Sophie’s keuze
Aan het eind van zijn boek Sophie’s
choise laat William Styron de Poolse
immigrants Sophie Zawistovska vertellen hoe ze tijdens de oorlog op barbaarse wijze gedwongen werd te kiezen. Slechts een van haar twee kinderen mocht blijven leven. Het is een verhaal dat ze nauwelijks over de lippen
krijgt. Het is een beslissing die haar leven heeft ontwricht. Beslissen over leven en dood is lets dat op de grens ligt
van wat mensen kunnen.
Ik dacht aan dit boek toen eind mei
vorig jaar in NRC Handelsblad een artikel verscheen met als titel ,,Kwestie
van leven en dood”, waarin medici en
ethici aan het woord kwamen over de
ultieme keuze waartoe de moderne gezondheidszorg wordt gedwongen. Uit
dit artikel het volgende citaat: ,,Wij als
samenleving moeten bepalen aan welke patienten we, gezien het beschikbare geld, de voorkeur geven boven anderen. Het is een heidens werk, maar
het is op zich mogelijk ook te schatten
wat de rest van het leven van iemand
waard is…”. Ik citeer dit met een bepaalde bedoeling en zou niet widen dat
door deze enkele zinnen, los van hun
context, een verkeerde indruk zou ontstaan over de inhoud van dit kranteartikel. In het artikel wordt geprobeerd
duidelijk te maken dat de afwegingen
bij een beslissing over wie wel of niet
(met voorrang) medisch behandeld
moet worden, altijd onvolledig, onzeker en tegenstrijdig zijn. Het zijn onmogelijke keuzes, die niettemin gemaakt
moeten worden. Wat mij nu interesseert is of behalve medici en ethici ook
economen daarbij kunnen helpen. Het
aangrijpingspunt daarbij is de hoop die
in het bovenstaande citaat wordt uitgesproken dat het mogelijk moet zijn te
schatten wat een mensenleven waard
is. Ik wil me hier beperken tot de economische waarde, want dat is het enige
waar je als econoom misschien nog
iets zinvols over kan zeggen.
De economische waarde van een
mensenleven is niet oneindig. In onze
samenleving worden weliswaar op verschillende plaatsen produktiemiddelen aangewend om mensenlevens te
redden en te bescherrnen – denk aan
de Deltawerken, verkeersveiligheid,
volksgezondheid – maar de budgetallocaties op deze plaatsen worden
steeds afgewogen tegen andere aanwendingen. Uit deze afweging kan in
principe een economische waarde
voor een mensenleven worden berekend. Bij voorbeeld uit de kosten van
de stormvloedkering en het verwachte
aantal daardoor geredde mensenle-
J.J.M. Theeuwes
vens kan de economische waarde van
een mensenleven worden berekend
die bij de beslissing tot bouwen impliciet werd gehanteerd. In principe kan
een dergelijke economische waarde
berekend worden voor alle maatregelen waarbij mensenlevens worden gered. De pogingen die daartoe reeds
werden ondernomen, leren ons dat deze impliciete economische waarden
onderling sterk verschillen. Men zou
dit kunnen zien als een probleem voor
niet-optimale budgetallocatie, maar
het helpt niet veel bij de keuze waarover we het hier hebben.
Wat vaak wordt voorgesteld als procedure bij het beslissen over beleidsmaatregelen die mensenlevens
sparen, is ondervraging van de betrokkenen. Op die wijze kan men proberen
te achterhalen wat ze individueel bereid zijn te betalen om bij voorbeeld
minder risico op een ongeval of een nutuurramp te (open. Uit dit genoemde
bedrag en de dating van het risico die
daar tegenover staat, kan wederom
een impliciete, door net individu geschatte economische waarde worden
berekend. Maar net als de beleidsmaker is ook het individu niet altijd consistent in zijn risicogedrag: zo zijn er
kettingrokers die niet durven vliegen.
Wat eventueel overblijft om de economische waarde van een mensenleven te meten is het concept ‘menselijk
kapitaal’. In principe is menselijk kapitaal de actuele waarde van alle huidige
en toekomstige economische bijdragen van een persoon aan de samenleving. Het is de geactualiseerde waarde
van de marginale produktieve bijdragen die de samenlevig zou missen als
die persoon er niet zou zijn. Theore-
tisch is dit een aantrekkelijk idee maar
praktisch kan menselijk kapitaal
slechts bij benadering worden gemeten. Voor de werkenden wordt het
meestal benaderd door op basis van
persoonlijke kenmerken als opleiding,
beroep, geslacht, ervaring enz. verwachte leeftijd-inkomensprofielen te
voorspellen en die vervolgens te verdisconteren. Maar verdiende inkomens
zijn slechts onder zeer ideale omstandigheden gelijk aan de marginale produktieve bijdragen. Dat betekent dat
een dergelijke praktische benadering
van menselijk kapitaal verpest wordt
door de meetfouten. Het wordt nog
moeilijker indien we het menselijk kapitaal willen berekenen voor mensen die
niet werken en ook geen arbeidsinkomen hebben. Bij voorbeeld iemand die
de huishouding doet en voor de kinderen zorgt. Hoe meet je hun menselijk
kapitaal? Door het verdisconteren van
de lonen van betaalde huishoudsters
of door het voorspellen van de marktlonen die ze hadden kunnen verdienen?
In dit geval staan we nog verder van
onze ideale maatstaf. Maar dit zijn de
enige problemen: menselijk kapitaal
heeft te maken met toekomstige situaties van mensen op of buiten de arbeidsmarkt. Het vereist het voorspellen van hoe de arbeidsmarktgeschiedenis voor iemand zich zou ontwikkelen als mengeling van keuzes en van
kansen.
Meetfouten en voorspelfouten maken dat het enige bruikbare concept
dat economen kunnen aandragen in situaties waar prioriteiten over mensen
moeten worden vastgesteld, een maatstaf is die met veel onzekerheid is omgeven. Meer economisch onderzoek in
deze richting kan een stuk van die onzekerheid wegnemen. Hoe dan ook,
een economische waardering is en
blijft slechts een van de vele elementen in het afwegingsproces. En dat is
maar goed ook, want ik vrees dat volgens de economische-waardeberekening de sluwen, de sterken en de slimmen het zullen halen en niet al diegenen voor wie de Bergrede was bedoeld.