Ga direct naar de content

Van visie naar overleg

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 24 1993

Van visie naar overleg
De werkloosheid in de EG stevent af op 12% van de
beroepsbevolking. Steeds vaker wordt het probleem
van de langdurige werkloosheid en de lage arbeidsparticipatie in verband gebracht met de indenting van
de Europese welvaartsstaat, de slechte Europese concurrentiepositie, en de gebrekkige werking van nationale arbeidsmarkten.
Ook in Nederland wordt over deze problemen
gediscussieerd. Tijdens het ESB-congres van vorige
week bleek dat er bij de gewenste metamorfose van
de verzorgingsstaat sprake is van twee stromingen.
De regering kiest voor handhaving van de bestaande
constellatie van uitkeringsregelingen, toetredingscriteria, uitkeringsgerechtigden en uitvoeringsorganisaties. Via het inbouwen van financiele prikkels (lagere
uitkeringen, sancties) en flankerend beleid (fraudebestrijding, activerend arbeidsmarktbeleid) moet het
massale beroep op de uitkeringsregelingen ontmoedigd worden, en moeten uitkeringstrekkers tot participatie worden aangezet.
Het voordeel van deze optie is dat radicale ingrepen worden vermeden. De uitvoeringsorganisaties
kunnen stap voor stap een bijdrage leveren aan het
inbouwen van financiele prikkels en aan het flankerende beleid. De controle- en reintegratietaken zullen
slechts geleidelijk toe hoeven te nemen, en kunnen
zonodig geleidelijk aan derden worden overgedragen. Het nadeel is dat aanpassingen wellicht te traag
verlopen en niet ver genoeg gaan. Daardoor zal er
steeds opnieuw in de sociale zekerheid moeten worden gesnoeid. Daarnaast heeft het inbouwen van
financiele prikkels een vergrovende werking. De prikkel-fllosofie gaat immers voorbij aan de vraag of een
uitkeringstrekker al dan niet kan werken. De goeden
moeten onder de kwaden lijden.
De alternatieve marsroute is om bij de herinrichting van de verzorgingsstaat niet het probleem centraal te stellen (te hoge collectieve-lastendruk, te geringe arbeidsparticiatie), maar het doel: bescherming
van de zwaksten in de samenleving. Uitgaande van
dit doel ligt het voor de hand om de toetredingscriteria tot de sociale-zekerheidsregelingen aanmerkelijk
aan te scherpen. Een redelijk uitkeringsniveau voor
de echte noodgevallen, lagere collectieve lasten en
een vergroting van het arbeidsaanbod gaan dan hand
in hand.
De introductie van scherpere toetredingscriteria
vraagt wel om een radicaal andere aanpak van de
uitvoeringsorganisaties. In deze situatie wordt de controletaak met onmiddellijke ingang verzwaard, waardoor uitkeringsrechten in een vroeger stadium worden gerantsoeneerd. Aanvragers van een uitkering
krijgen eerder nul op hun rekest, en een groot deel
van de huidige WAO-ers za} alsnog geschikt bevonden worden voor de arbeidsmarkt. Dit betekent dat
naast de controletaak ook het bemiddelen van het
vergrote arbeidsaanbod sterk aan belang zal winnen.
Uiteraard mag deze rei’ntegratietaak van de uitvoe-

ESB 23-6-1993

ringsorganisaties niet doorkruist worden door beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs, pensioenen, belasting- en premiedruk, en de regulering van
de arbeidsmarkt.
Van belang is hier dat een politieke keuze voor
een van beide alternatieven grote gevolgen heeft
voor het functioneren van de uitvoeringsorganisaties,
de rol van de sociale partners daarin, en uiteindelijk
voor het functioneren van de overlegeconomie. Door
bij de herinrichting van de verzorgingsstaat te kiezen
voor de status quo plus aanvullend beleid, laat de
politick een gouden kans liggen om te komen tot een
helderder taakverdeling tussen overheid en sociale
partners. Met het SER-advies over de revitalisering
van de overlegeconomie van november vorig jaar is
zo’n nieuwe taakverdeling bespreekbaar. De sociale
partners willen graag hun invloed behouden, en zijn
in ruil bereid om mee te denken met nieuwe prioriteiten van de politick. Maar dan moet de regering wel
met heldere prioriteiten komen. In plaats daarvan stelde de regering bij het centraal overleg van afgelopen
vrijdag procedurele kwesties aan de orde als de reikwijdte van de SER-adviesplicht en de frequentie van
het overleg. Niet bepaald de knopen die samen met
de sociale partners moesten worden doorgehakt ter
versterking van het aanpassingsvermogen van de
Nederlandse economic.
De primaire taak van de politick is het formuleren
van doelstellingen. Een keuze voor de verzorgingsstaat impliceert dan een keuze voor de zwaksten in
de samenleving. Vervolgens kan in overleg met de
sociale partners worden bezien wie welke taken op
zich neemt. De sociale partners zouden dan te kennen kunnen geven dat strenge toetsing en reintegratie een grote taakverzwaring met zich meebrengt
voor de bestaande uitvoeringsorganisaties, en dat een
succesvol rei’ntegratiebeleid sterk wordt bemoeilijkt
door inconsistenties op andere beleidsterreinen.
Deze bezwaren zijn ree’el. Dat betekent echter niet
dat de keuze voor bescherming van de sociaal zwaksten dan maar moet worden ingetrokken. Veeleer zou
dan in onderling overleg moeten worden bezien of
de taak van de uitvoeringsorganisaties kan worden
ontlast, bij voorbeeld door de toetsingstaak aan derden over te dragen. Daarnaast kan het tripartite overleg juist het ideale platform bieden om beleidsinconsistenties die de arbeidsparticipatie ontmoedigen,
weg te werken. Dit houdt een sterke commitering in
van zowel de politick als de sociale partners om zonodig oude recepten los te laten en nieuwe wegen in
te slaan.
Lubbers heeft vanuit Kopenhagen laten weten dat
verdere ingrepen in de sociale zekerheid onvermijdelijk zijn. Hij heeft gelijk. Nu nog de visie om maatschappelijke steun voor de juiste ingrepen te mobiliseren.
A.R.G.J. Zwiers

Auteur

Categorieën