Ga direct naar de content

Sociale onzekerheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 9 1983

C. de Galan

Sociale
onzekerheid
De sociale zekerheid staat thans in Nederland in het brandpunt van de belangstelling.
Zowel het stelsel zelf als de kosten en effecten
ervan vonnen het onderwerp van veel verbale en materiele activiteit. Daarbij vloeit de
aandrang om tot stelselherziening te komen
grotendeels voort uit de wens tot lastenvermindering.
Onlangs is door de staatssecretarissen van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid een adviesaanvrage aan de Sociaal-Economische
Raad en de Emancipatieraad gezonden onder de titel Herziening van het stelsel van sociale zekerheid. De daarin gedane ingrijpende voorstellen hebben betrekking op de
werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en, voor zover daaraan gekoppeld, de bijstand. De andere onderdelen blijven in de nu voorspelde herziening buiten beschouwing.
Op zich zelf verdient deze keuze de aandacht. Van de ziektekosten, met inbegrip van
de AWBZ, kan worden gezegd dat die op
andere wijze aan de orde zijn en worden gesteld. De ziekteverzekering was al eerder in
behandeling genomen; de maatregelen uit de
periode Dales-Den Uyl zijn echter in de ijskast gestopt. Voor de AOW en AWW geldt
wellicht dat ze te heilig zijn om te worden
aangepakt; ten gevolge van de voor grote
groepen werknemers bestaande koppeling
van deze volksverzekeringen aan het aanvullende pensioensysteem zouden bovendien
kostenverlagende herzieningen op dit vlak
weinig baat brengen zonder aanvullende bepalingen. Dat de kinderbijslag buiten de recente voorstellen is gebleven, hoewel er een
uit 1980 stammende adviesaanvrage hieromtrent aan de SER bestaat, mag vreemd worden genoemd; de kinderbijslag leent zich
voor een grondige nieuwe doordenking van
regeringswege.
Hoe dit ook zij, de voorgestelde stelselherziening is dus slechts een particle. Ik maak er
een aantal opmerkingen over die niet zozeer
betrekking hebben op de — ook in ESBal enkele keren aan de orde gestelde — inhoud als
wel op enige karakteristieken en fundamenten. Ten eerste: er zit in de gang van zaken ten
aanzien van de onder het mes komende
werknemersverzekeringen een wrange paradox. Verzekeren gebeurt met het oog op onESB 16-11-1983

gunstige perioden en gebeurtenissen; nu die
wat betreft werkloosheid en — mede daarvan
afgeleid — arbeidsongeschiktheid aan de
orde zijn, worden de uitkeringen als onbetaalbaar beschouwd. Het is als een verzekering tegen waterschade die, zonder dat dit tevoren was overeengekomen, een lagere uitkering geeft in geval van een grotere overstroming.
Ten tweede: er wordt in de adviesaanvrage duidelijk nadruk gelegd op de verzekeringsgedachte en dus op het equivalentiebeginsel in de werknemersverzekeringen. Des
te merkwaardiger is het dat niertemin een
snelweg wordt aangelcgd naar de bijstand of
althans naar een daarvan nauwelijks te onderscheiden uitkering ter hoogte van het
bestaansminimum. Op deze inconsistentie is
in dit tijdschrift al eerder gewezen. Ze behelst
in feite ook een stap in de richting van fiscalisering van de premieheffing.
Aansluitend valt op dat een mijns inziens
centraal doel van sociale verzekering onderbelicht bh’jft: het vermijden van een te forse
en/of te snelle inkomensbreuk bij het wegvallen van inkomsten uit arbeid. Het resultaat van het pakket voorstellen zal zijn dat de
inkomensachteruitgang in geval van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid al gauw
zeer omvangrijk wordt. In samenhang met
het voorgaande punt is hier sprake van een
opvallende stelselbreuk.
Vervolgens: er wordt in de adviesaanvrage
herhaaldelijk gewezen op de mogelijkheid en
wenselijkheid van aanvullende particuliere
voorzieningen, bij voorbeeld als uitkomst
van cao-overleg. Hiermee komt een puur
ideologisch motief om de hoek kijken dat ook
bij de beoogde ombuigingen in de ziektekostenverzekering een rol speelt: omzetting van
collectieve (sociale) verzekeringen in particuliere. Voor zover aanvullende bovenwettelijke voorzieningen worden getroffen is niet
meer sprake van lastenverhchting, doch alleen van een lastenverandering en eventueel
-verschuiving. Er is overigens niet aangeduid
hoe met name werkloosheid, al of niet op basis van onderhandelingen tussen werkgevers
en werknemers, particulier te verzekeren
valt. Mij lijkt dit onmogelijk. Voor zover aanvullende regelingen worden getroffen kan
bovendien een grote differentiatie tussen be-

drijfstakken en ondernemingen ontstaan.
Ten vijfde verdient de aard van de uit de
stelselherziening voortvloeiende lastenvermindering de aandacht. De geschatte kostenbeperking komt tot stand door diverse verlagingen van de uitkeringen en niet door volume-effecten. Dat lijkt me onvermijdelijk en
ook terecht. Een stelselherziening kan en
mag niet ten doel hebben het aantal uitkeringstrekkers te beperken zonder alternatieven te bieden. Afgezien van het eenvoudig
afschaffen van zekerheden is vanuit de sociale zekerheid nauwelijks volumebeleid te
voeren. Het enige volumebeleid van betekenis is werkgelegenheidsbeleid (met inbegrip
van herverdeling van arbeid).
Ten slotte het wellicht meest essentiele
punt, dat in feite ook slaat op andere voorstellen die gericht zijn op bezuinigingen in de
sociale zekerheid. De voorgestelde maatregelen komen, afgezien van stroomlijning en
egalisatie van uitkeringen, neer op premieen uitkeringsverlaging. Dit betekent, uitgaande van de verzekeringsgedachte, dat de
regering meent dat wij Nederlanders de premies die nodig zouden zijn om de huidige uitkeringen te handhaven niet meer (zouden
moeten) willen betalen. En voor zover meer
wordt uitgegaan van bestaansgarantie en solidariteit berust het kappen kennelijk op de
mening dat wij Nederlanders het bestaansniveau van degenen die buiten de arbeidsmarkt
vallen, relatief en vooralsnog ook absoluut
willen verlagen. Ik ben daar, in beide varianten, niet zo zeker van. En dat te minder omdat helaas zeer velen in eigen kring met werkloosheid en arbeidsongeschiktheid in aanraking komen.

1051

Auteur