Marcel Lever heeft drie vragen bij het voorstel om het tweedepijlerpensioen te splitsen. Robin Fransman reageert.
Drie vragen bij Een politiek compromis voor pensioenhervorming is haalbaar
Marcel Lever (CPB)
Robin Fransman stelt voor om over inkomen tussen 12.000 en 27.000 verplicht pensioen op te bouwen, ook voor ZZP-ers. De premie zou weinig risicovol belegd moeten worden, de premie min of meer kostendekkend moeten zijn. Voor inkomen tussen 27.000 en de huidige aftoppingsgrens van ruim een ton geldt dan een keuzepensioen. De premie zou risicovol belegd moeten worden. Het vermogen mag ook deels aangewend worden voor hypotheekaflossing. Tezamen met de AOW en het netto pensioen voor inkomen boven de aftoppingsgrens resulteert dus een stelsel met vier pijlers.
Ik heb drie vragen bij het voorstel.
1. Kosten van inflatie
Hoe zit het met de kosten van inflatie in het voorstel? Bij het verplichte deel tot 27.000 euro wil hij risicoloos beleggen, maar dan is er geen overrendement voor indexatie. Bij een gemiddelde horizon tussen inleg en uitkering van 30 jaar en een inflatie van bijvoorbeeld 2% blijft er niet veel over. Bij het keuzedeel boven 27.000 euro suggereert hij een discontovoet van 4,5%, gebaseerd op historische rendementen of de Commissie Parameters, maar dan met een afslag (voor prudentie, neem ik aan). Ook hier lijkt geen rekening te zijn gehouden met de kosten van indexatie. Om die kosten van bijvoorbeeld 2% indexatie mee te nemen moet de discontovoet navenant omlaag.
2. Herverdeling bij splitsing
Klopt het wel dat er geen sprake is van herverdeling bij de splitsing van de huidige pot, ondanks dat de dekkingsgraad in beide fondsen omhoog gaat op basis van de hogere discontovoet in het risicovolle deel? Ik zou verwachten dat dit leidt tot sneller indexeren, dus gunstig is voor huidige deelnemers en ongunstig voor toekomstige deelnemers. Gecorrigeerd voor de verschillen in risico tussen beide pijlers is er mogelijk ook sprake van herverdeling tussen lage inkomens (met een zeker pensioen) en hoge inkomens (met grotendeels een risicovol pensioen).
3. Delen van langlevenrisico
Leidt het delen van langlevenrisico vanaf pensioendatum niet tot onverkwikkelijke situaties? Het voorstel is dat het opgebouwde vermogen in het keuzedeel overerfbaar is bij overlijden voor de pensioendatum, maar dat langlevenrisico gedeeld wordt daarna. Als mensen ernstig ziek zijn kort voor de pensioenleeftijd, zijn de erfgenamen beter af bij een spoedig overlijden. Dit lijkt mij niet wenselijk. Is het niet beter om altijd langlevenrisico te delen, eventueel met keuze tussen wel of geen nabestaandenpensioen in ruil voor lager of hoger ouderdomspensioen?
Reactie van Robin Fransman
Op de eerste plaats, dank voor je vragen Marcel, ze adresseren belangrijke aandachtspunten.
1. Hoe zit het met de kosten van inflatie in het voorstel?
In het basispensioen ligt de nadruk inderdaad op zekerheid. Uit onderzoek blijkt dat veel pensioendeelnemers dat meer op prijs stellen dan bijvoorbeeld een handhaving van de pensioenleeftijd op 65. Uit het onderzoek blijkt ook dat veel mensen bereid zijn om voor die zekerheid te betalen. In die zin sluit het dus aan op de voorkeuren van burgers zelf. Daarom wordt er ook conservatief belegd en is de premiedekkingsgraad hoog. Er wordt overwegend in vastrentende waarden, maar niet geheel risicovrij belegd. Denk bijvoorbeeld aan 55% staatsobligaties, 25% vastrentend zakelijk, en 20% aandelen. Er is dus ruimte voor overrendement en dus ook voor indexatie. Voor mensen die een hele carrière een laag inkomen hebben en waarvan het tweede pijler pensioen geheel in het basispensioen zit, vormt de AOW circa 50% of meer van de oudedagsvoorziening. En de AOW is al welvaartsvast.
In het keuzepensioen is de beleggingsmix dynamisch gedurende de opbouwfase conform de principes van levensloopbeleggen en in de uitkeringsfase kun je denken aan een mix van 15% staatsobligaties, 25% vastrentend zakelijk, en 60% aandelen. Omdat we een afslag op de verwachte rendementen hanteren, is ook hier sprake van potentieel overrendement, en dus ruimte voor indexatieambities. Die afslag is er dan ook niet voor prudentie, maar voor het overrendement. De prudentie in het keuzepensioen zit hem in de dekkingsgraad waarboven geïndexeerd mag worden. Dat mag in het keuzepensioen pas vanaf 120% en dan ook nog geleidelijk, met 10% van het surplus per jaar.
Op deze manier bieden we mensen een stuk pensioen met hoge zekerheid voor de eerste 25.000 euro van het oudedagsvoorziening, en een pensioen met meer keuzevrijheid, eigendomsrechten en meer risico voor het deel daarboven. Dat sluit aan bij de voorkeuren van burgers, en bij de bestaande belangen van de verschillende groepen die je kan onderscheiden.
2. Klopt het wel dat er geen sprake is van herverdeling bij de splitsing van de huidige pot, ondanks dat de dekkingsgraad in beide fondsen omhoog gaat op basis van de hogere discontovoet in het risicovolle deel?
Sneller kunnen indexeren is geen herverdeling tussen huidige en toekomstige deelnemers in het basispensioen omdat er daadwerkelijk meer assets tegenover staan en de rekenrente daar gehandhaafd blijft. In het keuzepensioen zijn er individuele vermogens in de opbouwfase, als je daar indexeert doe je dat alleen voor de reeds gepensioneerden uit de collectieve pot van de gepensioneerden. De nog actieve premiebetalers betalen daar dus ook niet aan mee. Ook het verschil in risico leidt niet tot herverdeling. Voor een deel zit dat er in dat mensen in het keuzepensioen ook in het basispensioen zitten. Dat deel van hun pensioen wordt immers zekerder en per saldo worden ze er dan ook niet beter of slechter van tot het niveau waarbij het keuzepensioen hoger ligt dan het basispensioen. Daar komt bij dat de discontovoet weliswaar hoger is in het keuzepensioen, maar de duration van de verplichtingen neemt sterk af (want alleen collectief in de uitkeringsfase), waardoor het renterisico in het keuzepensioen veel lager ligt. Tenslotte is de keuzevrijheid ook een risico mitigerend instrument. Je hypotheek kunnen aflossen met een deel van het kapitaal, de overerving voor pensioendatum en de pensioenpremievakantie verlagen ook de risico’s.
Belangrijk bij de hervorming is dat we stoppen met prudentie stapelen. Waarbij we eerst een conservatieve rekenrente hanteren, daar een afslag op doen en daarna nog een forse collectieve buffer hanteren in de vorm van een hoge indexatiegrens. Bij voorkeur één beleidsdoel met één instrument adresseren.
3. Leidt het delen van langlevenrisico vanaf pensioendatum niet tot onverkwikkelijke situaties?
Ook in het keuzepensioen kun je in mijn voorstel kiezen voor al of niet een nabestaanden pensioen in de uitkeringsfase in ruil voor een lager pensioen. In die zin hoeft de door jou geschetste situatie dan ook niet te ontstaan. Dat laat onverlet dat ik denk dat pensioenwetgeving niet de aangewezen plek is om potentieel onverkwikkelijk gedrag van inhalige familieleden te adresseren.
Auteurs
Categorieën