Populistische partijen zijn niet meer weg te denken uit het politieke landschap in Europa en daarbuiten. Men vreest dat populisten kiezers zullen paaien met aantrekkelijke beloften die op de lange termijn financieel onhoudbaar zijn. Is die angst gegrond?
In het kort
– Populistisch sentiment gaat samen met voorkeuren voor lastenverlichting, hogere uitgaven en een hogere staatsschuld.
– De voorkeuren voor begrotingsbeleid hangen sterker samen met populistisch sentiment dan met een links-rechtsoriëntatie.
– De voorkeuren duiden op budgettaire illusie, maar ook speelt een meer kwetsbare sociaal-economische positie een rol.
Economen zien populisme doorgaans als een fenomeen dat verstandig economisch beleid bemoeilijkt. Het is goed gedocumenteerd dat veel mensen maar een beperkte kennis hebben van zaken als pensioenen en de overheidsfinanciën (Boeri et al., 2001; Blinder en Krueger, 2004). Gecombineerd met een complexe begroting, ligt het risico op de loer dat kiezers collectieve uitgaven steunen, maar de kosten ervan vaak onderschatten in termen van belasting of staatsschuld (‘budgettaire illusie’).
Door het voorstellen van aantrekkelijk kortetermijnbeleid kunnen populistische partijen makkelijk stemmen trekken, ook al pakt het beleid uiteindelijk slecht uit voor de meerderheid van de bevolking, zo vrezen economen (Acemoglu et al., 2013; Andersen et al., 2017; Guiso et al., 2017).
Tegelijkertijd kan de aantrekkingskracht van een expansiever begrotingsbeleid ook samenhangen met intrinsiek andere voorkeuren dan de politieke elite heeft. Een treffende manifestatie hiervan zijn de Franse gele hesjes. “Daar waar de elite het zich misschien kan permitteren om zich druk te maken over het einde van de wereld, maken wij ons vooral druk over het einde van de maand”, stellen de demonstranten. Een voorstel van Macron voor een hogere belasting op benzine kan dan mensen die afhankelijk zijn van hun auto net dat ene zetje geven om de straat op te gaan. Aangezien Macron het tegelijkertijd een goed idee vond om de belasting op vermogen te verlagen, noemt Piketty de strijd van de gele hesjes een strijd voor meer ‘budgettaire rechtvaardigheid’ (Piketty, 2018).
In dit artikel kijken we naar de relatie tussen begrotingsvoorkeuren en populistisch sentiment van Nederlandse huishoudens.
Data
We maken gebruik van twee speciale enquêtes van het DNB Household Survey. Zo werd er ten eerste in juni 2017 een enquête uitgezet over populisme. Volgens politicologen kenmerkt populisme zich door een retoriek die uitgaat van een tegenstelling tussen de gewone burger en de elite, waarbij de elite niet handelt in het belang van het volk (Mudde en Kaltwasser, 2017).
In lijn met het werk van Akkerman et al. (2014), meten we populistische attitudes van respondenten aan de hand van zes stellingen over de relatie tussen de burger en nationale politici, zie voor de exacte stellingen kader 1 in Baarsma en Parlevliet (2020, in dit dossier). Deze attitudes hangen sterk samen met stemgedrag, al stemmen (nog) lang niet alle mensen met sterke populistische gevoelens ook op een partij die door politicologen als populistisch geclassificeerd wordt.
Ten tweede deden we in september 2017 – een periode van onverwacht hoge groei – een uitvraag over de voorkeuren ten aanzien van begrotingsbeleid. In onze enquête gaven we eerst mee dat, aangezien de groei hoger was dan verwacht, de overheid waarschijnlijk een overschot op de begroting zou hebben, en dat de staatsschuld dus geleidelijk zou dalen. Vervolgens legden we de respondenten drie stellingen voor over de verschillende budgettaire keuzes van de overheid: (1) “het is een goed idee als de overheid de uitgaven en belastingtarieven niet aanpast, en de staatsschuld laat dalen”; (2) “het is een goed idee als de overheid de belastingtarieven verlaagt, zonder de uitgaven aan te passen”; en (3) “het is een goed idee als de overheid meer geld uitgeeft aan collectieve voorzieningen, zoals onderwijs en zorg, zonder de belastingtarieven te verhogen”. Voor alle drie de categorieën mochten de respondenten kiezen tussen 1 (helemaal niet mee eens) en 4 (zeer mee eens).
In de enquêtes werd respondenten ook gevraagd naar hun rechts-linksoriëntatie, de mate waarin ze geraakt zijn door de crisis, en of de economie zich volgens hen in een neergang bevindt (merk op dat hiervan in 2017 geen sprake was, dus deze variabele meet in feite naast het economische sentiment ook de economische geletterdheid).
Verder kunnen we, door koppeling aan de eerdere DNB Household Surveys, corrigeren voor andere factoren, zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, persoonskenmerken en inkomen; maar ook de ervaren financiële situatie van het huishouden (waaronder of men moeilijk rondkomt), en de numerieke geletterdheid van respondenten (de ‘kans-geletterdheid’, om precies te zijn (Hudomiet et al., 2018): een maatstaf die belangrijk is voor de financiële planning van huishoudens).
Beschrijvende statistiek
Tabel 1 toont de antwoorden van respondenten ten aanzien van begrotingsvoorkeuren, onze afhankelijke variabelen. Gemiddeld genomen bleken de respondenten in 2017 vooral voorstander van het doen dalen van de staatsschuld en het verhogen van de uitgaven aan collectieve voorzieningen. Minder dan 7 procent van de respondenten vond lastenverlichting een zeer goed idee, tegen 35 procent wanneer het gaat om uitgaven en 22 procent wat betreft schuldreductie. Omdat sommige respondenten gemiddeld hogere scores geven dan andere, corrigeren we de scores per begrotingsvoorkeur met het totaal van uitgebrachte stemmen. Hierdoor krijgen we een continue schaal, die we laten lopen van 0 tot 10.
Tabel 2 toont de onderlinge correlaties van de drie afhankelijke variabelen en van de belangrijkste andere variabelen. De correlaties tussen de begrotingsvoorkeuren laten zien dat de mensen die voor het aflossen van schuld zijn, de uitgaven ongeveer net zo weinig willen verhogen als ze de lasten willen verlichten. Mensen die lasten willen verlichten of uitgaven willen verhogen, willen dat het liefst doen ten koste van de schuld.
Verder valt op dat populistisch sentiment van alle controlevariabelen de hoogste correlatie heeft met de voorkeuren voor het aflossen van de staatsschuld en voor lastenverlichting. Numerieke geletterdheid heeft voor dezelfde twee voorkeuren de op een na hoogste correlatie. Populistisch sentiment hangt op zijn beurt weer samen met factoren als onderwijsniveau en numerieke geletterdheid.
Multivariate regressie
Om de verschillende effecten uit elkaar te trekken, toont tabel 3 per begrotingsvoorkeur de uitkomst van een multivariate regressie, waarbij we controleren voor een rijke set aan factoren die volgens de literatuur een rol kunnen spelen. De tabel toont de voor ons belangrijkste variabelen; de resultaten voor demografische kenmerken, inkomen en persoonskenmerken zijn niet weergegeven. Voor een goede vergelijking van de materiële impact hebben we populisme en links-rechtsideologie beide gestandaardiseerd.
De populismecoëfficiënt is in alle regressies significant gerelateerd aan de drie begrotingsvoorkeuren (tabel 3). De coëfficiënten gaan allemaal in dezelfde richting; respondenten die vatbaar zijn voor populisme hebben duidelijk een voorkeur voor een expansiever begrotingsbeleid.
Opvallend is dat de coëfficiënt van twee van de drie begrotingsdimensies – aflossen staatsschuld en hogere uitgaven – groter is dan die voor links-rechtsoriëntatie. Begrotingsvoorkeuren lijken dus meer samen te hangen met populistisch sentiment dan met politieke ideologie.
De tabel laat verder zien dat numerieke geletterdheid, zoals verwacht, negatief samenhangt met expansief begrotingsbeleid, en ervaren kwetsbaarheid juist positief. Daarnaast is economisch sentiment negatief significant, maar moeilijk rondkomen niet. Dit is consistent met eerder onderzoek dat laat zien dat niet de eigen problemen een rol spelen bij populistisch sentiment, maar een algemeen sentiment van economische malaise (Rico en Anduiza, 2019).
Conclusie
Mensen die vatbaar zijn voor populisme, hebben een significant sterkere voorkeur voor expansief begrotingsbeleid. Het feit dat die twee voorkeuren ook samenhangen met beperkte numerieke geletterdheid, suggereert dat budgettaire illusie een rol speelt. Onze resultaten laten echter ook zien dat economische kwetsbaarheid een rol speelt bij het verschil in begrotingsvoorkeuren.
Hoewel wij op basis van de analyse geen causale uitspraken kunnen doen, is het wel aannemelijk dat mensen die vatbaar zijn voor populisme vanwege hun meer kwetsbare sociaal-economische positie, simpelweg ook meer behoefte hebben aan sociale zekerheid, en meer last hebben gehad van bezuinigingen in crisistijd. Om de voorkeur van populistische kiezers voor een expansiever begrotingsbeleid weg te zetten als onverantwoord, is daarom te kort door de bocht (Piketty, 2020).
Literatuur
Acemoglu, D., G. Egorov en K. Sonin (2013) A political theory of populism. The Quarterly Journal of Economics, 128(2), 771–805.
Akkerman, A., C. Mudde en A. Zaslove (2014) How populist are the people? Measuring populist attitudes in voters. Comparative political studies, 47(9), 1324–1353.
Andersen, T., G. Bertola, J. Driffil et al. (2017) Economic policy and the rise of populism: it’s not so simple. In: EEAG Report on the European Economy 2017. München: CESifo Group, 50–66.
Baarsma, B. en J. Parlevliet (2020) Gebrek aan grip maakt ontevreden en voedt het populisme. ESB, 105(4785S), 34–38.
Blinder, A.S. en A.B. Krueger (2004) What does the public know about economic policy, and how does it know it? NBER Working Paper, 10787.
Boeri, T., A. Börsch-Supan en G. Tabellini (2001) Would you like to shrink the welfare state? A survey of European citizens. Economic Policy, 16(32), 8–50.
Guiso, L., H. Herrera, M. Morelli en T. Sonno (2017) Demand and supply of populism. IGIER Working Paper, 610. Te vinden op www.igier.unibocconi.it.
Hudomiet, P., M.D. Hurd en S. Rohwedder (2018) Measuring probability numeracy. RAND Working Paper, WR-1270. Te vinden op www.rand.org.
Mudde, C. en C.R. Kaltwasser (2017) Populism: a very short introduction. Oxford: Oxford University Press.
Piketty, T. (2018) ‘Yellow vests’ and tax justice. Blog in Le Monde, 11 december.
Piketty, T. (2020) Kapitaal en ideologie. Amsterdam: De Geus.
Rico, G. en E. Anduiza (2019) Economic correlates of populist attitudes: an analysis of nine European countries in the aftermath of the great recession. Acta Politica, 54. 371–397.
Auteurs
Categorieën
1 reactie
Vage studie. Er is geen goede definitie van 'Het populisme' te verzinnen.
In mijn visie is populistisch een stickertje dat gebruikt wordt door tegenstanders van een bepaalde mening om deze mening te diskwalificeren. Veelal omdat de mening leidt tot acties die door de stickertjesplakkers voor onrealistisch wordt gehouden. Zo werd Nigel Farage een populist genoemd omdat deze het niet eens was met de immigratiegevolgen van de open grenzen van de EU (mening) en de actie die hij voorstelde (vertrek uit de EU) werd als onrealistisch beschouwd (en kan verkeren....).
Zo zijn veel mensen het niet eens met de klimaatmaatregelen (mening) en worden de acties die daaruit voortkomen (honderden miljarden investeren) als onrealistisch gezien. Kllimaatpopulisme van GroenLinks roepen rechtse tegenstanders.
Voorbeeld: Is het op de pof uitgeven van 750 miljard zoals de Europese commissie wil doen niet bij uitstek populistisch beleid? Zeker als dat onder de noemer gaat van duurzaamheid stimuleren? Het is ontegenzeggelijk een voorbeeld van expansief begrotingsbeleid. Groter dan welke 'populist' dan ook voor ogen stond de afgelopen jaren.
Deze voorbeelden onderstrepen maar weer eens dat al dat stickertjes plakken niet erg behulpzaam is om discussie echt vooruit te helpen. Stickertjes plakken moet afgelopen zijn. Anders eindigen we als Amerika in wij en zij.