‘onjunctuur
Snelle raming van groei:
snelheid of betrouwbaarheid
De eerste ramingen van het bruto binnenlands produkt komen dikwijls
met enige vertraging beschikbaar. Met econometrische technieken kan
een snellere raming warden gegeven. De extra snelheid gaat echter ten
koste van de betrouwbaarheid.
In ESB van 14 September jongstleden
(biz. 830-832) betoogt H. Rozendaal
dat, in ieder geval voor de Verenigde
Staten en Duitsland, met behulp van
“… slechts drie indicatoren waarvan
iedere maand nieuwe cijfers worden
uitgebracht (industriele produktie, detailhandelsverkopen en werkgelegenheid) …” een relatief betrouwbare eerste schatting kan worden gemaakt
van de volumegroei van het bruto
binnenlands produkt (bbp) in het afgelopen kwartaal. De termijn waarop
een eerste ‘prik’ kan worden gepubliceerd, kan door deze aanpak worden
terug gebracht van respectievelijk
een maand naar twee weken (Verenigde Staten) en van circa twee
maanden naar een maand (Duitsland). Een eerste schatting, direct nadat twee van de drie maandcijfers
van het verslagkwartaal bekend zijn,
kan zelfs een verdere versnelling met
een maand opleveren. Dit laatste betekent voor de Verenigde Staten de
facto een ‘voorspelling’ van de bbpgroei in het lopende kwartaal.
In Nederland publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
sinds het tweede kwartaal van 1991
zogenoemde versnelde ramingen van
de kwartaalgroei van het bbp (volume). Dit eerste cijfer komt zeven a
acht weken na een verslagkwartaal
beschikbaar, dus eerder dan het vergelijkbare cijfer in Duitsland. Voorafgaand aan de invoering is door het
CBS veel onderzoek gedaan naar de
betrouwbaarheid van een versnelde
raming. Een belangrijke voorwaarde
voor invoering was, dat het verschil
tussen de versnelde raming en de
eerstvolgende reguliere kwartaalraming als regel minder dan 0,5%punt bedraagt.
De CBS-methode om tot versnelde
ramingen (ook wel flash-ramingen of
kwartaalflash genoemd) te komen,
berust op een integratief statistisch
proces. De beschikbare statistische
informatie omtrent onder meer industriele produktie en consumptieve
bestedingen van gezinshuishoudingen wordt in een input-output tabel
met elkaar geconfronteerd en consistent gemaakt. De snelheid waarmee
een dergelijke eerste raming kan worden gemaakt hangt hierdoor af van:
• de hoeveelheid statistische informatie die met het oog op de betrouwbaarheid benodigd wordt geacht;
• de termijn waarop de laatste van
de benodigde statistieken beschikbaar komt en
• de tijd die nodig is voor het integratieve statistische proces.
De aanzienlijke versnelling die Rozendaal weet te bereiken, is gebaseerd
op de geringere hoeveelheid statistische informatie waarop de ramingen
zijn gebaseerd en het vervangen van
het integratieve proces door een econometrische schatting1. In deze bijdrage wordt getracht om op vergelijkbare wijze de eerste ‘prik’ van de reele
bbp-groei in Nederland met circa een
maand te versnellen. Dit blijkt mogelijk te zijn. Deze, op econometrische
methoden gebaseerde raming is ech-
1.Rozendaal sluit hierbij aan bij de methode die in de zuidelijke lidstaten van de Europese Unie wordt gebruikt bij het maken
van kwartaalrekeningen. Grosso modo
kan worden gesteld dat ten zuiden van de
lijn Parijs-Wenen overeenkomstige econometrische methoden in zwang zijn. De
noordelijke lidstaten prefereren de zogenoemde ‘survey based’ kwartaalrekeningen.
ter aanmerkelijk minder betrouwbaar
dingsmethode. Een snelle raming van
de volumemutatie van het bbp stelt
De invloed van het seizoen
De ontwikkeling van de produktie in
de loop van een kalenderjaar kan
worden ontbonden in de zogenoemde structurele, conjuncturele en seizoencomponenten. Daarnaast spelen
incidentele factoren als grote stakingen en bijzondere weersomstandigheden een rol. Het is met name de seizoeninvloed, en de verandering
daarin, die er voor zorgt dat volumemutaties van het bbp met de nodi-
waarmee de benodigde gegevens beschikbaar komen. Alleen variabelen
waarover binnen een maand na afloop van een verslagkwartaal voldoende informatie beschikbaar is,
zijn in de analyse betrokken. Vanwege de aanzienlijke vertraging waarmee gegevens over de inkomensontwikkeling beschikbaar komen, is de
inkomensmethode voor ons doel niet
geschikt.
Een raming van de volumeontwikkeling van het bbp door middel van
ge voorzichtigheid moeten worden
de produktiemethode berust, in het
werkl = Werkloosheid
geinterpreteerd.
Een oplossing kan worden gevonden door de bbp-cijfers te corrigeren
voor seizoen. Probleem hierbij is dat
het seizoenpatroon niet in werkelijkheid kan worden waargenomen. Het
moet met behulp van een of andere
statistische techniek worden benaderd. Geen enkele techniek is center
in staat om seizoeninvloeden volledig
te elimineren .
Een alternatieve benadering die de
problemen rondom de seizoencorrectie zelf omzeilt, is de bepaling van de
zogenoemde vier-kwartaals groeivoet. Hierbij wordt de economische
groei berekend in vergelijking met
het overeenkomstige kwartaal van
het voorafgaande jaar. Onze exercities hebben betrekking op deze vierkwartaals groeivoeten.
ideale geval, op aparte indicatoren
voor de bedrijvigheid in de afzonderlijke bedrijfstakken. Dit is echter niet
realiseerbaar. Veel van de voor de
hand liggende indicatoren zijn niet of
niet tijdig beschikbaar. Voor andere
kan niet worden beschikt over tijdreeksen van voldoende lengte. Een
goede indicatie van de vertraging
waarmee de belangrijkste conjunctuur indicatoren beschikbaar komen,
kan worden afgeleid uit het CBS-conjunctuurbericht, dat maandelijks verschijnt (zie biz. 189).
Een indicator voor de industriele
bedrijvigheid levert geen problemen
op: de maandproduktie-index is on-
MB: De gebruikte variabelen betreffen
dan de huidige kwartaalflash2.
bijzondere eisen aan de tijdigheid
De beschikbaarheid van data
in Nederland
Uitgaande van de bekende definitievergelijkingen kan het bbp in beginsel met behulp van drie methoden
worden geraamd: de inkomensmethode, de produktiemethode en de beste-
bbp = 1,13 + 0,22 pi + 0,33 cons – 0,02 werkl
(3,7)
(5,0)
(2,9)
(-1,9)
R2 (adj.) = 0,68
Durbin-Watson statistic = 1,77
Schattingsperiode = 1982/1 t/m 1994/11
bbp= bruto binnenlands produkt
pi = Produktie-index Industrie (eerste
twee maanden van een kwartaal)
cons = Consumptie-index (eerste twee
maanden van een kwartaal)
procentuele mutaties ten opzichte van de
overeenkomstige periode in het jaar er-
Een indicator voor de totale bedrijvigheid is de werkgelegenheid. Helaas zijn de werkgelegenheidscijfers
niet tijdig beschikbaar. De Kwartaalstatistiek Werkzame Personen geeft
eerst na de kwartaalflash informatie
over de ontwikkeling van de totale
werkgelegenheid. Daarentegen zijn
cijfers over de werkloosheid reeds
twee a drie weken na een verslagkwartaal bekend; ook in een seizoengecorrigeerde variant. Echter, de
geveer zeven weken na afloop van
werkloosheid is de resultante van zo-
een verslagmaand beschikbaar. Bo-
wel de vraag naar, als het aanbod
van werknemers en als zodanig een
minder goede indicator voor de ontwikkeling van de produktie. Door de
te grote vertraging waarmee cijfers
vendien zijn er tijdreeksen die terug-
gaan tot het begin van de zestiger
jaren. Voor de bedrijvigheid in de
landbouw, de dienstensector en de
overheid wordt geen produktie-index
samengesteld. De bovengenoemde
tijdigheidseis van een maand impliceert dat wij voor ons doel slechts
twee van de drie maandcijfers van
een kwartaal kunnen gebruiken.
Figuur 1. Deflt van de regressievergelijking (lijn) en realisaties (kolommen)
ESB 22-2-1995
Tabel 1. De gescbatte vergelijking
voor de vier-kwartaals volumemutaties van bet bbp, t-waarde tussen
baken
2. Onder betrouwbaarheid wordt hier verstaan de mate waarin een eerste ‘prik’ een
goede voorspeller blijkt te zijn van de
eerstvolgende raming van de volume-ontwikkeling van het bbp.
3. Zie voor de vele (praktische) problemen bij seizoencorrectie F.A.G. den Butter
en M.M.G. Fase, Seizoenanalyse en beleidsdiagnose, De Nederlandsche Bank,
Monetaire Monografieen, nr. 8, 1987. In
hoofdstuk 3 wordt getoond dat geen der
onderzochte seizoencorrectiemethoden
het verloop van het (hier wel bekende)
seizoen in een gesimuleerde reeks goed
weergeeft. Bovendien is aangetoond dat
het onmogelijk is de aan de seizoencorrectie te stellen eisen zodanig te formaliseren
dat deze ondubbelzinnig en theoretisch
volledig consistent zijn. (Zie onder meer:
M.C. Lovell, Seasonal adjustment of economic time series and multiple regression
analysis, Journal of the American Statistical Association, 1963, biz. 993-1010; en S.
Hylleberg, Seasonality in regression, Academic Press, Orlando, 1986, biz. 21-23.)
Figuur 2. De voorspelfout van de ecoontetriscbe ranting (doorgetrokken lijn)
en de kwartaalflash (gestippelde lijn) van de volumegroei van bet bbp,
1991/11 – 1994/11
met betrekking tot de werkgelegenheid beschikbaar komen zijn we toch
genoodzaakt de werkloosheidscijfers
na een verslagperiode beschikbaar,
en dus te laat voor een verdere versnelling van de eerste raming van het
bbp.
te gebruiken.
De onvolledige informatie omtrent
de ontwikkeling van de produktie
wordt hier aangevuld met informatie
over de bestedingen. Om die reden is
de zogenoemde consumptie-index
als indicator voor de ontwikkeling
van het bbp beproefd. Deze levert
zes weken na een verslagmaand gegevens over de volumeontwikkeling
van de consumptieve bestedingen
De specificatie van de regressievergelijking voor de groei van het bbp is,
zoals uit bovenstaande valt af te leiden, voor een belangrijk deel ingegeven door de beschikbaarheid van de
gegevens. Evenals Roozendaal heb-
van gezinnen in Nederland. Ook is
ben wij alleen variabelen opgenomen
een tijdreeks van voldoende lengte
beschikbaar. Evenals bij de produktieindex kunnen we slechts twee van de
drie maandcijfers van een kwartaal
die informatie geven over werkelijk
opgetreden ontwikkelingen. Verwachtingsindicatoren en ‘leading’ indicatoren zijn uitgesloten. De geschatte
gebruiken.
regressievergelijking is vermeld in
De economische ontwikkeling in
Nederland wordt in sterke mate bepaald door die in het buitenland. Gegevens over de handel van Nederland met het buitenland zouden
hiervoor een indicatie kunnen zijn.
Helaas zijn deze gegevens thans niet
(veel) eerder dan circa drie maanden
label 1.
De verklaringsgraad van de regressievergelijking is bevredigend en, zoals uit figuur 1 kan worden afgeleid,
worden ook de conjuncturele omslagpunten redelijk goed voorspeld.
Door de zeer sterke multicollineariteit tussen de verschillende verklarende variabelen kan aan de geschatte
waarde van de coefficienten geen al
te grote waarde worden toegekend.
De betrouwbaarheid van de econometrische schattingen is berekend op
basis van ex-post simulatie. Deze simulatie is echter in zoverre onvolledig, dat gebruik is gemaakt van de cijferreeksen zoals die nu bekend zijn,
dus inclusief eventuele latere herzieningen. Aangenomen mag worden
dat de verkregen ex-post ramingen
om die reden betrouwbaarder zijn
dan eventuele ex-ante ramingen . De
simulatieperiode komt overeen met
de periode waarover zowel versnelde
als reguliere ramingen beschikbaar
zijn: 1991/H-1994/II. In figuur 2
wordt de betrouwbaarheid van de
econometrische ramingen vergeleken
met die van de reguliere kwartaalflash. Laatstgenoemde blijkt duidelijk
de betrouwbaarste van de twee.
Voor beide ramingen is de gemiddelde voorspelfout (nagenoeg) nul.
Echter, de standaardfout voor de econometrische voorspelling is aanzienlijk hoger dan die voor de kwartaalflash (0,51 versus 0,37). Dit impliceert
een fors hogere kans op voorspelfouten groter dan plus of min 0,5%-punt:
29% voor de econometrische voorspelling versus 14% voor de kwartaalflash. Ook de gemiddelde absolute afwijking (0,4 versus 0,3) weerspiegelt
het beeld dat de econometrische raming minder betrouwbaar is dan de
eerste ‘prik’ van het CBS. Figuur 3
geeft een overzicht van de voorspelde bbp-groei met behulp van de regressieanalyse, de kwartaalflash en
de realisatie volgens de eerste reguliere kwartaalraming. Uit de figuur kan
worden afgelezen dat, in ieder geval
gedurende de simulatieperiode, aanzienlijke vertragingen (1992-II en
1993-D en versnellingen (1994-1) in
het groeitempo van het bbp door beide Voorspellingen’ redelijk worden
gevolgd.
Figuur 3. De econotnetriscbe
ranting (doorgetrokken lijn), de
kwartaalflasb (gestippelde lijn) en
de eerste-kwartaalraming (kolomnten) van de volumegroei van het
bbp, 1981/11 – 1994/11
De ranting van vier-kwartaals
mutaties
Conclusie
Het is in beginsel mogelijk om circa
vier weken eerder dan de kwartaalflash een Voorspelling’ van de vierkwartaalsgroei van het bbp te maken.
Een dergelijke, betrekkelijk geringe,
versnelling gaat echter ten koste van
de betrouwbaarheid van de raming.
Ted Reininga
Brugt Kazemier
De auteurs zijn werkzaam bij de sector
Nationale Rekeningen van het Centraal
Bureau voor de Statistiek. Zij bedanken
Ronald Janssen voor uitvoerig commentaar
op een eerdere versie van dit artikel. De
weergegeven opvatu’ngen zijn die van de
auteurs en komen niet noodzakelijk overeen met die van het CBS.
4. Zie ook J.A. Bikker en J.M. Berk, De
voorspelkracht van de DNB-conjunctuur-
indicator, ESB, 5 oktober 1994, biz. 900902. Uit tabel 2 op biz. 901 blijkt dat de
voorspelkracht van de zogenoemde ‘realistische inkleding’, waarin rekening
wordt gehouden met dergelijke herzieningen, aanmerkelijk afneemt.