Twee weken geleden ging minister Hermans van Klimaat en Groene Groei met Tweede Kamerleden in debat over het versneld uitbreiden van gaswinning op de Noordzee. Ook nieuwe boringen onder de Waddenzee en het verlengen van de gaswinning in het Groningse dorp Warffum stonden op de agenda. De overheid en de gasindustrie zingen al een paar jaar hetzelfde lied: ‘goed en schoon’ Nederlands gas zal ‘slecht en vies’ buitenlands gas deels vervangen. Oftewel, we dienen voor zowel onze economie als het klimaat verdere gaswinning toe te staan. Een argument vaak herhalen maakt het echter nog niet overtuigend. Zowel vanuit wetenschappelijk, economisch als juridisch oogpunt is de onderbouwing van fossiele uitbreiding ronduit zwak.
Geen ruimte voor nieuwe projecten binnen carbon budget
Om te beginnen is er vanuit de klimaatwetenschap geen steun voor het idee dat er ruimte is voor het uitbreiden van gaswinning binnen het ‘carbon budget’ voor anderhalve graad. Dat carbon budget geeft aan dat we nog iets meer dan vier jaar aan CO2 en methaan – broeikasgassen die bij gaswinning en –verbranding veel vrijkomen – in de atmosfeer kunnen dumpen voordat die temperatuurgrens definitief overschreden is. Met het uitputten van de al aangeboorde olie- en gasvelden gaan we daar al ruimschoots overheen. Naast het Internationale Energie Agentschap moest zelfs Shell – dat overigens inzet op het fors uitbreiden van vloeibaar gas de komende vijf jaar – toegeven dat er geen ruimte was voor nieuwe fossiele projecten in haar anderhalvegraad-scenario, dus ook niet voor nieuwe gaswinning. Tegen de achtergrond van deze bevindingen en de anderhalve graaddoelstelling pleiten wetenschappers onlangs in Science dan ook voor een nieuwe wereldwijde norm: geen nieuwe fossiele projecten.
Over carbon budgets praten fossiele belangenbehartigers liever niet. Wel wijzen ze graag op de vermeende klimaatvoordelen van ‘schoner’ gas van eigen bodem ten opzichte van ‘vies’ buitenlands gas. Bij gaswinning uit de Noordzee komt namelijk minder methaan vrij dan bij winning en transport van vloeibaar gas uit de Verenigde Staten. Alleen blijken nieuwe velden op de Noordzee geen dempend effect op de mondiale gaswinning te hebben. Het leidt gewoon tot meer gas op de markt – en dus meer uitstoot.
De enige manier waarop uitbreiding van de gaswinning ‘klimaatvoordelen’ zou hebben is als er afspraken gemaakt worden buitenlandse fossiele bedrijven dat het niet-geïmporteerde gas in het geheel niet wordt opgepompt en verbrand voor andere doeleinden. In het debat kon minister Hermans echter niet eens garanderen dat de import van vervuilend vloeibaar gas uit de Verenigde Staten hierdoor daadwerkelijk naar beneden zou gaan.
Bij nader inzien gaat het hier dus om een valse tegenstelling die grote gevolgen heeft. Want met de inzet op meer Nederlands gas brak het kabinet haar belofte aan de Groningers al door nóg acht jaar gaswinning in Warffum toe te staan – wat doet dat met het vertrouwen in de overheid? En bij nieuwe boringen onder de Waddenzee dreigt het Wad te verdrinken voor slechts twee maanden extra fossiele energie.
Niet rendabel of groen
Ook economisch valt er het nodige af te dingen op de uitbreidingsplannen van het kabinet. De energie-intensieve basisindustrie is in Nederland vooral zo uit de kluiten gewassen door decennialange levering van goedkoop Gronings gas. Nu de boorputten in het noorden definitief met beton worden afgesloten, is het een doodlopende weg om deze nieuwe werkelijkheid niet onder ogen te komen en te blijven vasthouden aan het verleden. De geëigende politieke vraag is of we deze tak van de industrie niet beter kunnen afschalen of sluiten omdat ze niet zo gek veel toevoegt aan de Nederlandse economie.
Hetzelfde geldt voor de toekomst van de staalindustrie. Tata Steel liet in 2021 een project voor CO2-afvang en -opslag sneuvelen ten gunste van groene waterstof, maar onlangs schoof het Indiase staalbedrijf die waterstofambities weer op de lange baan. Het nieuwe ‘duurzaamheidsplan’ is om de fabriek in 2030 niet op kolen maar op gas te laten draaien. Daarmee zou de Nederlandse gasconsumptie in één klap met vijf procent stijgen. Dat vraagt volgens de manager energie strategie van Tata om het spreiden van “de herkomst van het gas” waarbij gedacht moet worden “aan de Verenigde Staten en het Midden-Oosten”. Recent wetenschappelijk onderzoek toont echter aan dat vloeibaar gas uit de Verenigde Staten juist schadelijker is dan steenkolen als je methaanlekkages en energiegebruik voor het afkoelen meeweegt. Met een plan voor ‘verduurzaming’ waar het klimaat niks mee opschiet, zou de politiek zich ook bij een grootvervuilers als Tata Steel dus beter kunnen buigen over de vraag of groene staalproductie elders niet beter af is.
Juridische gok
Ten derde is de keuze voor uitbreiding van de gaswinning een grote juridische gok. De regering heeft tot op heden niet kunnen uitleggen hoe uitbreiding van fossiele winning te rijmen valt met haar bindende verplichtingen onder internationaal recht, Europees recht en mensenrechtenverdragen. Die verplichten de staat immers om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen en binnen afzienbare tijd naar netto-nul uitstoot te bewegen. Britse rechtbanken hebben onlangs vergunningen voor nieuwe olie- en gaswinning projecten in het Verenigd Koninkrijk ongeldig verklaard omdat de regering geen rekening hield met de volledige gevolgen voor het klimaat. Het Shell-vonnis benadrukt daarnaast dat ook fossiele bedrijven een eigen verantwoordelijkheid hebben om hun klimaateffect te reduceren én dat nieuwe boringen ‘op gespannen voet’ staan met het Parijs Akkoord. Recente rechtszaken tegen One-Dyas rondom gaswinning boven Schiermonnikoog tonen dat uitbreiding van fossiele winning juridisch riskant is. Het plan om samenwerking met fossiele bedrijven te vergemakkelijken riekt bovendien naar mededingingsproblemen – een juridische mijnenveld op zich.
Conclusie
Het uitbreiden van de gaswinning voor minder opwarming klinkt onzinnig – en dat is het ook. Nu de Nederlandse klimaatdoelen steeds verder uit zicht raken is het de hoogste tijd dat de overheid haar eenzijdige gerichtheid op de aanbodkant loslaat – meer oppompen! – en de vraag naar fossiele brandstoffen veel sneller naar nul brengt. Dat kan door te stoppen met oneerlijke fossiele subsidies; door scherpere politieke keuzes te maken in toekomstige bedrijvigheid; door grootschalige woningisolatie; en door elektrificatie voorrang te geven op fossiele ‘oplossingen’ als CO2-afvang en -opslag die ons nóg langer afhankelijk maken van olie en gas.
Want één ding is duidelijk: het blijven paaien van een sector die zijn fossiele verdienmodel niet loslaat, staat haaks op de wetenschap, de economische transitie en de juridische werkelijkheid.
Auteurs
Categorieën