Er is steeds meer bewijs dat omstandigheden en schokken tijdens de jeugd van grote en blijvende invloed zijn op uitkomsten in het volwassen leven. Over de precieze leeftijden waarop kinderen het meest gevoelig zijn voor schokken is echter nog weinig bekend. In mijn proefschrift onderzoek ik daarom wat gevoelige periodes zijn voor een heftige schok die relatief veel kinderen treft: het vroegtijdig overlijden van een ouder.
Mijn onderzoek laat zien dat het overlijden van een ouder een substantieel negatief effect heeft op onderwijsuitkomsten, maar dat dit sterk varieert met de leeftijd van het kind. Vooral op de leeftijd van tien à twaalf jaar is het effect sterk. Wanneer een ouder van een tien- tot twaalfjarig kind overlijdt, neemt de kans om naar het hoger onderwijs te gaan met drie tot vier procentpunt af ten opzichte van kinderen die geen ouder verliezen (een afname van bijna tien procent). Na de leeftijd van twaalf jaar nemen de leeftijdseffecten af met ongeveer 0,6 procentpunt per jaar. In de vroege volwassenheid heeft het overlijden van een ouder geen effect meer op deelname aan het hoger onderwijs.
Dit leeftijdspatroon biedt twee belangrijke inzichten over gevoelige periodes in de jeugd. Ten eerste toont het aan dat kinderen in de vroege adolescentie (tien tot twaalf jaar) bijzonder gevoelig kunnen zijn voor het overlijden van een ouder. Met deze kennis kunnen beleidsmakers proberen om interventies die de nadelige gevolgen van een schok moeten verminderen, gerichter in te zetten.
Ten tweede is het opvallend dat het leeftijdspatroon samenvalt met het Nederlandse onderwijssysteem van vroege selectie: de leeftijdseffecten zijn relatief groot voor kinderen die net voor de overstap naar het voortgezet onderwijs een ouder verliezen, en die worden daarna snel kleiner. Dit suggereert dat vroege selectie de langetermijngevolgen van een negatieve schok in de jeugd kan verergeren.
Als gevoelige periodes mede bepaald worden door het huidige onderwijsbeleid, kan nieuw of aanvullend beleid ook de negatieve gevolgen van een schok verminderen. Het beperken van een schok is ook relevant voor kansengelijkheid, want in Nederland verliezen kinderen uit gezinnen in het onderste inkomensdeciel twee keer zo vaak een ouder in de eerste tien jaar van het leven als kinderen uit het bovenste inkomensdeciel.
Auteur
Categorieën