Het aantal onderbenutte deeltijders is voor het tweede jaar op rij gedaald, van 619.000 in 2020 naar 561.000 in 2021, en naar 508.000 in 2022. Het gaat hierbij om werkenden die in hun eerste werkkring in deeltijd werken, maar die meer uren willen maken en daarvoor direct beschikbaar zijn. Het aandeel onderbenutte deeltijders is relatief hoog in de zorg en het onderwijs – sectoren die personeel tekort komen.
Een deel van de onderbenutte deeltijders zijn onderwijsvolgend. In 2022 ging het om 225.000 onderbenutte deeltijders, waarbij het werk dus meestal een bijbaan betreft, en dit zijn voornamelijk jongeren. Zij werkten gemiddeld ook minder uren dan de niet-onderwijsvolgenden, namelijk 13 uur versus 22 uur per week. Bij de niet-onderwijsvolgenden is ruim twee op de drie vrouw (tegenover iets meer dan de helft bij de onderwijsvolgenden).
Bij de niet-onderwijsvolgenden waren de onderbenutte deeltijders oververtegenwoordigd in de dienstverlenende beroepen (7,9 procent). Hieronder vallen beroepen zoals schoonmakers, kelners en keukenhulpen.
Het percentage in de pedagogische beroepen (5,7 procent) en de zorg- en welzijnsberoepen (5,0 procent) is relatief hoog, terwijl deze sectoren personeel tekort komen. In deze beroepsklassen wordt er relatief veel in deeltijd gewerkt vergeleken met andere beroepsklassen. In de afgelopen jaren is bij deze beroepsklassen het percentage onderbenutte deeltijders sterk afgenomen. De resterende deeltijders lukt het kennelijk (vooralsnog) niet om meer uren te werken.
De beroepen met relatief weinig (niet-onderwijsvolgende) onderbenutte deeltijders zijn de managers (0,8 procent), de technische (1,4 procent) en de ICT-beroepen (1,6 procent). Deze beroepsklassen kennen ook de minste deeltijders.
Gemiddeld was het aantal onderbenutte deeltijders in 2022 lager dan in 2021, maar gedurende 2022 is het aantal onderbenutte deeltijders wel weer wat gestegen. Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden ging het in het vierde kwartaal van 2022 alweer om 527.000 onderbenutte deeltijders. Dat is echter nog steeds lager dan voor de coronapandemie in het vierde kwartaal van 2019, toen het om 570.000 personen ging.
Auteur
Categorieën