Na de liberale decennia is industriepolitiek terug op de agenda. Een regionale invulling ligt daarbij voor de hand, maar het Rijk moet zorgen dat het beleid op vernieuwing gericht blijft. Nieuwe RSV-trauma’s moeten worden voorkomen.
Om het Nederlandse concurrentievermogen te versterken, lanceerde het kabinet-Rutte I in 2011 de topsectorenaanpak. Deze aanpak kan gezien worden als een eerste aanzet tot modern industriebeleid. Het is nu zaak dit verder uit te bouwen.
Een imposant boek over industriebeleid voor Groot-Brittannië drukt ons weer met de neus op het feit dat er grote verschillen zijn tussen ontwikkelde landen, die het noodzakelijk maken om een beleid te ontwikkelen op nationaal en regionaal niveau.
Het topsectorenbeleid dreigt vast te lopen door een veelheid aan doelen. Om, zoals het kabinet zich heeft voorgenomen, maatschappelijke uitdagingen op een innovatieve manier aan te pakken, is een hervorming van het topsectorenbeleid gewenst.
Met een focus op specifieke topsectoren lijkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een goede mix van generiek en specifiek innovatiebeleid te hebben. De uitgaven van het departement zijn evenwel niet in lijn met deze beleidsvisie en zijn merendeels op generiek beleid gericht.
De Nederlandse samenleving verdienstelijkt. Toch is nog altijd bijna een vijfde van de economie gerelateerd aan industriële activiteit en is de industrie goed voor bijna zestig procent van de totale export.
Het Nederlandse Organon maakte met zijn anticonceptiepil de seksuele revolutie bijna eigenhandig mogelijk. In 2009 werd MSD de nieuwe eigenaar. De sociologen Jack Burgers en Johan Heilbron analyseren in hun boek De Zaak Organon hoe het zover kon komen.
Stedelijke regio’s zijn steeds meer de motoren van economische groei geworden, terwijl het nationale economische beleid vooral generiek en niet regiospecifiek is. Daarmee hebben de regio’s te weinig invloed en worden er economische kansen gemist.
De aandacht van het kabinet voor de regio vraagt om een nieuwe rol van het Rijk in het economisch beleid, waarin het Rijk het regio-overstijgende belang behartigt. Wat zijn daarvoor de bouwstenen?
Toen de aanzetten werden gegeven tot het topsectorenbeleid, viel van ambtenaren te vernemen dat ze grote vraagtekens zetten bij dat beleid. Dat het toch nog goed zou komen, kon op dat moment bijna niemand voorzien.
In 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) ingevoerd, een verplicht activeringsprogramma voor jongeren in de bijstand. Heeft de wet daadwerkelijk geleid tot een daling van het aantal jongeren in de bijstand en tot meer scholing en een hogere werkgelegenheid voor deze groep?