Ga direct naar de content

Property rights

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 11 1984

Property rights
Beoefenaren van de sociale wetenschappen koesteren
graag de illusie dat hun theorieen de maatschappelijke ontwikkeling bei’nvloeden, maar misschien ligt het verband wel
andersom en bei’nvloedt de maatschappelijke ontwikkeling
de vigerende sociale theorieen. In de economic althans lijken
voor het laatste meer aanwijzingen te vinden dan voor het
eerste. Zo werd de industriele revolutie achteraf voorzien van
een passende theorie die de absolute vrijheid van de eigendom benadrukte en de rol van de staat minimaliseerde. En de
welvaartsstaat kreeg (ex post) haar rechtvaardiging in de welvaartstheorie, die hamerde op de externe effecten die het
marktproces veroorzaakte en die wees op het bestaan van een
nooit aangetoonde sociale-welvaartsfunctie die niet via het
marktproces zou kunnen worden geoptimaliseerd. Nu de
welvaartsstaat in diskrediet is geraakt, is het de vraag welke
theorie nu furore zal kunnen maken. Een kandidaat heeft
zich al aangediend: de zogenaamde ,,property rights”benadering die in de Verenigde Staten al geruime tijd de aandacht trekt 1). De beleidsaanbevelingen van de theorie — deregulering, privatisering, stimulering van economische prikkels – zijn in ons land algemeengoed.de theoriezelfwaarop
de maatregelen berusten echter nog niet. Daarom hier iets
meer over de theorie van de ..property rights”.
Bepalend voor de marktwaarde van een goed zijn, zo stelt
deze theorie, niet de fysieke kenmerken ervan, maar de rechten die aan dat goed zijn verbonden met betrekking tot het
gebruik, de opbrengst en de mogelijkheden van overdracht
van dat goed (te zamen de ..property rights” genoemd). De
kern van de theorie is dat de wijze waarop de ,,property
rights” in de maatschappij zijn geregeld, bepalend is voor de
structuur van de economische prikkels en daarmee voor de
dynamiek en efficiency van het systeem. De benadering wortelt in de neoklassieke microtheorie, in zoverre dat zij veronderstelt dat nutsmaximalisatie plaatsvindt en dat uit vrijwillige ruil tussen marktpartijen een optimale situatie ontstaat.
De ,,property rights”-benadering is echter veel breder doordat nuts- en winstmaximalisatie niet worden beperkt tot
markten met volledig vrije mededinging waar geen informatiekosten hoeven te worden gemaakt, noch tot een pure kapitalistische marktorde, zoals de neoklassieken doen, maar de
gevolgen van maximaliserend gedrag ook worden nagegaan
op onvolkomen markten en onder alternatieve economische
systemen.
De onderneming, zo wordt in de theorie geconstateerd,
opereert in een onzekere omgeving. Om te overleven zal zij
de markt moeten verkennen, contracten met groepen binnen
en buiten de onderneming moeten sluiten en kosten moeten
maken om eenmaal gesloten overeenkomsten ook daadwerkelijk te laten naleven. Niet alle ondernemingen worden echter in gelijke mate door deze zogenoemde transactiekosten
getroffen. Vooral grote ondernemingen zullen relatief hoge
kosten moeten maken om hun marktpositie te beschermen.
De reden daarvan is dat, voorbij een bepaalde bedrijfsomvang, scheiding van uitvoering (door managers) en eigendom
(door eigenaars/aandeelhouders) onvermijdelijk wordt.
Daarmee wordt inbreuk gemaakt op het ,,property right”
van de eigenaars. Het gevolg is dat het systeem van prikkels
in de onderneming verandert; de eigenaars worden beloond
naar rato van het behaalde residu van de firma en streven dus
naar maximalisatie van de waarde van de onderneming,
maar de managers – die door de complexiteit van de firma
niet langer naar hun marginale bijdrage aan de produktie
worden beloond – streven heel andere doelen zoals status en
vrije tijd na. Hoe kan de eigenaar dit belangenconflict oplossen? Hij kan proberen de managers te controleren, maar dat
zal gepaard gaan met zeer hoge transactiekosten (om zijn
mede-eigenaren te organiseren en om een controlesysteem op
te zetten). Hij kan ook proberen – wat meer voor de hand
ligt – om door marktafspraken met concurrenten die in de-

ESB 11-1-1984

zelfde positie verkeren, de markt te reglementeren, ten einde
op die manier zijn positie veilig te stellen. De ,.property
rights”-benadering verklaart dus uit de nutsmaximalisatie
van individuen in de onderneming het ontstaan van diverse
marktvormen, die volgens deze school dan ook als doelmatige en rationele ordeningen van de markt moeten worden gezien. Overheidsingrepen, ingegeven om marktimperfecties te
corrigeren, zijn dan niet op hun plaats. Integendeel: de belangentegenstellingen tussen de eigenaars en de managers
worden verscherpt als de eigenaars beperkt worden in hun
mogelijkheden hun bezit ten gelde te maken. Juist deze dreiging vormde nog een rem op het gedrag van de managers, die
nu vrij spel krijgen.
De ondernemingen kunnen het dus beter zonder overheid
af, maar de realiteit is dat de overheid veelvuldig inbreuk
maakt op de ..property rights” van de marktpartijen. De reden van de overheidsinterventie kan zijn gelegen in het
bestaan van externe effecten (onbedoelde effecten op andere
dan de marktpartijen, die niet in de prijs van het goed tot uitdrukking komen). De ..property rights”-school wijst er echter op dat in een situatie waarin alle eigendomsrechten die
aan goederen zijn verbonden aan individuen zijn toegewezen
en de transactiekosten gering zijn, rechten op de markt kunnen worden geruild. Deze ruil is dan (Pareto-)optimaal, en
ieder wordt voor ondervonden nadelen van externe effecten
gecompenseerd. Ook als de transactiekosten aanzienlijk
zijn, doch kleiner dan het gezamenlijk behaalde voordeel, is
het voeren van rechtstreekse onderhandelingen tussen benadeelde(n) en benadeler(s) efficienter dan overheidsinterventie. En zelfs in het geval dat de transactiekosten van rechtstreekse onderhandelingen (bij voorbeeld doordat het aantal
partijen groot is), uitzonderlijk hoog zijn, is het maar de
vraag of overheidsinterventie een goedkopere oplossing
biedt aangezien de prikkels tot efficient gebruik van een goed
verdwijnen wanneer het gebruiksrecht wordt gescheiden van
het eigendomsrecht.
Het is moeilijk om de ,.property rights”-benadering op
haar juiste waarde te schatten. Enkele opmerkingen kunnen
echter wel worden gemaakt. De dynamische benadering van
het ontstaan van marktvormen en het verklaren van vormen
van marktimperfecties uit rationele overwegingen van individuen, die bij de onderneming zijn betrokken, lijken een
waardevolle aanvulling op bestaande markttheorieen. Dit
houdt tevens de waarschuwing in dat niet te snel tot overheidsreglementering van de markt mag worden besloten. De
kritiek van de,,property rights”-school op de welvaartstheorie is echter minder sterk. Welvaart is immers niet alleen afhankelijk van efficiency – het criterium waaraan alle maatregelen worden getoetst — maar ook van de rechtvaardigheid van de verdeling. Volgens de aanhangers van de ,,property rights”-benadering houdt een interventie in de verdeling, per definitie, een aantasting van de ,,property rights”
in, en dus een verlies van efficiency. De redenering krijgt
daardoor iets tautologisch: efficiency is het enige criterium
en is alleen in de marktsector te behalen. De ..conclusie” dat
er dan geen ruimte is voor herverdeling en voor de overheid,
vloeit daar dan weliswaar logisch uit voort, maar zat er al van
te voren ingebakken.
H. Kamps
1) Zie bij voorbeeld: E. Furubotn en S. Pejovich (red.), The economics of property rights, Ballinger publishing company, Cambridge

(Mass.); L. de Alessi, Property rights, transaction costs and Xefficiency: an essay in economic theory, American Economic Review, maart 1983; N. Furniss, The political implications of the public
choice-property rights school, Political Science Review, juni 1974;
A. Alchian en H. Demsetz, The property right dilemma, The Journal
of Economic History, maart 1973.

25

Auteur