Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 25 2014

ESB Statistiek

Rentelasten in verhouding tot primair saldo

D

e rentelasten in de eurozone lopen sterk uiteen per lidstaat. De
figuur geeft hierin inzicht voor een aantal relevante lidstaten.
Als gevolg van hoge rentelasten moeten sommige landen een
veel hoger primair saldo – ofwel nominaal saldo geschoond voor renteuitgaven – bereiken om het nominale tekort terug te brengen dan andere
landen. De huidige en voormalige programmalanden Griekenland, Ierland, Portugal en Cyprus betalen in 2014 allemaal ten minste 4 procent
van het bbp aan rente. Deze landen (behalve Griekenland) lijkt het ook
veel moeite te kosten om het tekort onder de 3 procent bbp te brengen.
Uitzondering is dus Griekenland, dat zich ondanks de hoge rentelasten
onderscheidt van de andere programmalanden met een tekort onder de
3 procent bbp in 2014. Griekenland is hierin geslaagd dankzij een primair overschot van 2,8 procent bbp in 2014, het hoogste van de eurozone.
Landen als Spanje en Ierland zullen ook naar een primair overschot toe
moeten om het nominale tekort onder de grens van 3 procent bbp te krijgen, aangezien de rentelasten van deze landen nog boven die norm liggen.
Verder geeft de figuur aan dat de bezuinigingsmaatregelen in een aantal
programmalanden een grote stap zijn in het op orde brengen van de begroting. Naast Griekenland zitten ook Ierland en Portugal in de buurt
van een primair overschot. Er zal echter nog meer moeten gebeuren om
ook het nominale tekort verder terug te dringen.
De hoogste rentelasten doen zich niet voor in een programmaland, maar
in Italië (met 5,2 procent bbp). Italië heeft ook een groot primair overschot (2,6 procent bbp) nodig om de overheidsuitgaven in de hand te
kunnen houden. Dit is echter niet onmogelijk: Italië heeft een nominaal

internationaal

tekort van 2,8 procent bbp en is in 2013 ontslagen uit de buitensporigtekortprocedure, eerder dan bijvoorbeeld Nederland en Oostenrijk.
Verder heeft Nederland met 1,7 procent bbp zeer lage rentelasten, zelfs
lager dan Duitsland. Nederland kan zich daarom, net als bijvoorbeeld
Finland, een primair tekort veroorloven en tegelijkertijd het nominale
tekort beperkt houden. Nederland profiteert hiermee van het feit dat de
schuldopbouw in het verleden relatief gematigd is geweest. ■ jip italianer (Ministerie van financiën)

Vergelijking renteuitgaven en primair saldo
Cyprus
Spanje
Ierland
Portugal
Frankrijk
Nederland
Italië
België
Eurozone
Finland
Griekenland
Duitsland
-4

-2

0

Primair saldo 2014

2

4

Renteuitgaven 2014

Bron: Spring Forecast 2014, Europese Commissie

Concentratie op de spaarmarkt naar pre-crisisniveau

402

monetair

tratie toeneemt of juist afneemt. Een toename in concentratie gebeurde
in 2010 naar aanleiding van de samenvoeging van Fortis Bank en ABN
Amro en in 2012 bij de overname van de Friesland Bank door de Rabobank. De herstructurering van ING (op last van de Europese Commissie) door het verplaatsen van een deel van het spaargeld naar Nationale
Nederlanden heeft sinds medio vorig jaar gezorgd voor de recente afname in de concentratie. Momenteel is het niveau van concentratie ongeveer hetzelfde als in augustus 2008, vlak voor de verdieping van financiële crisis door de onrust bij Lehman Brothers. ■ wim goes (DNB)

Concentratie Nederlandse bancaire spaarmarkt
voor huishoudens
2.600
2.550
Herfindahl Index1

N

ederlandse huishoudens hebben momenteel ongeveer 330
miljard euro aan spaargeld bij Nederlandse banken. De bankensector is in ons land relatief sterk geconcentreerd en het
overgrote deel van de spaarmiddelen is verdeeld over een klein aantal
banken. De laatste jaren zijn flinke schommelingen zichtbaar geweest in
de concentratie (figuur). Tijdens de onrust op de financiële markten is
de concurrentie om particulier spaargeld tussen de banken opgelopen.
Vooral banken zonder aantrekkelijke alternatieve financieringsbronnen
hebben met hogere rentes meer spaargeld kunnen aantrekken. Tijdens
de financiële crisis bedroeg het verschil in spaarrente tussen de drie
grootbanken en de overige banken een korte periode bijna een half procentpunt. Momenteel is het verschil weer wat afgenomen en bedraagt
dit een kwart procentpunt. De sterkere concurrentie om spaargeld zorgt
doorgaans voor een afnemende concentratie.
De relatief grote schommelingen in de concentratie van de spaarmarkt
worden grotendeels veroorzaakt door faillissementen, overnames en opsplitsingen. Faillissementen hebben meestal invloed op het vertrouwen
van de spaarders, waardoor huishoudens hun spaargeld anders verdelen
over de nog aanwezige marktpartijen ( flight to quality). Een voorbeeld
hiervan vormt de toename van de concentratie na het faillissement van
Icesave en de onrust rondom Fortis Bank en ABN Amro in de tweede
helft van 2008. Een jaar daarna ging DSB failliet, waardoor een kleine
stijging zichtbaar was in de concentratie.
Overnames en opsplitsingen zorgen vaak voor een samenvoeging van
bestaande portefeuilles van spaargeld of vice versa, waardoor de concen-

6

In procenten

2.500
2.450
2.400
2.350
2.300
2.250
2.200

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

‘14

¹ Som gekwadrateerde marktaandelen, fluctueert tussen 0 en 10.000, hoe hoger de waarde hoe hoger de concentratie

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Bron: DNB

Jaargang 99 (4688) 27 juni 2014

Statistiek ESB

De verdiensten van jongeren

arbeidsmarkt

I

n 2012 waren er 7,9 miljoen banen van werknemers in Nederland.
Hiervan zijn een op de zes ingevuld door jongeren tussen 15 en 25
jaar. Het hoogste aandeel jongeren wordt gevonden in de bedrijfstakken Horeca, Landbouw en visserij, Handel en Overige dienstverlening. In de bedrijfstakken Energie, Onderwijs en Bouw werken relatief
weinig jongeren.

Het gemiddelde bruto-uurloon en het aandeel
banen van jongeren tussen 15 en 25 jaar, 2012
In procenten

0

10

0

2

20

30

40

50

60

Energie
Onderwijs
Bouw
Cultuur, sport en recreatie
Zorg
Transport
Water
Financiële dienstverlening
Informatie
Specialistische zakelijke dienstverlening
Openbaar bestuur
Overige zakelijke dienstverlening
Industrie
Totaal
Onroerend goed
Overige dienstverlening
Handel
Landbouw en visserij
Horeca

In euro
Uurloon (onderste as)

4

6

8

10

12

14

Jongeren in de leeftijd van 15 tot 25 jaar verdienen gemiddeld 10 euro per
uur. Dit is minder dan de helft van het Nederlandse gemiddelde van 21
euro. Er is een samenhang tussen de hoogte van het gemiddelde uurloon
van jongeren en het aandeel jongeren dat werkzaam is in een bepaalde
bedrijfstak. In sectoren waarin relatief veel jongeren werkzaam zijn, ligt
het gemiddelde uurloon lager. Jongeren hebben vaker een tijdelijke baan
dan ouderen of hebben een kleine baan naast het volgen van onderwijs.
Daarnaast verdienen jongeren vaker het minimumloon, omdat zij weinig
tot geen werkervaring hebben.
Tijdelijke banen en kleine banen komen vaak voor in de sectoren Landbouw, Handel en Horeca. Dit zijn traditioneel ook de sectoren waar veel
tijdelijk werk en seizoenswerk voorkomt, wat zich vertaalt in een gemiddeld lager uurloon voor jongeren in deze bedrijfstakken, namelijk 8 à 9
euro. De gunstigste positie hebben jongeren in de bedrijfstak Energie
met een gemiddeld uurloon van 13 euro. Dit zijn vooral jongeren in de
leeftijd van 20 tot 25 jaar. In de bedrijfstakken Onderwijs en Bouw ligt
het gemiddelde uurloon van jongeren net boven de 12 euro. Er zijn echter relatief weinig jongeren werkzaam in deze sectoren. Opvallend is dat
in de bedrijfstak Cultuur, sport en recreatie veel jongeren werkzaam zijn,
die gemiddeld een hoog uurloon verdienen. Dit komt door een kleine
groep jongeren die relatief veel verdienen, zoals topsporters en artiesten.
â–  gerda gringhuis en katja chkalova (CBS)
­

Aandeel banen van jongeren (bovenste as)
Bron: CBS

Wat men van verplicht pensioensparen vindt
Van een groep ondervraagde werkenden (1041 respondenten) is 73 procent voorstander van verplicht pensioensparen, terwijl 13 procent geen
mening heeft (figuur). Werknemers zijn vaker voorstander van verplicht
pensioensparen dan zelfstandigen. Zo vindt 76 procent van de respondenten die alleen werknemer zijn (881) dat verplicht pensioensparen een
goede zaak is. Van de respondenten die alleen zelfstandige zijn (125), is
58 procent voor verplicht pensioensparen.

De wens tot verplicht pensioensparen onder
werknemers en zelfstandigen
Totaal

Alleen werknemer

Werknemer en zelfstandige

Alleen zelfstandige
In procenten

0

20
Goede zaak

Jaargang 99 (4688) 27 juni 2014

40
Slechte zaak

60

80
Geen mening

100

pensioenen

Het meest genoemde voordeel van verplicht pensioensparen is dat men
anders in de verleiding komt te weinig opzij te leggen voor de oude dag.
Hiermee is 38 procent van de respondenten het eens. Verder vindt 36
procent verplicht pensioensparen een goede zaak als iedereen pensioen
opbouwt. Je niet bezig hoeven te houden met de vraag hoeveel je opzij
moet leggen, wordt door 32 procent genoemd, en 31 procent is voor
verplicht pensioensparen omdat men dan beschermd is tegen financiële
risico’s.
Het meest genoemde nadeel is dat de premie niet in overeenstemming
zou zijn met de pensioenuitkering. Dit nadeel wordt door 27 procent
genoemd. Daarnaast noemt 19 procent van de respondenten als nadeel
dat ze zelf willen bepalen of en hoeveel ze sparen; 12 procent denkt een
beter rendement te kunnen halen op spaargeld of beleggingen wanneer
ze dit zelf doen.
Een groot deel van de respondenten (30 procent van de werknemers en
43 van de zelfstandigen) heeft geen voorkeur voor een pensioenfonds
wanneer de keuze hiervoor vrijgelaten wordt bij verplicht pensioensparen. Werknemers die wel een voorkeur hebben kiezen voor een pensioenfonds met werknemers van het eigen bedrijf (20 procent) of de eigen
bedrijfstak (21 procent). Bij zelfstandigen gaat de voorkeur uit naar een
pensioenfonds met alle zelfstandigen in hetzelfde beroep (27 procent).
Bij zowel werknemers als zelfstandigen is de belangrijkste reden voor
deze voorkeur dat de kans dan hoger is dat de pensioenuitkering in overeenstemming is met de betaalde premie. â–  lucy kok (SEO Economisch

Bron: SEO Rapport, 2013(73)
­onderzoek)
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

403

Auteurs