Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht juni

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 24 1993

u

J

u

u

.l

1J

Figuur 2. Volumegroei binnenlandse
consumptie gezinnen, % jaarmutaties
van voortschr. 12-maandsgemiddelde

Statistiek

/’ ….
…..
\ duurzame goederen

Produktie industrie

\

6

Het volume van de industriële produktie was in april, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, bijna 1% kleiner dan in maart. Deze geringe
daling volgt op een vrijwel gelijkblijvend produktievolume in maart en
een lichte stijging in februari. Hieruit
blijkt dat de industriële bedrijvigheid
in de eerste maanden van dit jaar vrij
stabiel is geweest. Vergeleken met de
periode januari-april 1992 ligt de industriële produktie echter duidelijk
lager. Over de eerste vier maanden
van 1993 kwam de daling uit op 2%.
Binnen de industriële bedrijfskiassen
werden in deze periode forse dalingen waargenomen in de rubber- en
Figuur 1. Volume produktie industrie,
seizoengecorrigeerd, 1985 = 100
125

105

,

4
\

,
,”…. ,
,1\

o

1

I
\

-2

V

-4

jmrnj sn
1989

effect van het koopdagen patroon en
de sterk teruggevallen aankopen van
personenauto’s waren hier belangrijke factoren. In maart en april werden
daarentegen stijgingen waargenomen van de binnenlandse gezinsconsumptie (steeds vergeleken met dezelfde maand van 1992). Van de
onderscheiden consumptiecategorieën lagen de bestedingen aan duurzame consumptiegoederen
over de
eerste vier maanden van dit jaar 6%
onder het niveau van een jaar eerder.
De consumptie van voedings- en genotmiddelen liet in dat tijdvak een
stijging zien van 1%. De uitgaven aan
overige goederen en diensten namen
met 2% toe.

Werkloosheid
100

frna
1993

kunststofverwerkende
industrie en
de chemische industrie. De metaalindustrie, de papier- en grafische industrie en de textiel-, kleding- en lederindustrie kenden eveneens dalingen
van het produktievolume. In de voedings- en genotmiddelenindustrie
werd een stijging waargenomen. De
aardolie-industrie gaf de sterkste
groei te zien.

Het aantal geregistreerde werklozen
kwam in de periode maart-mei uit
op 359 duizend. Dat is 12 duizend
minder dan in de periode februariapril. Dit betekent echter niet dat de
stijgende tendens van de werkloosheid nu is omgebogen. Het is namelijk in deze tijd van het jaar gebruikeFiguur 3. Geregistreerde werklozen,
driemaandsgemiddelden (x 1000)

Consumptie
Het volume van de binnenlandse
consumptieve bestedingen door gezinnen was in april 2% groter dan in
april 1992. Over de periode januariapril 1993 waren de consumptieve
uitgaven nagenoeg even groot als in
dezelfde periode van vorig jaar. In
de eerste twee maanden van dit jaar
lag de consumptie duidelijk onder
het niveau van een jaar eerder. Het

590

1991

,

‘.
325

1-/

–1992

/

300

/ .’
‘J.’

•…•…•.

,
,

/
/

…..

/


,I

275

o ll-J–‘—L-,—‘–‘—-‘—‘–‘L-L–L-.L
jfmarnjjasond

..

.’

lijk dat het aantal geregistreerde
werklozen daalt. Dat kan aan seizoeninvloeden worden toegeschreven.
De onderliggende tendens is dan
ook nog steeds een stijging. De stijgende tendens tekende zich af in het
laatste kwartaal van vorig jaar. Het
aantal geregistreerde werklozen was
toen 6 duizend hoger dan een jaar
eerder. In het eerste kwartaal van
1993 was de toename veel groter.
Het aantal geregistreerde werklozen
was toen 54 duizend hoger dan een
jaar eerder. Voor de periode maartmei is het aantal geregistreerde werklozen 60 duizend hoger dan een jaar
eerder. Hieruit blijkt dat de geregistreerde werkloosheid nog steeds
een stijgende tendens heeft. De
cijfers wijzen echter niet op een
verdere versnelling.

Investeringsverwachting
De waarde van de investeringen in
materiële vaste activa in de industrie
zal dit jaar, naar verwachting van de
ondernemers, met 7% dalen ten opzichte van 1992. Dit blijkt uit een dit
voorjaar gehouden steekproefonderzoek bij bedrijven in de nijverheid
(excl. bouw). In het najaar van 1992
voorzagen de ondernemers een vrijwel gelijkblijvend investeringsbedrag
voor 1993. De verwachte afneming
van het investeringsbedrag in 1993
wordt vooral veroorzaakt door forse
dalingen in de chemische industrie
(-16%) en de metaal- en elektrotechnische industrie (-18%). Alleen de
ondernemers in de voedings- en
genot- middelenindustrie en de aardolie-industrie verwachten in 1993
meer te zullen investeren dan in
1992 (resp. 9% en 52%). Hun collega’s in de overige (niet genoemde)
bedrijfskiassen van de industrie verwachten dit jaar 8% minder te zullen
investeren. In de delfstoffenwinning
en de openbare nutsbedrijven voorzien de ondernemers daarentegen
een forse toename van het investeringsbedrag (resp. 70% en 77%).

u

N

I

Figuur 5. Consumentenvertrouwen, seizoengecorrigeerd (saldo positieve en negatieve antwoorden in % van bet totaal)

Buitenland
Bruto binnenlands produkt
Het volume van het bruto binnenlands produkt (bbp) in het eerste
kwartaal van dit jaar was volgens eerste ramingen 0,6% kleiner dan in het
overeenkomstige kwartaal van 1992.
In de grafiek is de trendmatige ontwikkeling van het bbp weergegeven
als procentuele jaarmutatie van het
voortschri jdend vierkwartaalsgemiddelde. Hierbij is dit gemiddelde
steeds aan het einde van de periode
geplaatst. De ontwikkeling van het
bbp in Duitsland laat vanaf het tweede kwartaal van 1991 een sterk dalende tendens zien. Het meest recente
voortschrijdend vierkwartaalsgemiddelde geeft een negatieve groei te
zien. De twee andere in de grafiek
opgenomen landen, de Verenigde
Figuur’ 4. Volumegroei bruto binnenlands produkt, proc. jaarmutaties van
voortschrijdend 4-kwartaalsgemiddelde
6

o
/’

-10

-20

\

\

I~/”-

,)\’

NL
….

BRD

“,”

-30

-40
I

“IIlIV
1990

1

:…,.
‘\’.

o

,”

\Z'”

-I
-2

.’
VS.’

_

/’

;::/

-3
1

III IV
1990

1

Staten (VS) en het Verenigd Koninkrijk (VK), kenden een tegengestelde
ontwikkeling. Het meest recente
groeicijfer van de VS is het hoogste
na het vierde kwartaal van 1989. Ondanks een opgaande trend sinds het
vierde kwartaal van 1991 is de ontwikkeling in het VK nog steeds negatief.

Vorig jaar groeide de totale werkgelegenheid met 48 duizend arbeidsjaren. Dit blijkt uit de Arbeidsrekeningen, het totaaloverzicht van de
arbeidsmarkt dat het CBS samenstelt
op basis van een groot aantal bronnen. Vorig jaar groeide de werkgelegenheid voor het achtste opeenvolgende jaar. In totaal bedroeg de
groei in de periode 1985-1992 ruim
660 duizend arbeidsjaren. Sinds de
oorlog is het maar één keer eerder
voorgekomen dat de werkgelegenheid acht jaren achtereen groeide.
Dat was in de periode 1959-1966,

Figuur 6. Totale werkgelegenheid,
x 1000 arbeidsjaren
5.400

Consumentenvertrouwen
Het vertrouwen van de consumenten
in de ontwikkeling van de economie
is in Nederland de afgelopen maanden nauwelijks veranderd. Het saldo
van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal
schommelde in deze periode rond
de -20; het laagste cijfer van de afgelopen drie jaar. In Duitsland was het
saldo in de eerste drie maanden van
dit jaar vrij stabiel. In de meest recente maanden april en mei is een lichte

ESB 23-6-1993

Figuur 7. Werkgelegenheidsgroei naar
geslacht, x 1000 arbeidsjaren
140

verbetering zichtbaar. In de VK is het
consumentenvertrouwen,
na een aanzienlijke daling in 1992, in de loop
van dit jaar duidelijk gestegen. Voor
de EG als geheel is het oordeel van
de consumenten al acht maanden
vrij stabiel, het saldo varieerde in de
periode oktober 1992 – mei 1993 van
-23% tot -26%.

Einde recordgroei
werkgelegenheid?

4

maar toen was de toename kleiner,
namelijk 475 duizend arbeidsjaren.
De groei in de periode 1985-1992 is
dus een na-oorlogs record. Deze periode van recordgroei lijkt nu ten einde. De groei vorig jaar was de laagste in acht jaar. In het vierde
kwartaal van 1992 liep de groei sterk
terug. In het eerste kwartaal was het
aantal arbeidsjaren nog 54 duizend
hoger dan een jaar eerder, in het laatste kwartaal nog maar 31 duizend.
Net als in voorgaande jaren nam de
arbeidsdeelname van vrouwen toe.

~werk,gel.
groei

o
5.200

5.000

.mannen
Ovrouwen

120

100

1988

1989

1990

1991

1992

De werkgelegenheidsgroei
in 1992
betrof vrijwel uitsluitend vrouwen.
De toename lag in dezelfde orde van
grootte als in de vier jaren daarvoor.
Daarentegen was de groei bij de
mannen verleden jaar verdwenen. In
1990 groeide hun aantal arbeidsjaren
nog met 62 duizend, in 1991 nog met
22 duizend en vorig jaar niet noemenswaard. De lagere werkgelegenheidsgroei in 1992 is vooral toe te
schrijven aan een terugval in de nijverheid. De werkgelegenheid in de
nijverheid was vorig jaar namelijk 15
duizend lager dan een jaar eerder.
Dat het aantal arbeidsjaren in alle bedrijfstakken samen toch toenam was
volledig te danken aan de dienstverlening. In 1992 steeg het aantal arbeidsjaren bij de commerciële dienstverlening met 44 duizend en bij de
overige dienstverlening (met name
overheid, onderwijs en gezondheidszorg) met 18 duizend.

Deze bijdrage is ontleend aan het Conjunctuurbericht, nr. 6-93, dat wordt

o

1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992

samengesteld door de hoofdafdeling
Nationale Rekeningen van het CBS.

591

Auteurs