Ga direct naar de content

Succesvol recht

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 20 2002

Succesvol recht
Aute ur(s ):
Eijck, S. van (auteur)
De auteur is staatssecretaris van Financiën.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4390, pagina 919, 20 december 2002 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

De één zijn dood is de ander zijn brood. Ligt in die oer-Nederlandse uitdrukking niet het juridische beginsel van ‘bevoorrechte
verkrijging’ besloten? Dat zogenoemde buitenkansbeginsel op grond waarvan successierecht, maar ook schenkingsrecht en recht
van overgang geheven wordt? Onmiskenbaar gaan bij overlijden verdriet en verrijking veelal hand in hand. In Nederland, maar ook
in het buitenland is het heffen van belasting over die verrijking aanvaard. Datzelfde geldt voor het heffen van schenkingsrecht. De
positie van de Successiewet staat dan ook niet ter discussie. De inhoud van deze sterk verouderde wet wat mij betreft wel. Het streven
zou moeten zijn per
1 januari 2005 een volledig gemoderniseerde Successiewet het licht te laten zien. Een heffing die in alle opzichten past bij deze tijd.
Het heffen van belasting is in de kern eenvoudig. Vastgesteld dient te worden wie, waarover, hoeveel belasting moet betalen. De
aansluiting van de Successiewet 1956 bij degene die een ‘verrijking’ ervaart is een vanzelfsprekende. Daardoor is het belastingsubject
doorgaans helder in beeld te brengen. Dat geldt niet voor het belastingobject; de basis van al wat krachtens erfrecht wordt verkregen,
heeft in de afgelopen decennia tot de nodige uitbreidingen en aanpassingen van de Successiewet geleid. In de honderdste fiscale
monografie had Inge van Vijfeijken maar liefst 350 bladzijden nodig om alleen al de fictieve erfrechtelijke verkrijgingen op een rij te zetten
en te analyseren. We moeten een tweede druk van dit overigens uitstekende handboek vermijden. Het uitgangspunt van ‘al wat
krachtens erfrecht wordt verkregen’ dient plaats te maken voor wat met de heffing daadwerkelijk belast zou moeten worden: het
economische voordeel dat de belastingplichtige geniet.
Van dat genieten is uiteraard in veel mindere mate sprake als een naaste is overleden, dan wanneer een vrijwel onbekende suikeroom het
loodje heeft gelegd. Daarmee komen we op een onderdeel van de heffingswet dat ziet op de hoeveelheid te betalen belasting. Met de
mate van verwantschap houdt de Successiewet daarbij terecht rekening door drie tariefgroepen naar verwantschap te onderscheiden.
Binnen die tariefgroepen speelt nog een tweede progressiemaatstaf: de hoogte van de verkrijging. Die progressiviteit is op zich te
verdedigen vanuit het solidariteitsbeginsel, dat stoelt op het principe van ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’.
Het is echter de vraag of in een toekomstige Successiewet die derde groep (een soort restcategorie), met een oplopend tarief van 41 naar
68 procent, gehandhaafd moet blijven. Het afdragen van meer dan tweederde van het vermogen aan de staat bij schenkingen en
erfenissen wordt door menig Nederlander als buitengewoon hoog ervaren. Het opnemen van de derde in de tweede tariefgroep (broers,
zussen, bloedverwanten in de rechte opgaande lijn) zou het maximale tarief omlaag brengen van 68 naar 53 procent. Globaal scheelt dat
de schatkist vermoedelijk 150 miljoen euro aan successierechten, maar dat leidt wellicht tot een groter draagvlak.
Naast bovenstaande opmerkingen over het belastingobject, het belastingsubject en de tarieven, met andere woorden het fiscale
raamwerk van de toekomstige Successiewet, zijn nog enkele specifieke opmerkingen te maken 1.
Het Nederlandse bedrijfsleven is gebaat bij soepele bedrijfsopvolgingen, die niet onnodig op fiscale barrières stuiten. In de komende
decennia zal het aantal bedrijfsoverdrachten aanzienlijk zijn. De verruiming per 1 januari 2002, waardoor dertig procent van het
ondernemingsvermogen buiten de heffing blijft bij vererving of schenking, heeft weliswaar de belastingdruk enigszins verlicht, maar
daarmee zijn niet alle knelpunten opgelost. In een meer globale integrale fiscale benadering van de bedrijfsopvolgingsproblematiek, die ik
de Tweede Kamer heb toegezegd, zal ik inventariseren wat die knelpunten zijn. Daarbij zal worden ingegaan op de kant van de koper en
die van de verkoper. De erfgenaam en de erflater zullen – evenals de schenker en degene die geschonken krijgt – de revue passeren. Ook
zal aan liquiditeitsproblemen en financieringsvraagstukken vanuit fiscaal perspectief aandacht worden besteed. Dat alles niet alleen
bezien vanuit de successiebelastingen, maar tevens rekening houdend met de inkomsten- en vennootschapsbelasting.
Politieke partijen zullen het in de komende verkiezingen als een uitdaging zien nu kleur te bekennen in een vergrijzend, relatief welvarend
en sterk ondernemend Nederland. Het moderniseren en aan de maatschappelijke ontwikkelingen aanpassen van de Successiewet is
daarbij overigens slechts één van de talloze fiscale uitdagingen in de wondere wereld van de fiscaliteit

1 Voor een uitgebreid overzicht verwijs ik naar het rapport De warme, de koude en de dode hand, over de modernisering van de
successiewetgeving. van de Werkgroep modernisering successiewetgeving uit 2000 onder voorzitterschap van J. Moltmaker en het
kabinetsstandpunt over dit rapport uit juni 2001, zie: www.minfin.nl

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur