook enkele nadelen, waaronder een
beperkte externe validiteit: de mate waarin de vast­
gestelde resultaten betrekking hebben op de gehele
bevolking (Babbie, 2007). Daarom is gekozen voor
de analyse van een online-enquête en een gezond­

heidsenquête. Die maken het mogelijk meer betrouwbare uitspraken te doen over
een populatie die te groot is om direct te meten. Daarbij worden de resultaten
van dit onderzoek nog versterkt door gebruik te maken van verschillende databa­
ses, ter versterking van zowel de interne als externe validiteit; intern (wanneer uit
meerdere bronnen dezelfde resultaten worden gedestilleerd) is de kans groot dat
daadwerkelijk gemeten wordt wat vooraf was bedoeld. Daarnaast vergroot het de
externe generaliseerbaarheid, omdat beide databases onafhankelijk van elkaar
verkregen zijn, waardoor de kans toeneemt dat de resultaten betrekking hebben
op de totale bevolking (Babbie, 2007).

Beschrijvende statistiek
Het doel van de online-enquête en de gezondheidsenquête is om de overwegin­
gen achter het overstapgedrag van consumenten dat daadwerkelijk heeft plaats­
gevonden te bestuderen teneinde dieper inzicht te verschaffen in de mate van
rationaliteit in keuzegedrag alsmede in de rol van collectiviteit, twee veronder­
stellingen waarop het overheidsbeleid is gebaseerd.
De online-enquête kon worden ingevuld op de site van Noorderlicht (noorder­
licht.vpro.nl) van 6 tot en met 19 maart 2007. Deze enquête is ingevuld door
478 participanten, waarvan 35,6 procent vrouwen. De gemiddelde invultijd lag
op ongeveer drie minuten. In 2005–2006 is 31,6 procent van de deelnemers
overgestapt van zorgverzekeraar en in 2006–2007 is dat 7,7 procent. Deze
percentages liggen iets hoger dan wat er voor de gehele bevolking geldt. In
Nederland was dat namelijk 21 procent in 2006, zes procent in 2007 en vier
procent in 2008. Als gevolg van de door de auteurs gebruikte methode, via
radio Noorderlicht waarnaar relatief veel hogeropgeleide Nederlanders luisteren,
heeft 78,3 procent van de participanten een hbo- of hogere opleiding; voor de
Nederlandse bevolking als geheel is dat 28 procent (CBS, 2008). Bij het inter­
preteren van de data dient met deze verdeling rekening gehouden te worden.
Hogeropgeleiden zullen beschikbare informatie eerder tot zich nemen, waardoor
de vertekening geen probleem oplevert voor de conclusies. Als vastgesteld zou
worden dat zelfs deze groep het zogenaamde slachtoffer wordt van de problemen
in de markt, dan zal een steekproef met lageropgeleiden naar verwachting een
nog negatiever beeld vertonen. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was
46 jaar met een standaarddeviatie van veertien jaar (normale verdeling).
Naast de online-enquête zijn data ontleend aan een gezondheidsenquête in
Noord-Holland. Het betrof een onderzoek van de toenmalige GGD NoordKennemerland, waaraan 2829 mensen hebben deelgenomen, vrijwel evenveel
vrouwen als mannen: 50,1 resp. 49,9 procent. De gemiddelde leeftijd van de
respondenten was 43 jaar met een standaarddeviatie van 12 jaar (normale
verdeling). In Noord-Kennemerland is in 2005–2006 29 procent (n = 813) van
zorgverzekeraar veranderd.

Resultaten online-enquête
Aan de hand van eerdere onderzoekingen (Kerssens et al., 2002) is voor de
online-enquête een vragenlijst ontwikkeld om te achterhalen welke argumen­
ten van doorslaggevende betekenis zijn geweest voor de beslissing om over te
stappen. De volgende variabelen zijn daarbij meegenomen (trosradar.nl, 2006):
maandelijkse premie, aanbieding van een collectief aanbod via een werkgever,
verwachting betere zorg te krijgen en ervaring met de kwaliteit van de huidige
zorgverzekeraar. Hoewel de antwoorden van ordinaal niveau zijn, gemeten op
een vijfpunts Likertschaal (tabel 1), met antwoorden van ‘nauwelijks’ tot ‘zeer
Tabel 1

Belangrijkste redenen om over te stappen naar een andere ziektekostenverzekeraar (gemiddelden).

Premie
Collectiviteiten
Service
Ontevredenheid over oude verzekeraar

2005–2006
4,22
3,30
2,43
2,04

2006–2007
4,17
3,13
2,61
2,48

Bron: noorderlicht.vpro.nl

ESB

93(4542) 5 september 2008

519

belangrijk’, kunnen de groepen op valide wijze onderling worden vergeleken. Bij
‘groepen’ kan men in dit verband bijvoorbeeld denken aan Nederlanders die
de maandelijkse premie als argument om over te stappen aangeven, maar ook
aan hen die juist service als reden noemen. In de dataset blijkt er sprake te zijn
van een positieve significante correlatie van 0,19 tussen het overstapgedrag in
2005–2006 ten opzichte van 2006–2007. Dit impliceert dat de kans groter is
dat wanneer consumenten al eerder zijn overgestapt naar een andere verzeke­
ringsmaatschappij zij dat in de toekomst nog een keer zouden doen.
In 2005–2006 bleken de maandelijkse premie en een collectief aanbod voor
de meeste mensen van doorslaggevende betekenis om over te stappen naar
een andere verzekeringsmaatschappij. Overigens blijken premie en collectieve
verzekeringen als overstapmotivatie niet gecorreleerd. Collectieve verzeke­
ringen zijn aantrekkelijker vanwege meer dan de prijs. Andere belangrijke
argumenten waren: acceptatie voor een goede bijverzekering en een betere
tandartsverzekering.
Hoewel voor 2006–2007 premie en collectieve verzekering nog steeds als
belangrijkste argumenten gelden om over te stappen, nam het belang van beide
af, zo kan worden vastgesteld aan de hand van de online-enquête (tabel 2). Dit
resultaat kan gedeeltelijk verklaard worden omdat de prijzen van producenten
onderling geconvergeerd zijn. Daartegenover is voor de verklaring van het over­
stapgedrag het belang van service en de ontevredenheid over de oude verze­
keringsmaatschappij significant belangrijker geworden dan in 2005–2006. Dit
komt overeen met de door trosradar.nl (2006) uitgesproken verwachting dat een
aantal mensen spijt heeft gekregen van hun nieuwe verzekeringsmaatschappij en
heeft gekozen om weer terug te keren bij de oude maatschappij.
Zoals eerder vermeld, blijkt uit onderzoek (Friedman, 1974) dat risicopreferentie
een belangrijke invloed kan hebben op de keuzeprocessen van consumenten.
In de enquête is derhalve het eigen risico van consumenten meegenomen als
proxy voor risicopreferentie. Uit de regressie blijkt dat er sprake is van een
significante inverse relatie tussen eigen risico dat de consument op dit moment
heeft en overstapgedrag (tabel 3). De verklaring voor deze inverse relatie is als
volgt: wanneer een consument een groter eigen risico heeft, zal hij of zij minder
snel geneigd zijn over te stappen. Met andere woorden, respon­ enten met een
d
eigen risico accepteren het risico dat ze niet de optimale verzekering hebben.
Naast eigen risico hebben leeftijd, geslacht en opleiding wel degelijk invloed,
echter individueel gemeten zijn deze factoren niet sterk genoeg om het mogelijke
gedrag te verklaren (tabel 3).

Resultaten gezondheidsenquête Noord-Kennemerland
In de gezondheidsenquête in Noord-Kennemerland zijn een groot aantal
mensen ondervraagd over hun gezondheid, hun leefgewoonten en hun medische
consump­ie. Uit dit onderzoek in Noord-Kennemerland komt eveneens naar
t
voren dat collectieve contracten een belangrijke rol spelen voor het overstap­
gedrag van consumenten; zeventig procent van de respondenten is overgestapt
vanwege een ­ ollectief aanbod van henzelf of de partner.
c
Er blijkt een duidelijke samenhang (R = 0,43): een collectief contract van een
werkgever wordt veel vaker door de overstappers als argument gehanteerd.
Degenen die niet overstappen noemen een collectief contract ook wel als reden
Tabel 2

om juist te blijven, maar ze noemen het contractar­
gument veel minder dan de overstappers.
Aan de hand van discriminantanalyse is voorts
vastgesteld dat een collectief contract van de werk­
gever of de werkgever van de partner verreweg de
belangrijkste voorspeller is van overstapgedrag Deze
bevinding komt overeen met de uitkomsten van het
onderzoek van De Jong en Loermans (2007).

Zorgverzekeringsstelsel
Het is duidelijk dat er aan de aanbodzijde geen
sprake is van homogene goederen als gevolg van het
bestaan van collectieve verzekeringen. Daarnaast is
aan de vraagzijde geen sprake van volledig rationeel
keuzegedrag. Consumenten baseren hun keuze op
slechts een aspect van het hele product, en dit
blijkt in eerste instantie de prijs (premie) te zijn. Bij
niet-homogene goederen zouden zij ook naar de kwa­
liteit moeten kijken. Daarnaast speelt risicoa­ ersie
v
een rol bij overstapgedrag. Vervolgonderzoek, zoals
marktspel-achtige experimenten, kan een bijdrage
leveren aan een dieper inzicht in gemaakte keuzes
waarom consumenten al dan niet bewust kiezen om
over te stappen.
Voor 2008–2009 zijn nog andere vragen in het
kader van de zorgverzekeringsmarkt van belang.
Hoewel in 2007–2008 het aantal overstappers zich
stabiliseert op vier procent (De Jong en Loermans,
2007), is het de vraag wat er het komende jaar zal
gebeuren. Met de verdere stijging van de premies,
het vervallen van de no-claimregeling en de invoe­
ring van het verplichte eigen risico zullen consu­
menten zich mogelijk weer meer bewust worden van
de te maken keuzes. Dit wordt versterkt doordat
een aantal zorgverzekeraars hebben gesneden in
aanvullende pakketten (NRC-Handelsblad, 2008).
Daarnaast zijn de meeste collectieve verzekeringen
afgesloten voor drie jaar, waarbij voor 2009 opnieuw
onderhandeld dient te worden. Het is dan ook
goed mogelijk dat aan het einde van dit jaar weer
meer belangstelling bij consumenten ontstaat voor
aanbiedingen van andere verzekeraars. Daar staat
tegenover dat door fusies van een aantal verzeke­
raars de keuze wat minder groot is dan een aantal
jaren geleden. Een al te grote variëteit zou zelfs
mensen weerhouden van keuzes (Schwartz, 2004).
Al met al is het derhalve de vraag of consumenten
in de toekomst conform de status quo bias nauwe­
Tabel 3

Resultaten t-toets voor gepaarde observaties (p-waarde).

Premie versus Collectiviteiten
Premie versus Service
Premie versus Ontevredenheid over oude verzekeraar
Collectiviteiten versus Service
Collectiviteiten versus Ontevredenheid over oude
v
­ erzekeraar
Service versus Ontevredenheid over oude verzekeraar
* significant op 5%, ** significant op 1%

520

ESB

93(4542) 5 september 2008

2005–2006
0,155
0,000**
0,000**
0,000**
0,000**
0,000**

2006–2007
0,122
0,026*
0,000**
0,291
0,058
0,183

Variabele

Bijdrage geslacht, leeftijd, opleiding en
eigen risico op overstapgedrag.

Beta

Significantie
(p-waarde)

Geslacht

0,000

Leeftijd

–0,073

0,130

0,050

0,294

Opleiding
Eigen risico

–0,107

R = 0,138
* significant op 5%, ** significant op 1%

0,995

0,022*

lijks meer overstapgedrag zullen vertonen, of dat
juist na afsluiting van nieuwe collectieve contracten
de markt weer in beweging komt. Toekomstige data­
verzamelingen zullen dit moeten uitwijzen. Echter,
er moet bedacht worden dat de mogelijkheid in het
nieuwe stelsel om over te stappen naar een andere
verzekeraar niet een doel op zich moet zijn, maar tot
doel heeft verzekeraars scherp te houden. Teneinde
verzekerden aan zich te binden, dienen ze scherp
in te kopen. Als een gering verloop van verzekerden
optreedt, wordt de prikkel tot het bieden van een
betere prijs-kwaliteitverhouding ook minder.

Zorgverzekeringsbeleid in discussie
Er zijn dus nogal wat vraagtekens te plaatsen bij
de mate waarin het overheidsbeleid is geslaagd.
Daarnaast zal de overheid ook moeten zorgen dat de
basisveronderstelling onder het beleid gehandhaafd
blijft. Collectieve verzekeringen zorgen bijvoorbeeld
voor marktsegmentatie, hetgeen in strijd is met een
homogeen product, bereikbaar voor iedere consu­
ment. Verder is het zo dat de aanvullende verze­
keringen van de individuele maatschappijen veelal
verbonden zijn aan de basisverzekering. Wanneer de
consument derhalve een nieuwe aanvullende verze­
kering wil afsluiten, dient dit veelal gepaard te gaan
met eveneens een overstap van de basisverzekering.
De basisverzekering wordt daarom niet langer als
een homogeen product ervaren.
Al deze aspecten beperken de competitieve krach­
ten in de markt, aangezien ze de verzekeraars een
bepaalde mate van monopoliemacht verschaffen
over het soort verzekering dat wordt aangeboden.
Immers, een volledige scheiding tussen basis- en
aanvullende verzekering brengt additionele admini­
stratieve- en zoekkosten met zich mee. Daarnaast
zorgt het acceptatiebeleid op aanvullende verzeke­
ringen voor een probleem; consumenten, voorname­
lijk oudere mensen, worden geweigerd als nieuwe
cliënt omdat ze te veel risico’s met zich meebren­
gen. Deze beperkingen zorgen echter voor een
afnemende overstapmobiliteit en daarmee voor een
lagere prikkel voor zorgverzekeraars om hun beleid
te optimaliseren rondom prijs en kwaliteit. De over­
heid zou een aantal maatregelen kunnen nemen
om de overstapmobiliteit te vergroten en daarmee
de werking van de markt als geheel te verbeteren.
De informatie is er wel maar het kost heel veel tijd
en moeite om die informatie helder op een rijtje te
krijgen. Een model gebaseerd op de virtual guardian
angel van Poiesz en Van Raaij (2008) zou kunnen
helpen, bijvoorbeeld een door de overheid verzorgde
helpdesk waar consumenten advies kunnen krijgen
over verbeteringen in hun zorgverzekering. Door De
Jong en Loermans (2007) wordt zelfs het argument
genoemd dat mensen niet weten dat ze over kunnen
stappen. Meer, maar vooral ook transparantere
informatie kan daarom een verdere bijdrage leveren
aan een betere werking van de zorgverzekerings­
markt. Recentelijk is in ESB een soortgelijk pleidooi

gehouden door Bijlsma en Pomp (2008), voor een actievere rol van de NZA op
het terrein van de bevordering van transparantie.

Slot
Voor de overstappers van 2006 bleken premie en de beschikbaarheid van col­
lectieve verzekeringen de belangrijkste verklarende factoren. In 2007 nam dit
aandeel relatief gezien af, terwijl het belang van service en ontevredenheid over
de oude verzekeringsmaatschappij toenam. Daarnaast bleek het eigen risico een
belangrijke verklarende factor voor overstapgedrag: mensen met een eigen risico
zijn over het algemeen minder snel geneigd over te stappen. Ze accepteren het
feit dat ze misschien niet de meest optimale verzekering hebben gekozen, maar
zijn niet zo risicoavers dat ze dit willen corrigeren. Daarnaast blijken collectieve
en aanvullende verzekeringen niet voor iedereen toegankelijk, hetgeen marktseg­
mentatie creëert. Als gevolg van deze bevindingen dient ernstige twijfel geuit te
worden over de veronderstellingen waarop de liberalisering van de zorgverzeke­
ringsmarkt gebaseerd is, te weten het bestaan van perfect competitieve markten
als gevolg van met name rationeel keuzegedrag aan de vraagzijde en homogene
goederen aan de aanbodzijde. Daarnaast zou de overheid een bijdrage dienen te
leveren aan de overstapmobiliteit van consumenten conform het virtual guardian
angel model.

Literatuur
Atherly, A., C. Florence en K. Thorpe (2005) Health plan switching among members of the Federal Employees Program.
Inquiry, 42(3), 255–265.
Babbie, E. (2007) The practice of social research. Belmont (USA):
Thomson Wadsworth, 11e druk, 221–284.
Beaulieu, N. (2002) Quality information and consumer health
plan choices. Health Economics, 21(1), 43–63.
Bijlsma, M. en M. Pomp (2008) Via transparantie naar kwaliteit
in de ziekenhuiszorg. ESB, 93(4541), 486–489.
CBS, Webmagazine, 14 april 2008.
Friedman, B. (1974) Risk aversion and the consumer choice
of health insurance option. Review of Economics and Statistics,
56(2), 209–214.
Jong, J. de en M. Loermans (2007) Percentage overstappers lijkt
stabiel. Dit jaar wisselt 4% van de bevolking van zorgverzekeraar.
NIVEL, Utrecht.
Kerssens, J., D.Delnoij, J.A. Verweij en E. van der Schee (2002)
De keuze van ziekenfondsverzekerden voor een zorgverzekeraar. TSG Gezondheidswetenschappen, 80(1), 35–42.
Lackner, I., M. Petri en A. Schram (2007) Keuzegedrag op de
zorgverzekeringsmarkt. ESB, 92(4508s), 22–27.
NRC-Handelsblad (2008) Basispolis: verlies van half miljard, 27
maart 2008.
Poiesz, T. en W. van Raaij (2008) Strategic marketing and the future of consumer behaviour: introducing the virtual guardian angel.
Cheltenham (UK): Edward Elgar.
Rosenau, P. en C. Lako (2008) The new Dutch health insurance
­
system. Journal of Health Politics, Policy and Law, 33, 6 (te
verschijnen).
Schut, E. (2006) Marktwerking in de zorg één jaar later. ESB,
91(4500s), 20–24.
Tiebout, C. (1956) A pure theory of local expenditures. Journal
of Political Economy, 64 (5), 416–424.
Trosradar.nl (2006) Zorgverzekering: kwart stapt over, www.
trosradar.nl/PHP/newsprint/22/1859, 2-2-2006.
Trosradar.nl (2006) Overstappers letten dit jaar op service
zorgverzekeraar, www.trosradar.nl/PHP/newsprint/30/2972,
15-11-2006.

ESB

93(4542) 5 september 2008

521

Auteurs