Slim met verhandelbare emissierechten
Aute ur(s ):
Nooij, M., de (auteur)
Katholieke Universiteit Brab ant.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4265, pagina 588, 28 juli 2000 (datum)
Rubrie k :
Beleid w ereldw ijd
Tre fw oord(e n):
milieu
De kosten van het beperken van (lucht)vervuiling hangen onder andere af van de gebruikte beleidsinstrumenten. Daarom is de laatste
jaren de waardering voor marktgerichte instrumenten, waaronder verhandelbare emissierechten, sterk gestegen. De praktische
invoering van verhandelbare rechten is niet makkelijk. Eerst moeten de handel en het toezicht geregeld worden. Daarom lijkt het
verstandig om met slechts een deel van de vervuilers te beginnen. De markt en de bijbehorende instituties zijn dan kleiner en
overzichtelijker. Dit kunnen de grootste vervuilers zijn, maar ze kunnen ook op technologie worden geselecteerd. Zo viel in de
Verenigde Staten de keus op de kolencentrales.
Als een deel van de bedrijven die niet verplicht participeren erg goedkoop kan reduceren, dan lijkt het goed om deze bedrijven
emissierechten te geven die gelijk zijn aan hun ongereguleerde uitstoot. Deze bedrijven zullen hun emissies beperken en overtollige
rechten verkopen aan bedrijven met hoge reductiekosten die mee moeten doen. De beoogde emissiereductie wordt zo tegen lagere
kosten gerealiseerd.
Door onvolledige informatie kan vrijwillige toetreding verkeerd uitwerken 1. Ongereguleerde toekomstige uitstoot is niet bekend bij
beleidsmakers. Rechten worden toegekend op basis van historische uitstoot of verbruiksgegevens. Bedrijven weten zelf wél wat hun
verwachte uitstoot is en besluiten op basis van hun verwachte uitstoot en de rechten die ze krijgen of toetreden aantrekkelijk is of niet.
Niet alleen bedrijven die goedkoop schoner kunnen produceren treden toe, maar ook bedrijven die minder zullen produceren en dus
minder zullen vervuilen, zullen toetreden. Dit laatste is gunstig voor het individuele toetredende bedrijf, omdat het gratis waardevolle
emissierechten krijgt. Voor de samenleving als geheel is dit nadelig, omdat de vervuiling minder wordt teruggedrongen dan gewenst is.
Als het niet belangrijk is welk bedrijf hoeveel kosten heeft, dan is het mogelijk om dezelfde uitkomst te bereiken als wanneer de
beleidsmaker alle kenmerken van ieder individueel bedrijf kent. De mogelijk toetredende bedrijven moeten allemaal meedoen zodat alle
bedrijven met lage reductiekosten ten opzichte van de reeds verplicht participerende bedrijven meedoen. Dit wordt bereikt door
vrijwillige bedrijven evenveel rechten te geven als ze anders maximaal gebruikt zouden hebben. Hierdoor worden te veel rechten
toegekend, omdat niet ieder bedrijf evenveel vervuilt als de beleidsmaker verwacht dat ze maximaal zullen doen. Daarom moeten er
evenveel minder rechten worden toegekend aan verplicht participerende bedrijven als er teveel zijn toegekend aan vrijwillige toetreders.
Hierdoor wordt dezelfde reductie tegen dezelfde kosten bereikt als onder volledige informatie. Als de overheid wel geeft om de verdeling
van de kosten, of als al is afgesproken hoeveel verplicht participerende bedrijven moeten terugdringen dan is deze optimale uitkomst
onbereikbaar. Welvaartsoptimaal is nu dat de overheid zoveel rechten geeft aan toetreders dat de verwachte baten van goedkopere
emissiereductie precies gelijk zijn aan het verwachte welvaartsverlies van te weinig emissiereductie door het toekennen van te veel
rechten. Hoe kleiner de reductie, hoe vervelender te veel rechten zijn, omdat de marginale baten van reductie dan groot zijn in vergelijking
tot de marginale kosten.
Vrijwillige toetreding was mogelijk bij de Amerikaanse markt voor zwaveldioxide 2. Er was meer schade van te veel toegekende rechten
dan er kostenvoordelen zijn behaald door goedkope reductie door vrijwillig toetredende bedrijven. Tussen het moment dat werd gebruikt
als ijkpunt om de rechten toe te kennen en het van start gaan van het programma zijn in een groot deel van Amerika onverwacht de
spoortarieven gedaald waardoor veel centrales zijn overgeschakeld op schonere steenkool. Niet omdat dit beter is voor het milieu, maar
omdat de aanvoer van deze efficiëntere steenkool over langere afstand nu rendabel is. Ook hadden veel bedrijven hun emissies al
gereduceerd omdat een deel van de staten extra regelgeving had ingevoerd.
Beide redenen zorgen ervoor dat de feitelijke reductie die het programma bereikte kleiner was dan de bedoeling was. Verder wijst de
daling van de uitstoot van vrijwillige toetreders gecombineerd met de stijging van de uitstoot van niet-toetreders erop dat er te veel
rechten worden toegekend aan vrijwillige toetreders.
De slechte ervaring met vrijwillige toetreding tot dit verhandelbare rechtenprogramma betekent niet dat vrijwillige toetreding bij
toekomstige Nederlandse of Europese verhandelbare emissierechten programma’s uitgesloten moet worden. Het zal alleen erg
nauwkeurig vormgegeven moeten worden zodat onverwacht gunstige gebeurtenissen, zoals lagere spoortarieven of een sterker dan
verwachte technologische ontwikkeling, geen effect hebben op de milieuinspanningen van bedrijven. Maar deze les over vrijwillige
participatie zal waarschijnlijk niet alleen gelden voor verhandelbare emissierechten
1 J.-P. Montero, Optimal design of a phase-in emissions trading program, Journal of Public Economics, 2000, blz. 273-291.
2 J.-P. Montero, Voluntary compliance with market-based environmental policy: evidence from the U.S. acid rain program, Journal of
Political Economy, 1999, blz. 998-1033.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)