beleid
I
LLU S
TRATIE:
LOEK WEIJTS
Twijfel bij het Deense voorbeeld
Het Deense model vervult een voorbeeldfunctie in de
huidige discussies over het arbeidsmarktbeleid. Het
oogmerk is om de arbeidsmarkt meer flexibel te maken: van
baanzekerheid naar werkzekerheid. Vanwege allerlei nadelen
en institutionele verschillen verdient het Deense model in
ons land geen gekopieerde navolging.
V
Frank den Butter en
Stefan Hochguertel
Hoogleraar, universitair docent Algemene Economie
aan de Vrije Universiteit
Amsterdam
420
ESB 13
oor het economisch beleid in ons land
wordt vaak inspiratie gezocht bij voorbeelden uit andere landen. Recentelijk
geldt dit voor het innovatie- en kennisbeleid in Finland, en voor het arbeidsmarktbeleid in
Denemarken. Dit artikel stelt zich de vraag wat we
van het Deense model kunnen leren om de arbeidsmarkt in ons land beter te doen functioneren. Naar
aanleiding van het Deense voorbeeld worden twee
regelingen momenteel in onderling verband veel
bediscussieerd. Dit zijn de werkloosheidsvoorzieningen en de ontslagbescherming. Ontslagbescherming
maakt het voor werkgevers kostbaar om personeel
te ontslaan zodat het voor degenen met een vaste
baan een zekere mate van baanzekerheid biedt.
Nadeel is dat werkgevers vanwege de hoge kosten
en de onvolledige informatie die inherent is aan het
juli 2007
aangaan van arbeidsrelaties, zeer kritisch zijn bij het
aannemen van nieuwe werknemers. Zo versterkt de
ontslagbescherming de tweedeling tussen insiders
en outsiders op de arbeidsmarkt. Dit nadeel kan
worden opgevangen door de ontslagbescherming te
verminderen zodat de flexibiliteit op de arbeidsmarkt
toeneemt. Een versoepeling van de ontslagbescherming impliceert wel dat er goede voorzieningen
moeten zijn voor degenen die werkloos raken. Dit
betreft niet alleen een goede inkomensregeling maar
ook het vooruitzicht snel een nieuwe passende baan
te kunnen vinden. In plaats van baanzekerheid is er
dan sprake van werkzekerheid. In het Deense model
is deze verschuiving van baanzekerheid naar werkzekerheid zeer sterk doorgevoerd. Een zeer geringe
ontslagbescherming is hier gekoppeld aan een ruime
werkloosheidsvoorziening met veel aandacht voor de
overgang naar een nieuwe baan.
Het opschuiven van de baanzekerheid naar een meer
flexibele vorm van werkzekerheid wordt aangeduid
met de term flexicurity (Wilthagen, 1998). Het
Deense voorbeeld roept daarbij de vraag op in hoeverre flexibiliteit en werkzekerheid op de arbeidsmarkt
kunnen samengaan, en waar in de afruil tussen flexibiliteit en werkzekerheid voorzieningen en regelgeving
mogelijk zijn die de werking van de
dures. Dit is geld dat niet bij de werknemer terecht komt. In dat
arbeidsmarkt doen verbeteren. Voor
Ontslagbescherming geval kan het vaak gunstiger zijn om een laagproductieve werknede beantwoording van deze vraag is
mer in dienst te houden dan de met ontslag gemoeide kosten aan
verkleint de kans om te gaan. Deze ontslagkosten zullen ertoe leiden dat de werkgever
inzicht nodig in de verschillende manieren waarop ontslagbescherming
een nieuwe baan te meer aandacht aan de screening van personeel zal besteden zodat
en werkloosheidsvoorzieningen wordaardoor de aannamekosten toenemen (maar waar bij rationeel
vinden
den vormgegeven. Vervolgens dient
gedrag in de marge de ontslagkosten met het zelfde bedrag zullen
bij de vormgeving van de voor ons
dalen) en minder mensen worden aangenomen. Het gaat dus om
land meest gewenste combinatie van flexibiliteit en
aanpassingskosten die uiteindelijk de arbeidsmarktdynamiek (in-, uit- en doorwerkzekerheid te worden gerekend met de specifiek
stroom) belemmeren. Het recente voorstel van de WRR (2007) om werkgevers te
Nederlandse situatie, en met de transitiekosten van
verplichten werknemers die zij willen ontslaan, hulp te bieden bij het zoeken van
de overgang naar meer flexibiliteit. Nadere beschoueen nieuwe baan elders (outplacementtrajecten), is hieraan verwant. Dit heeft
wing hiervan brengt twijfel of volledige navolging van
echter twee nadelen. In de eerste plaats kan het leiden tot een kostbare juridisehet Deense model voor ons land opportuun is.
ring van de vraag of de werkgever wel aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Ten
tweede drijft het in feite de kosten op voor werkgevers wanneer aan ontslag niet
Ontslagbescherming
valt te ontkomen vanwege allerlei externe schokken. In die zin is begeleiding naar
Ontslagbescherming kent verschillende vormen en
een andere baan vooral een overheidstaak, ook al vanwege de positieve externe
regelingen. Essentieel is dat ontslagbescherming
effecten van participatie.
ontslag voor de werkgever kostbaar maakt. Het
De specifieke vorm van de ontslagbescherming is bepalend voor de mate waarin
kunnen directe kosten zijn, zoals wettelijke verplichde ontslagbescherming de werkloosheid dan wel de werkgelegenheid beïnvloedt
tingen tot een uitkering aan ontslagen werknemers.
(Boeri, 1999; Bertola et al., 1999). Dit is een empirische kwestie, maar de
Daarbij kan de omvang van het te betalen bedrag
uitkomsten van empirische studies zijn op dit punt weinig eenduidig. Zo bearafhankelijk zijn van de diensttijd van de desbetrefgumenteert Lazear (1990) op basis van een onderzoek naar de invloed van ontfende werknemer. Dat lijkt in die zin redelijk dat
slagvergoedingen in een aantal landen dat ontslagvergoeding de werkgelegenheid
degenen die lang bij een zelfde werkgever in dienst
doet verminderen. Vervolgonderzoek bevestigt dat verband echter niet (Addison en
zijn, relatief veel bedrijfsspecifiek kapitaal hebben
Teixeira 2003). Empirisch onderzoek van Bertola (1990) vindt geen empirische
opgebouwd en daarmee meer moeite zullen hebben
ondersteuning voor een verondersteld positief verband tussen ontslagbescherming
bij het vinden van een gelijkwaardige andere baan.
en werkloosheid. Nickell (1997) en Nickell en Layard (1999) kunnen ook geen
Een variant hierop is (zoals bepleit door de WRR,
empirisch verband vinden op basis van indicatoren die de mate van ontslagbe2007; Pissarides, 2001) de verplichting om de
scherming rangschikken. Met andere gegevens vinden Caballero et al. (2004) juist
werknemer na ontslagtoezegging nog een tijd met
wel een sterk negatief verband tussen ontslagbeschermingindices en de aanpasloondoorbetaling in dienst te houden. In beginsel
singssnelheid van de werkgelegenheid bij negatieve productiviteitsschokken. Ook
maken beide vormen weinig verschil, zij het dat bij
Micco en Pages (2006) vinden belangrijke effecten, wanneer zich in verschilde laatste variant de werknemer vanuit een belende bedrijfstakken sectorspecifieke schokken voordoen. Als een nadeel wordt
staande baan naar een nieuwe baan moet zoeken,
wel gezien dat ontslagbescherming werknemers minder motiveert om optimaal te
terwijl in de eerste variant dat vanuit de situatie van
presteren en ook minder alert maakt om een andere baan te zoeken wanneer het
werkloosheid gebeurt. De literatuur plaatst bij dit
met de eigen baan of bedrijf slecht dreigt te gaan. Empirische studies bevestigen
soort geldoverdrachten van werkgever naar werkneveelal deze hypothese. Daarentegen kan een grotere flexibiliteit ook samengaan
mer overigens de kanttekening dat bedrijven mogemet een daling van de arbeidsproductiviteit (zie de discussie tussen Vergeer en
lijk in staat zijn om verwachte ontslagvergoedingen
Dekker (2007) en Nieuwenhoven en Schoenmaeckers (2007) over de mate waarin
in het loonprofiel te verdisconteren. Een soortgelijke
een soepele ontslagregeling onzekerheid creëert). Tot slot blijkt er geen duidelijk
argumentatie is van toepassing op ontslagtermijnen.
verband tussen ontslagbescherming en loonvorming te bestaan. Aan de ene kant
Deze hebben weinig toegevoegde waarde wanneer ze
heeft ontslagbescherming tot gevolg dat de insiders meer onderhandelingsmacht
feitelijk in het loon verdisconteerd worden (Lazear,
hebben zodat zij hogere looneisen kunnen stellen. Aan de andere kant biedt
1990; Pissarides, 2001).
ontslagbescherming aan risicomijdende werknemers meer baanzekerheid zodat ze
Bertola (2004) laat echter wel een positief effect
met een lagere risicopremie in hun loon genoegen zullen nemen.
zien van ontslagvergoedingen. Volgens een model
Ten slotte speelt in de discussie over ontslagbescherming en flexibiliteit de vraag
waar werknemers bij een baanwisseling verplaatof de opbouw van kennis door ontslagbescherming wordt beïnvloed. Volgens
singskosten ondervinden, maar onvoldoende toegang
Wasmer (2006) is dat het geval. Ontslagbescherming verkleint de kans om een
hebben tot leningen op financiële markten, kan de
nieuwe baan te vinden, maar verlengt anderzijds de duur van de arbeidsreladoorstroom naar een productievere baan bevorderd
tie. Daardoor stijgt de vergoeding voor (bedrijfs)specifiek menselijk kapitaal.
worden indien de werkgever deze verplaatsingkosten
Hierbij zij opgemerkt dat weinig ontslagbescherming een reden kan zijn voor
in de vorm van een ontslagvergoeding compenseert.
een onderinvestering in specifiek menselijk kapitaal. Zo kan naar verhouding ‘te
In dit geval is het dus een kapitaalmarktbeperking
veel’ algemene kennis nadelig zijn in een globaliserende wereld omdat men zich
die de ontslagvergoeding nodig maakt.
blootstelt aan concurrentie uit lagelonenlanden.
Naast deze directe kosten kunnen er indirecte ontslagkosten zijn wanneer de werkgever via een juriWerkzekerheid
dische procedure (aanvraag van ontslagvergunning)
Collectieve verzekeringen tegen inkomensverlies bij werkloosheid kennen, in
moet aantonen dat het ontslag noodzakelijk is voor
combinatie met bijkomende individuele verzekeringen, evenzeer vele vormen.
de verdere bedrijfsvoering. Hierbij moet de werkgever
Cruciale parameters bij de werkloosheidsverzekering zijn de uitkeringshoogte en
middelen steken in het afhandelen van de procede uitkeringsduur. Voorts is van belang in hoeverre, en onder welke voorwaarden,
ESB 13
juli 2007
421
overstroom kan plaatsvinden naar andere voorzieningen, zoals in
aan de beperking van het ontslagrecht
Nederland de WAO/WIA en de bijstand. Een goede afstemming
worden toegeschreven, maar aan de
Het succes van
van deze parameters is nodig om te komen tot een stelsel van reversobering van een voormalig nog rihet Deense
gelingen die enerzijds aan de politieke voorkeuren van solidariteit
anter uitkeringsregime gekoppeld met
voldoen, maar anderzijds het efficiency-verlies zo gering mogelijk
arbeidsmarktmodel de introductie van activeringsbeleid.
doen zijn. Dit verlies aan efficiëntie, de lekke emmer van Okun,
Activeringsbeleid heeft directe en
kan dan ook
wordt geleden vanwege de moral hazard die een werkloosheidsverindirecte effecten. Aan de ene kant
zekering oproept: werknemers doen minder moeite om hun baan
wordt de zoekintensiteit naar een
niet aan de
te behouden en in relevant menselijk kapitaal te investeren dan
nieuwe baan verlaagd als werklozen
beperking van
wanneer zij onverzekerd zouden zijn. Aan de andere kant kan de
deelnemen in scholingsprogramma’s
inkomensvoorziening bij werkloosheid er ook toe leiden dat men
(locking-in-effect). Aan de andere
het ontslagrecht
langer de gelegenheid heeft om een passende baan te vinden met
kant biedt het scholingsprogramma,
worden
een goede productiviteit. Deze gieterfunctie van de sociale zekerwanneer dit succesvol is doorlopen,
heid wordt wel als de tegenpool van de lekke emmer van Okun
een hogere kans op vinden van een
toegeschreven,
gezien (zie bijvoorbeeld Acemoglu en Shimer, 1999).
baan (post-program-effect). Uit veel
maar aan de
De overheidsregulering van de werkloosheidsverzekering introevaluatiestudies blijkt echter dat de
duceert een marktverstoring. Het collectieve karakter van de
uiteindelijke effecten van het activersobering van
werkloosheidsverzekering (en evenzeer van WAO/WIA) heeft tot
veringsbeleid beperkt of nihil zijn.
een voormalig
gevolg dat werkgevers een deel van de kosten van werkloosheid
Wel is opmerkelijk dat, in geval van
op de maatschappij afwentelen. Vanuit dat oogpunt hebben zij
Denemarken, Rosholm en Svarer
nog rianter
onvoldoende prikkels om zich in te spannen mensen aan het werk
(2004) een duidelijk afschrikkingefuitkeringsregime
te houden. Ontslagbescherming en ook allerlei vormen van prefect van de scholingsprogramma’s
miedifferentiatie dienen om dergelijk maatschappelijk ongewenst
waarnemen: de zoekintensiteit blijkt
gedrag van werkgevers tegen te gaan. Wanneer de premies van
toe te nemen voordat men tot schode werkloosheidsverzekering in een bedrijf volledig gekoppeld zouden zijn aan
lingdeelname wordt opgeroepen.
het aantal ontslagen, en dus de kosten van het ontslag volledig door het bedrijf
De doorstroom uit de scholingsprogramma’s en
zouden zijn geïnternaliseerd, bestaat er uit het oogpunt van bedrijfsvoering geen
gesubsidieerde banen naar betaald en productief
onderscheid tussen ontslagvergoeding en werkloosheidsverzekering (Blanchard
werk valt echter tegen, net zoals dat in Nederland
en Tirole, 2004).
met de Melkertbanen het geval was. Bolvig et al.
Naast de bovengenoemde parameters is van belang welke voorwaarden worden
(2003) tonen dat dit voor bijstandstrekkers geldt:
gesteld aan degenen die een uitkering ontvangen. Hier komt het Deense model
in de gemeente Aarhus steeg de kans om een nieuw
in beeld. Verzekering tegen het risico van werkloosheid is in Denemarken niet
gevonden baan te verliezen voor degenen die aan
verplicht. Degenen die niet verzekerd zijn, komen in aanmerking voor sociale
scholingsprogramma’s hadden deelgenomen, zij het
voorzieningen (bijstand). Voor verzekerden is de uitkering bij aanvang van de
dat het effect niet statistisch significant was. Daarbij
werkloosheid, althans bij de lage inkomens, relatief hoog. Dit is 90 procent van komt dat de lage werkloosheid die het Deense model
het laatst verdiende brutoloon, maar is wel gemaximeerd met een relatief laag
oplevert voor een deel een cosmetisch karakter
plafond. Ook de maximale duur van uitkering is in internationaal perspectief
heeft. Degenen die in scholingsprogramma’s zitten
met 48 (tot 1999, 60) maanden nogal lang. Degenen die geen uitkering uit de
of gesubsidieerde banen hebben, worden niet als
werkloosheidsverzekering ontvangen, maar in plaats daarvan een bijstandsuitwerkloos gerekend. Dit houdt de registratie van het
kering (met inkomenstoets), kunnen zelfs voor onbeperkte duur in aanmerking
percentage langdurig werklozen kunstmatig laag.
komen voor een uitkering (MISEP, 1997). Dit verlaagt de prikkel om snel een
Immers, eenmaal ingestroomd in scholingsprogramnieuwe baan te vinden. Om die negatieve prikkel tegen te gaan worden werkma’s en mogelijk weer terug naar werkloosheid
lozen verplicht binnen beperkte termijnen scholingsprogramma’s te volgen, en
(‘draaideur’) wordt men vervolgens niet meer als
wordt op sollicitatieactiviteit nauw toegezien. Ook zijn er gesubsidieerde banen
langdurig werkloos gerekend. Tegelijkertijd heeft
beschikbaar (deels gecreëerd door lokale overheden). Dit wil zeggen dat het
Denemarken in internationaal perspectief het hoogDeense model met de begeleiding naar nieuw werk veel nadruk legt een op
ste niveau aan uitkeringstrekkers (een kwart van de
activerend arbeidsmarktbeleid, en daarmee op de werkzekerheid (in plaats van
beroepsbevolking). De kosten van dit arbeidsmarktbaanzekerheid).
beleid in Denemarken zijn dan ook hoog in vergelijking met het rendement (zie ook Willems en Van
Voor- en nadelen van het Deense model
Asselt, 2007.
Aldus vertegenwoordigt het Deense model als het ware een randoplossing voor
Dit brengt ons bij de vraag in hoeverre Nederland
de keuze tussen flexibiliteit en zekerheid, waarbij hoge flexibiliteit in de vorm van lering uit het Deense model van flexicurity kan
lage ontslagbescherming lijkt te worden gecompenseerd door een grote werkzetrekken, door ook bij ons de ontslagbescherming te
kerheid via werkloosheidsvoorzieningen en activerend arbeidsmarktbeleid. Hierbij versoepelen en het activerend arbeidsmarktbeleid
is al direct een aantal kanttekeningen te plaatsen. De uitkeringshoogte, en
aan te scherpen. Ontegenzeggelijk geldt dat én een
daarmee het reserveringsloon bij aanvang van de werkloosheid, is in Denemarken grote ontslagbescherming én zeer goede en activeweliswaar hoog bij de laagbetaalden, maar het lage maximum plafond betekent
rende voorzieningen bij werkloosheid te veel van het
dat hoger betaalden er flink in inkomen op achteruit gaan. Daarnaast was in
goede zijn. Er is wel degelijk sprake van een afruil.
Denemarken in feite al sinds het eind van de 19e eeuw sprake van een flexibel
Het laat zich echter aanzien dat de beste oplossing
ontslagrecht. Het succes van het Deense arbeidsmarktmodel kan dan ook niet
voor Nederland ergens in het midden ligt en niet
422
ESB 13
juli 2007
aan de rand van de afruil, zoals in Denemarken. Een
belangrijke reden daarvoor is dat de vormgeving van
de sociale zekerheid in Nederland – overigens net als
in Denemarken – als compromis in de polderdiscussie
tot stand komt. Daarbij dient duidelijk te kunnen worden aangetoond dat de veranderingen in het systeem
een verbetering vormen ten opzichte van de uitgangssituatie. Natuurlijk worden in de polderdiscussie de
argumenten voor een deel door rent seeking ingegeven, waarbij de outsiders het slachtoffer kunnen
worden van compromissen tussen de sociale partners.
Dit werkt een al te grote starheid en bescherming van
de insiders in de hand. Toch doen de voorgaande afwegingen van de voor- en nadelen van flexibiliteit versus ontslagbescherming twijfelen of zo’n verandering
de transitiekosten waard is. Immers, de Nederlandse
uitgangspositie is een andere dan die in Denemarken,
waar al van oudsher nauwelijks sprake was van
ontslagbescherming. Daarbij komt dat de flexibiliteit
van de arbeidsmarkt in belangrijke mate samenhangt
met de manier waarop de loonvorming plaatsvindt
en daaraan wordt afgemeten (Van der Welle en Den
Butter, 2005). Traditioneel heeft de polderdiscussie
in ons land betrekking op de loonvorming en de wijze
waarop lonen in de collectiviteit tot stand komen.
Daar zou het debat over meer arbeidsmarktflexibiliteit
zich op moeten richten. Vanuit dat perspectief is een
grotere differentiatie en meer individualisering in de
arbeidscontracten gewenst.
lijkbare uitkomsten, gezien de verschillen in preferenties, economische structuur
en instituties, met een nogal uiteenlopend samenstel van beleidsmaatregelen
kunnen worden bereikt.
Literatuur
Acemoglu, D. en R. Shimer (1999) Productivity gains from unemployment insurance, Journal of
Political Economy, 107(5), 893-928.
Addison, J.T. en P. Teixeira (2003) The economics of employment protection, Journal of Labor
Research, 24(1), 85-129.
Bertola, G. (1990) Job security, employment and wages, European Economic Review, 34(4), 851-886.
Bertola, (2004) A pure theory of job security and labor income risk, Review of Economic Studies,
71(1), 43-61.
Bertola, G., T. Boeri en S. Cazes (1999) Employment protection and labor market adjustment in
OECD countries: evolving institutions and variable enforcement, Employment and Training Papers
48, Employment and Training Department. Geneva: International Labour Office.
Blanchard, O. en J. Tirole (2004) Redesigning the employment protection system, De Economist,
152(1), 1-20.
Boeri, T. (1999) Enforcement of employment security regulations, on-the-job search and unemployment duration, European Economic Review, 43(1), 65-89.
Besluit
Bolvig, I., P. Jensen en M. Rosholm (2003) The employment effects of active social policy. IZA
De inrichting van de sociale zekerheid beoogt om
een zo efficiënt mogelijke oplossing te vinden voor
de vormen van marktfalen en voor de gewenste
herverdeling op de arbeidsmarkt. Allerlei maatregelen om te investeren in werkzekerheid komen daarbij
in overweging (WRR, 2007). Het Deense model van
flexicurity, met beperkte ontslagbescherming maar
een sterk activerend arbeidsmarktbeleid, verdient
in Nederland echter geen directe navolging. Naast
de recentelijk door Hilbers (2007) genoemde hoge
kosten van flexicurity, gelden hiervoor de volgende
argumenten. Ten eerste is er over het algemeen
geen duidelijke empirische ondersteuning voor de
gedachte dat een versoepeling van de ontslagbescherming leidt tot een betere arbeidsmarktprestatie
(in het bijzonder lagere werkloosheid en hogere
werkgelegenheid). Positieve gevolgen voor de optimale dynamiek en productiviteit op de arbeidsmarkt
zijn daarom te onzeker (zie ook WRR, 2000). Ten
tweede is er over het algemeen weinig empirische
steun gevonden voor positieve effecten van een
aanscherping van het activerend arbeidsmarktbeleid,
zoals kenmerkend voor Denemarken. Tenslotte is
er in de laatste jaren niet duidelijk sprake van een
veel betere prestatie van de Deense arbeidsmarkt in
vergelijking met de Nederlandse met betrekking tot
werkloosheid of groei van werkgelegenheid. Beide
modellen lijken het in een Europese vergelijking
goed te doen. Het is dus goed mogelijk dat verge-
discussie paper nr. 736.
Caballero, R., K. Cowan, E. Engel en A. Micco (2004) Effective labor regulation and microeconomic flexibility, NBER Working Paper nr. 10744.
Hilbers, P. (2007) Deense flexicurity is geen Europees wondermiddel, Economisch Statistische
Berichten, 92(4511), 332-333.
Lazear, E.P. (1990) Job security provisions and employment, Quarterly Journal of Economics, 105(3),
699-726.
Micco, A. en C. Pages (2006), The economic effects of employment protection: evidence from
international industry-level data, IZA discussie paper nr. 2433.
MISEP (1997) Basic information report Denmark: institutions, procedures, and measures. Mutual
Information System on Employment Policies. Brussel: Europese Commissie.
Nickell, S. (1997) Unemployment and labor market rigidities: Europe versus North America,
Journal of Economic Perspectives, 11(3), 55-74.
Nickell, S. en R. Layard (1999) Labor market institutions and economic performance, in: O.
Ashenfelter en D. Card (red.), Handbook of labor economics, Vol. 3C. Amsterdam: North-Holland,
blz. 3029-3084.
Nieuwenhoven, R. en T. Schoenmaeckers (2007) Reactie op: soepel ontslag creëert onzekerheid,
Economisch Statistische Berichten, 92(4506), 187.
Pissarides, C. (2001) Employment protection, Labour Economics, 8(2), 131-159.
Rosholm, M. en M. Svarer (2004) Estimating the threat effect of active labour market programmes. CAM University of Copenhagen, Working Paper 2004-14.
Vergeer, D. en R. Dekker (2007) Soepel ontslag creëert onzekerheid, Economisch Statistische
Berichten, 92(4504), 116-118.
Wasmer, E. (2006) General versus specific skills in labor markets with search frictions and
firing costs, American Economic Review, 96(3), 811-831.
Welle, A.J. van der, en F.A.G. den Butter (2005) Arbeidsmarktflexibiliteit in de EMU: een beleidsgericht literatuuroverzicht, Kwartaalschrift Economie, 2, 404-428.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2000) Doorgroei van Arbeidsparticipatie,
Rapporten aan de Regering nr. 57. Den Haag: Sdu Uitgevers.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2007) Investeren in Werkzekerheid, Rapporten
aan de Regering nr. 77 Amsterdam: Amsterdam University Press.
Willems, T. en E.J. van Asselt (2007) The Scandinavian model: not as desirable as it seems, DenHaag:
Wetenschappelijk Instituut CDA.
Wilthagen, T. (1998) Flexicurity – a new paradigm for labour market policy reform?, WZB
Discussion Paper FA 198-202.
ESB 13
juli 2007
423