Tariefsysteem met verkeerde prikkels
Aute ur(s ):
Aalbers, R.F.T. (auteur)
Bressers, D.L.F. (auteur)
Dijkgraaf, E. (auteur)
Hoogendoorn, P.J. (auteur)
Klerk, S.C. de (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij Ocfeb . Met dank aan A.E.H. Huygen, A.P. Ros en A.J. de Zeeuw. Gebaseerd op het Ocfeb research memorandum
Een level playing field op de Nederlandse elektriciteitsmarkt (http://www.eur.nl/few/research/ocfeb/)
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4196, pagina 232, 26 maart 1999 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
elektriciteit
Het niveaustelsel is niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk een efficiënter tariefsysteem voor transport van elektriciteit.
Momenteel ligt bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998. Daarbij wordt een tariefstructuur
voorgesteld voor het transport van elektriciteit, het zogenaamde cascadestelsel. In ESB heeft al een discussie plaatsgevonden over
voor- en nadelen van dit stelsel ten opzichte van het niveaustelsel 1. Een gefundeerde keuze tussen beide stelsels is echter niet
mogelijk zonder inzicht in de kwantitatieve effecten. De vraagstelling van dit artikel is, in welke mate de stelsels leiden tot
verschillende transporttarieven.
Tariefsystemen
Het transportnetwerk voor elektriciteit bestaat uit hoog-, midden- en laagspanningsleidingen. Voor de overgang tussen
spanningsniveaus zijn transformatoren nodig. De meeste geproduceerde of geïmporteerde elektriciteit komt terecht op een
hoogspanningsleiding. Van daaruit wordt het afgenomen door grootverbruikers en verdelers, die de elektriciteit via midden- en
laagspanningsnetten aan de kleinverbruikers leveren. Daarnaast vindt er (voornamelijk) kleinschalige productie plaats op het midden- en
laagspanningsnet.
De kosten van de diverse netten worden onder zowel het cascade- als het niveaustelsel identiek verdeeld over de volgende drie groepen
afnemers: hoog-, midden- en laagspanningsconsumenten. Het verschil tussen beide stelsel zit hem in de toedeling van de kosten binnen
deze groepen afnemers. Onder het cascadestelsel betalen alle afnemers uit een groep hetzelfde tarief. Dit in tegenstelling tot het
niveaustelsel, waar tarieven binnen een groep kunnen verschillen. Laagspanningsconsumenten die hun elektriciteit afnemen van
laagspanningsproducentenn betalen een ander tarief dan wanneer zij van hoogspanningsproducenten afnemen. De tarieven binnen het
niveaustelsel zijn dus niet alleen afhankelijk van het spanningsniveau waarop de consument is aangesloten, maar ook van het
spanningsniveau waarop de producent is aangesloten.
Kostentoerekening
Voor het bepalen van de mate waarin het cascade- en niveaustelsel tot verschillende tarieven leiden, is inzicht nodig in de kosten en afzet
van het elektriciteitsnetwerk. De bij ons beschikbare kostengegevens zijn uitgesplitst naar drie verschillende spanningsniveaus en twee
transformatortrappen (zie tabel 1) 2. Deze kostengegevens zijn een schatting, gemaakt door het Energiebeurs Bulletin, en gebaseerd op
een kostenmodel van EnergieNed.
Tabel 1. De totale kosten van de netwerken
totale kosten
hoogspanning
trafo hoog-middenspanning
middenspanning
trafo midden-laagspanning
laagspanning
Totaal
Æ’ mln
950
112
960
210
900
3132
Naast de kosten hebben we ook de beschikking over afzetgegevens per spanningsniveau (tabel 2, de vetgedrukte getallen), eveneens
afkomstig van EnergieNed. Het betreft hier gegevens uit 1997 die zijn opgeschaald naar 1998. Aan de hand van een eigen inschatting,
mede gebaseerd op consultatie van experts, zijn we gekomen tot de in tabel 2 gepresenteerde niet-vetgedrukte cijfers. Overigens blijken
alternatieve uitsplitsingen tot identieke conclusies te leiden.
Tabel 2. Schatting afzetverdeling 1998, TWh
van producent
hoogsp.
middensp.
naar consument op
hoogspanningsnet
middenspanningsnet
laagspanningsnet
totaal
21
19
30
70
0
4
7
11
laagsp.
0
0
2
2
totaal
21
23
39
83
De grondslag voor de toerekening van de kosten is identiek voor zowel het niveau- als het cascadestelsel: de hoeveelheid elektriciteit die
contractueel getransporteerd wordt over de verschillende spanningsnetten c.q. getransformeerd wordt over de verschillende
transformatoren. Deze grondslag is uit tabel 2 af te leiden. Dit is, samen met de bijbehorende kosten, weergegeven in tabel 3.
Tabel 3. Kosten per spanningsniveau, 1998
totale kosten
HS
Trafo HS-MS
MS
Trafo MS-LS
LS
Totaal
Æ’ mln
950
112
960
210
900
3132
grondslag
kosten/KWh
TWh
21+19+30
19+30
19+4+30+7
30+7
30+7+2
cent/kWh
1,36
0,23
1,60
0,57
2,31
Als voorbeeld nemen we de grondslag voor het middenspanningsnetwerk. Hierover wordt getransporteerd:
» 49 TWh afkomstig van producenten op het hoogspannignsnetwerk, waarvan 19 TWh bestemd voor consumenten op het
middenspannings- en 30 TWh bestemd voor consumenten op het laagspanningsnetwerk;
» 11 TWh afkomstig van producenten op het middenspanningsnetwerk, waarvan 4 TWh bestemd voor consumenten op het
middenspanningsnetwerk en 7 TWh het laagspanningsnetwerk.
In totaal dus 60 TWh. De kosten voor het middenspanningsnetwerk bedragen dan Æ’ 960 mln gedeeld door 60 TWh, is 1,60 ct/kWh.
Nu de kosten per onderdeel van het netwerk in centen per kWh bekend zijn kunnen deze kosten worden toegerekend aan de
verschillende gebruikers. We behandelen nu de toerekening volgens het cascade- en het niveaustelsel.
Het cascadestelsel
In het wetsvoorstel wordt gekozen voor het cascadestelsel. Onder dit stelsel vindt de toerekening van de kosten plaats aan drie groepen
afnemers: hoog-, midden- en laagspanningsconsumenten.
» Aan de hoogspanningsconsumenten worden de kosten toegerekend voor het gebruik dat zij van het hoogspanningsnet maken: 21
TWh (tabel 2) voor 1,36 ct per kWh (tabel 3) = 285 miljoen gulden;
» Aan de middenspanningsconsumenten worden de kosten toegerekend voor het gebruik van het hoogspanningsnet voor stroom die
naar het middenspanningsnet gaat (19 TWh x 1,36 ct), voor het transformeren van deze stroom naar middenspanning (19 TWh x 0,23 ct),
voor het transport van deze zelfde stroom over het middenspanningsnet (19 TWh x 1,60 ct), en ten slotte voor het transport van stroom
die op middenspanning geproduceerd is (4 TWh x 1,60 ct); in totaal 669 mln gulden;
» Aan de laagspanningsconsumenten wordt op eenzelfde manier toegerekend de kosten van stroom die zij afnemen van het
hoogspanningsnet: 30 TWh maal de som van de volgende kosten per kWh: 1,36 ct (hoogspanningsnet), 0,23 ct (trafo hoogmiddenspanning), 1,60 ct (middenspanningsnet), 0,57 ct (trafo midden-laagspanning) en 2,31 ct (laagspanningsnet). En voor de stroom
die zij betrekken van het middenspanningsnet: 7 TWh maal de som van de volgende kosten: 1,60 ct (middenspanningsnet), 0,57 ct (trafo),
2,31 (laagspanningsnet). En, ten slotte, voor stroom geproduceerd op laagspanningsnet 2 TWh maal 2,31 ct. Totaal: 2178 miljoen gulden.
Opgeteld zijn de toegerekende kosten gelijk aan de totale kosten van het netwerk. Het tarief wordt nu bepaald door de aan een groep
toegerekende kosten te delen door de totale afname van elektriciteit door die groep. Deze afnamen zijn voor de hoog-, midden- en
laagspanningsconsumenten respectievelijk 21, 23 en 39 TWh (tabel 2). De tarieven onder het cascadestelsel zijn voor de
hoogspanningsconsumenten 285/21 = 1,4 ct per kWh, voor de middenspanningsconsumenten 669/23 = 2,9 ct per kWh en voor de
laagspanningsconsumenten 2178/39 = 5,6 ct per kWh.
Het niveaustelsel
In het niveaustelsel hangt de prijs niet alleen af van het net waarop een consument is aangesloten, maar ook van de producent die de
stroom levert. Neem de laagspanningsconsument, die stroom betrekt die geproduceerd is op het hoogspanningsnet. Aan deze
consument worden de kosten doorgerekend voor het gebruik van alle netten en transformatoren (net als in het cascadestelsel), ofte wel
30 TWh x (1,36 + 0,23 + 1,60 + 0,57 + 2,31) = Æ’ 1818 mln. Echter, laagspanningsconsumenten van stroom afkomstig van het
middenspanningsnet, hoeven nu niet meer mee te betalen aan het hoogspanningsnet. Zij betalen 7 TWh x (1,60 + 0,57 + 2,31) = Æ’ 313 mln.
Voor stroom geprodudeerd op het laagspanningsnet betalen zij in totaal 2 TWh x 2,31 ct = Æ’ 46 mln.
Het tarief wordt wederom bepaald door de aan een groep afnemers toegerekende kosten te delen door de totale afname van elektriciteit
van die groep. Voor laagspanningsconsumenten resulteert een tarief van 1818/30 = 6,1 ct/kWh als zij afnemen van een
hoogspanningsproducent, 313/7 = 4,5 ct/kWh als zij afnemen van een middenspanningsproducent en 46/2 = 2,3 ct/kWh als zij afnemen
van een laagspanningsproducent. De overige tarieven kunnen ook zo worden bepaald (tabel 4).
Tabel 4. Tarieven in twee stelsels. cent/kWh
Niveaustelsel
Casadestelsel
consument hoogspanningsnet
consument middenspanningsnet
consument laagspanningsnet
stroom afkomstig van producent
hoogmiddenlaagspanning
1,4
3,2
6,1
3,2
1,6
4,5
6,1
4,5
2,3
1,4
2,9
5,6
Duidelijk is dat laagspanningsconsumenten onder het cascadestelsel geen prikkel hebben om over te stappen van een hoog- naar een
laagspanningsproducent. Iedere laagspanningsconsument betaalt immers 5,6 ct per kWh onafhankelijk van de herkomst van de
geleverde elektriciteit. Onder het niveaustelsel hebben laagspanningsconsumenten wel een prikkel om over te stappen. Zij kunnen dan
immers 6,1 – 2,3 = 3,8 ct per kWh op hun transportkosten besparen 3. Er is dus niet alleen een kwalitatief verschil tussen het cascade- en
het niveaustelsel; de resulterende tariefverschillen zijn substantieel.
Het belang van prikkels
In tegenstelling tot het cascadestelsel hebben consumenten onder het niveaustelsel een prikkel om elektriciteit af te nemen van
producenten op het eigen spanningsniveau. Als de laagspanningsconsumenten inderdaad massaal overstappen van hoog- en middennaar laagspanningsproducenten, dan hoeft het hoog- en middenspanningsnetwerk op termijn veel minder zwaar gedimensioneerd te
worden. Hierdoor kunnen vele honderden miljoenen guldens op jaarbasis worden bespaard. Mocht deze overstap na invoering van het
niveaustelsel op grote schaal plaatsvinden, dan kan er een probleem ontstaan met betrekking tot de afschrijving en rente van zowel het
midden- als het hoogspanningsnetwerk. Als de overstap namelijk sneller plaatsvindt dan de afschrijving, dan kunnen deze kosten niet
meer in rekening worden gebracht bij de afnemers van elektriciteit waarvoor de kosten in eerste instantie gemaakt zijn. In dat geval is
sprake van niet markt conforme kosten. Het ligt voor de hand om deze kosten net zo te behandelen als de niet marktconforme kosten van
de elektriciteitsproducenten. Voor deze laatste kosten krijgen de producenten namelijk een vergoeding door middel van een opslag op de
transporttarieven. De niet-marktconforme kosten van het netwerk kunnen op dezelfde wijze worden vergoed.
Het gebrek aan prikkels om over te stappen naar een producent op het eigen spanningsniveau heeft ook gevolgen voor het milieu. Tot
nu toe heeft het beleid gericht op bevordering van kleinschalige opwekking – onder andere warmtekrachtinstallaties, windmolens en
biomassa-installaties – gebruik gemaakt van instrumenten als subsidies en een speciaal (laag) gastarief. Omdat onder het niveaustelsel de
kosten beter worden toegerekend, onstaan extra prikkels om over te stappen naar een milieuvriendelijke opwekking.
Laagspanningsconsumenten kunnen immers een transportvoordeel behalen van 3,8 ct per kWh als ze overstappen van een producent
op hoogspanning naar een milieuvriendelijke producent op laagspanning. Onder het cascadestelsel is dit kostenvoordeel er niet.
Op termijn zorgt het niveaustelsel dus voor maatwerk. Consumenten hebben een prikkel om ervoor te zorgen dat ze elektriciteit afnemen
van een producent op het eigen spanningsniveau. Hierdoor wordt kruissubsidiëring voorkomen, kunnen de kosten van het netwerk
dalen en wordt milieuvriendelijke productie gestimuleerd. Het door de minister voorgestelde cascadestelsel scoort beduidend slechter op
al deze punten. Na een aanvankelijke plaagstoot gaat wat ons betreft het cascadestelsel knock-out
1 A.E.H. Huygen en J.J.M. Theeuwes, Een plaagstoot voor de netten, ESB, 22 januari 1999, blz. 50-52; J.J. Damsté en C.J.M. Kort,
Plaagstoot voor de netten misplaatst, en A.E.H. Huygen en J.J.M. Theeuwes, Wet verhoogt kosten, ESB, 12 maart 1999, blz. 188-190.
Overigens wordt hier niet de term niveaustelsel, maar zonestelsel gebruikt.
2 In werkelijkheid zullen waarschijnlijk vijf spanningsniveaus en vier transformatortrappen onderscheiden worden.
3 De afwezigheid van prikkels om over te stappen naar een producent van het eigen spanningsniveau onder het cascadestelsel komt
voort uit de kruissubsidiëring die plaatsvindt binnen een spanningsniveau. Zo subsidiëren laagspanningsconsumenten die hun
elektriciteit van hetzij laagspannings- hetzij middenspanningsproducenten betrekken de laagspanningsconsumenten die elektriciteit
betrekken van hoogspanningsproducenten voor een bedrag van (5,6 cent per kWh -2,3 cent per kWh) * 2 TWh +(5,6 cent per kWh -4,5
cent per kWh) * 7 TWh = 143 miljoen gulden/jaar.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)