Technologie: publiek en privaat belong
De werkgelegenheid zal in een moderne economie
in toenemende mate bepaald worden door de kwaliteit van de beschikbare technologic. Nagenoeg alle
ontwikkelde landen realiseren zich dit. Technologische ontwikkeling wordt daarom internationaal sterk
gestimuleerd door de overheden.
Nederland vormt hierbij een unieke uitzondering,
omdat het overheidsbudget voor R&D de laatste jaren steeds verder is ingekrompen. Ook bij een deel
van ondernemend Nederland zijn de R&D-inspanningen teruggelopen door bezuiniging, efficientieverhoging of door verplaatsing van R&D naar landen met
goedkoper talent. De technologische positie van Nederland dreigt zorgwekkend te verzwakken, zoals ondermeer gerapporteerd werd door het World Economic Forum, dat in 1994 meldde dat Nederland op dit
gebied van de zesde naar de veertiende plaats is geduikeld. Technologische ontwikkeling bepaalt echter
de helft van de economische groei en draagt belangrijk bij aan onze onmisbare export en werkgelegenheid. Helaas zijn de positieve effecten van technologische ontwikkeling meestal pas op langere termijn
zichtbaar. Een kabinet met het vizier gericht op de
eigen zittingsduur loopt daarom het risico het belang
van technologiestimulering te onderschatten, en daardoor kansen op groei en werkgelegenheid te missen.
Ook voor ondernemend Nederland is technologische ontwikkeling in toenemende mate essentieel
omdat de internationale concurrentie steeds heviger
wordt en de economische bedrijvigheid steeds kennisintensiever. Moderne ondernemingen kunnen
alleen nog vanuit Nederland concurreren als zij zich
voortdurend aanpassen aan de internationale ontwikkelingen. Dit vereist voortdurende vernieuwing van
produkten, processen en diensten, voortdurende
verbetering van kwaliteit en kostenbeheersing. Een
onderneming kan alleen aan deze eisen tegemoet
komen door de juiste technologieen in te zetten.
De geringe aantrekkingskracht van” Nederland op
buitenlandse R&D-investeerders vormt een belangrijke indicatie dat ons huidige klimaat voor technologische ontwikkeling onvoldoende is. Van de nieuwe
R&D-werkgelegenheid als gevolg van buitenlandse
vestigingen in zeven landen van Noordwest-Europa,
komt slechts 4,7 procent in Nederland terecht. Dit
kan een risico betekenen voor het behoud van de nu
nog aanwezige hoogwaardige ontwikkelactiviteiten.
De neergang in R&D-inspanningen van overheid en
bedrijfsleven dient derhalve te worden omgebogen.
De huidige economische opleving dient daarom door
het kabinet te worden gebruikt voor het versterken
van onze verdiencapaciteit, met name onze technologische positie. Het versterken van de technologische
concurrentiepositie loopt over twee sporen:
• continu stimuleren van innovatie binnen ondernemingen;
• maximaliseren van het rendement van de publieke
R&D.
ESB 17-5-1995
Stimulering van innovatie binnen
ondernemingen dient onverminderd aandacht te krijgen. De generieke technologie-stimuleringsregelingen zoals bij voorbeeld de
WBSO, het TOK en de PBTS, moeten worden gehandhaafd of verbeterd. Ondernemingen zijn evenwel
steeds sterker aangewezen op kennis en technologic die buiten de
ondernemingen wordt ontwikkeld,
onder meer binnen publieke kennisinstellingen. De Nederlandse overheid besteedt jaarlijks circa 4,5 miljard gulden aan R&D. In Nederland
dragen deze investeringen verhoudingsgewijs echter veel minder bij
aan het versterken van de concurrentiekracht
dan in veel andere landen. In het buitenland verwerft
de publieke kennisinfrastructuur namelijk vier tot
zeven maal zoveel contractresearch van ondernemingen als in Nederland. Daar komt bij dat Nederlandse
ondernemingen vaker en meer R&D uitbesteden aan
buitenlandse kennisinstellingen. Daarom is ook het
verbeteren van het economische rendement van de
publieke R&D cruciaal.
Er is binnen delen van de publieke kennisinfrastructuur een groeiende bereidheid om bij de R&Dprogrammering rekening te houden met de behoefte
van ondernemend Nederland. De Vereniging VNONCW is daarom een actie gestart om te inventariseren
welke technologieen voor ondernemend Nederland
van belang zijn. Dit betreft zowel de bestaande technologic als de op relevante termijn te ontwikkelen
technologic. Het resultaat van deze inventarisatie is
een belangrijke boodschap aan de kennisinfrastructuur en de overheid.
In het vervolg dient een gestructureerde vorm
van informatieuitwisseling te worden georganiseerd
tussen ondernemingen/branche-organisaties, overheid en kennisinstellingen met als doelstellingen:
de strategische kennis- en technologiebehoeften van
de technologieleidende ondernemingen (vraagzijde)
over te dragen op de kennisinstellingen (aanbodzijde), de bottlenecks en inefficienties bij de transfer
van bestaande technologic naar de diverse technologievolgende sectoren en ondernemingen op te
sporen en weg te nemen. Een nieuwe en flexibele
financieringssystematiek voor de publieke R&D moet
vervolgens leiden tot continue versterking van onderzoek van universiteiten en instituten dat excellent
en/of relevant is voor ondernemingen en de maatschappij. Hierdoor kan de effectiviteit van de altijd
schaarse overheidsmiddelen voor technologiebeleid
worden gemaximaliseerd.
J.C. Blankert