Ga direct naar de content

Macro-economische modelbouw in discussie (II)

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 9 1983

Ingezonden

Macro-economische
modelbouw
in discussie (II)
DRS. V. J. DE JONG — DR. R. H. KETELLAPPBR —
PROF. DR. M. A. KOOYMAN – DRS. A. G. M. STEERNEMAN
DRS. W. VOORHOEVE*

Met genoegen voldoen wij aan het verzoek
van de redactie van ESB om, als econometrische modelbouwers, enige kanttekeningen te
plaatsen bij het artikel van drs. L. van der
Geest Een tijdbom onder de econometric.
Voor wij onze visie op macro-econom(etr)ische modelbouw uiteenzetten, willen
wij onze waardering uitspreken over het feit
dat ESB een discussie over dit vraagstuk initieert en stimuleert. Overtuigd van Tinbergens opvatting van de noodzaak om tot een
synthese te komen, hopen wij met deze bijdrage een kleine stap in deze richting te zetten.
Econometrische modellen kunnen naar
onze mening een waardevol instrument blijven vormen bij het ontwikkelen van een uitgebalanceerd economisch beleid. Zoals voor
elk instrument geldt, is het daarbij belangrijk
om als gebruiker te beseffen onder welke omstandigheden het instrument kan worden gebruikt, en welke andere instrumenten eventueel zouden kunnen worden gebruikt. Wat
betreft econometrische modellen zijn hierbij
van belang het rfoe/van het gebruik (analyse
van de economische structuur, voorspellen
of doorrekenen van effecten van beleidsscenario’s), alsmede de tijdshorizon van de uitspraken gebaseerd op het model. Het is evident dat voor het opstellen van kwartaalprognoses, bij voorbeeld, de balans tussen
econometrische en/of tijdreekstechnieken
enerzijds en economisch-theoretische hypothesen met betrekking tot de determinanten
van het economisch proces anderzijds naar
de eerstgenoemde zijde doorslaat. Deze
technieken, in wezen veredelde versies van
het simpel doortrekken van de trends in het
datamateriaal, kunnen in de praktijk leiden
tot bevredigende resultaten. Voor beleidsuitspraken op middellange termijn zijn deze
technieken echter minder geschikt. Als te
veel voor de hand liggende readies van economische subjecten buiten beschouwing worden gelaten kan dit resulteren in volstrekt onzinnige uitspraken (b.v. een overschot op de
betalingsbalans van enkele tientallen miljarden zonder dat dit leidt tot revaluatie). Veelal
zijn echter dergelijke reactiepatronen niet of
nauwelijks statistisch te kwantificeren en op
zijn minst aan grote onzekerheid onderhevig.
Hier ligt dan ook het cruciale moment bij de
1072

bouw en het gebruik van econometrische
modellen. Voor beleidsuitspraken op middellange termijn is de consequentie van de
onnauwkeurigheid in de specificatie van de
reactiepatronen minder ernstig dan de onnauwkeurigheid welke ontstaat ten gevolge
van het verwaarlozen van de effecten van
dergelijke gedragspatronen.
In onze visie vormt de mate waarin een
macro-economisch model afhankelijk wordt
gesteld van historische gegevens met betrekking tot het economische proces dus een belangrijk punt van overweging bij de modelbouw. Men kan echter de vraag stellen — zoals Van der Geest in zijn artikel doet — of
men iiberhaupt wel een numeriek gespecificeerd model kan postuleren.
De econometrist is — grosso modo — gei’nteresseerd in ,,praktische” problemen. Dit in
tegenstelling tot de typische (wiskundige)
econoom, bij wie eventuele toepasbaarheid
beslist niet voorop staat. Bij de implementatie van zijn — nog voorlopige — model gaat
de econometrist er van uit -5at kennis van het
(niet al te verre) verleden van belang is voor
wat hij wil onderzoeken. Hij laat zich dan
door het verleden inspireren bij het opsporen
van variabelen en grootheden die een rol
(zouden moeten) spelen bij de door hem onderzochte fenomenen. Die variabelen en
grootheden worden dan m.b. v. een regressietechniek in een bepaald stochastisch verband
gezet. Stochastisch wil hier zeggen dat het
verband niet altijd even precies is, maar toch
wel zo precies dat men er mee kan werken.
Hoewel het opsporen van de meest geschikte variabelen vaak een moeizaam leerproces is, heeft dit niets met het principiele
karakter van de zaak te maken. Alle macroeconomische voorspellingen voor 1975 waren b.v. onjuist. Toch heeft men hier lering uit
kunnen trekken en de modellen op bepaalde
punten kunnen verbeteren. Gelooft men niet
in zo’n constant leer- en zoekproces, dan impliceert dat eigenlijk dat men vindt dat elke
situatie zo uniek is dat zij elke beschrijving
tart m.b.v. vertrouwde concepten en verbanden (die we kennen uit het verleden!). Men
moet dan echter wel bedenken dat ook de
,,kwalitatieve” (wiskundig) econoom in dat
geval evenmin veel zal kunnen zeggen.
Terug naar de vraag of econometrische

modellen zinvol zijn of niet. Geen enkele kapitein zet zijn kompas overboord, omdat dit
instrument hem niet in staat stelt om een ijsberg in de mist te ontwijken. Om een soortgelijke reden menen wij niet dat het beter zou
zijn om economische politick te gaan bedrijven zonder het gebruik van modellen.
In een volstrekt deterministisch proces is
het logisch zoveel mogelijk gedragsrelaties in
een systeem te betrekken. Het economisch
proces is, naar onze waarneming, tot nu toe
echter verre van deterministisch. Hierdoor
worden we er toe gedwongen verschillende
instrumenten (lees modellen) te gebruiken
die ons kunnen helpen in daartoe geeigende
situaties. Gezond verstand blijft daarbij natuurlijk een belangrijke rol spelen. Kennis
van experts moet daarbij niet door modellen
worden bestreden, maar juist worden gebruikt om tot beter inzicht te komen in de gevolgen van ons economisch handelen.
In plaats van het voorgoed opbergen van
ons modelleninstrumentarium, ligt het dus
meer voor de hand om dit uit te breiden. Binnen de econometric zijn vele ontwikkelingen
gaande en hebben reeds tot resultaten geleid
op het gebied van de implementatie van recente vorderingen binnen de macro-economische theorievorming. Te denken valt bij
voorbeeld aan de zogenaamde ,,rational expectations” en de onevenwichtigheidsanalyse. Het einde van het proces van vervolmaking van het macro-econometrisch kompas is
nog niet bereikt. In dit licht is het ooit, door
sommigen, gekoesterde ideaal van een automatische piloot beslist te ambitieus.
V. J. de Jong
R. H. Ketellapper
M. A. Kooyman
A. G. M. Steerneman
W. Voorhoeve

* De auteurs zijn dr. A. E. Steenge zeer erkentelijk
voor zijn substantiate bijdrage aan de discussie rond
dit thema.

Auteurs