Terwijl bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 alle partijen kritisch op het kapitalisme waren, is dat nu in vrijwel alle verkiezingsprogramma’s omgezet in een positief streven: ‘brede welvaart’. Tot welke voorstellen voor concrete maatregelen op het gebied van markt en onderneming leidt dit?
In het kort
- Er lijken meerderheden te zijn voor een hoger minimumloon en het afschaffen van alle toeslagen.
- Ook willen de meesten een circulaire economie, kernenergie en Europese zelfvoorziening van cruciale producten en grondstoffen.
- Er is meer politieke overeenstemming en ambitie nodig om bedrijven echt maatschappelijk verantwoord te laten opereren.
In februari 2021 bespraken wij in ESB de programma’s van de acht grootste partijen voor de toenmalige Tweede Kamerverkiezingen wat betreft de thema’s markt en onderneming (Claassen en Cools, 2021). We constateerden dat alle partijen, uitgezonderd de PVV, (zeer) kritisch waren op het (aandeelhouders)kapitalisme. Daarmee vertolkten ze de tijdgeest, waarin de kritiek op marktwerking en grote bedrijven alomtegenwoordig was. Tegelijkertijd waren er slechts weinig partijen met uitgewerkte ideeën om hieraan handen en voeten te geven. Ook stelden we vast dat er voor zeer weinig concrete plannen meerderheden te vinden waren.
Nu herhalen we dit onderzoek voor de nieuwe verkiezingsprogramma’s. We bespreken de verkiezingsprogramma’s van de tien grootste partijen in de peilingen, te weten SP, PvdD, GL/PvdA, CU, D66, CDA, BBB, VVD, PVV en NSC. Ook deze keer is de focus op markt en onderneming, zodat bijvoorbeeld fiscaal en klimaatbeleid alleen in relatie tot ondernemingen aan de orde komen.
Verkiezingsretoriek
Op retorisch niveau springen er drie thema’s wat ons betreft uit. Ten eerste de nadruk op ‘brede welvaart’. Terwijl in 2021 alle partijen kritiek op het (aandeelhouders)kapitalisme hadden, is die retoriek nu omgebogen naar een positieve aspiratie bij alle partijen, exclusief de PVV – om zo een vorm van ‘brede welvaart’ als beleidsdoelstelling te hanteren. GL/PvdA, BBB, CDA, CU, D66 en NSC streven letterlijk naar ‘‘brede welvaart’’, SP naar ‘groene, eerlijke groei’, PvdD naar ‘ecologische groei’, en VVD naar ‘schone groei’. In 2021 zeiden SP, VVD en CDA nog niets over ‘brede welvaart’ of groene oftewel schone groei. En hoewel er momenteel een publiek debat plaatsvindt over de-growth en ‘consuminderen’ bepleit geen enkele partij dat. In lijn met deze nadruk op ‘brede welvaart’ vinden we, meer dan in 2021, in de programma’s veel mooie woorden terug over het klimaat, behalve bij PVV en BBB. Een circulaire economie, sterk gerelateerd aan ‘brede welvaart’, wordt door alle partijen bepleit, PVV en SP uitgezonderd.
Ten tweede breken bijna alle partijen nu een verbale lans voor het mkb. Met teksten als “het mkb is de ruggengraat/hoeksteen van de economie” (GL/PvdA, CDA, NSC) willen zij het mkb beschermen en versterken. Alleen in de plannen van de PvdD en de PVV komt het mkb niet voor. De mkb-retoriek wordt echter bij de meeste partijen slechts mondjesmaat vertaald naar concrete maatregelen; belangrijkste uitzondering is NSC die wel met plannen komt.
Een derde thema dat deze keer bij alle partijen, uitgezonderd SP en PVV, in enige vorm terugkomt is de strategische autonomie voor kritische producten en grondstoffen ten opzichte van onvrije landen buiten Europa, met name Rusland en China. De achtergrond daarvoor zijn de geopolitieke en economische kwetsbaarheden, die rondom de oorlog in Oekraïne en ook tijdens de coronapandemie scherp naar voren kwamen.
Concrete maatregelen
Dus aan mooie woorden geen gebrek, maar wordt er dan ook boter bij de vis geleverd? En met name – hoe krijgt ‘brede welvaart’ handen en voeten met betrekking tot de werking van markten en ondernemingen?
Marktordening
In 2021 zagen VVD en D66 een rol voor de overheid als marktmeester en waren vrijwel alle partijen kritisch op de grote techbedrijven. Nu zijn het die twee partijen plus GL/PvdA, SP, PvdD en CU die iets over marktmacht zeggen. VVD en CU willen dat marktmacht specifiek verschuift van supermarkten naar agrariërs, D66 vindt dat de Autoriteit Consument & Markt in het algemeen scherper moet zijn op het misbruik van marktmacht en dit keer zijn uitsluitend de drie meest linkse partijen kritisch op bigtech, tot en met het opbreken daarvan (GL/PvdA).
Een element waar alle partijen, uitgezonderd SP en PVV, op inzetten is het beperken van strategische afhankelijkheden van landen als China en Rusland. Enerzijds door autonomie van de EU middels het zelf produceren van cruciale goederen (medicijnen, halfgeleiders, voedsel, batterijen) en grondstoffen, en anderzijds door het stimuleren van de productie van dergelijke goederen in landen in Zuid-Amerika en Afrika. Over de vraag hoe dat exact moet geschieden, zijn de meeste partijen opvallend stil. Een ander aspect van strategische autonomie is de bescherming van Nederlandse ondernemingen, waarvoor alleen de VVD en NSC hun nek uitsteken.
Een bijzondere positie wordt ingenomen door de maatschappelijk cruciale bankensector (Boot en Van Wijnbergen, 2013). Mede door de recente debacles van diverse Amerikaanse banken en het faillissement van de tweede bank van Zwitserland (Credit Suisse) zijn er nu voor het eerst vijf partijen die pleiten voor hogere buffers van banken (GL/PvdA, D66, CU, PvdD en NSC). GL/PvdA en PvdD gaan nog een stap verder en willen in ons land nutsbanken scheiden van zakenbanken, terwijl NSC dat in EU-verband wil doen. Volgens CU en PVV zou de bankbelasting verhoogd moeten worden – getriggerd door de recent hoge winsten van banken –, terwijl CU en SP een belasting op financiële transacties willen invoeren, de zogenaamde tobintaks. Een bijzondere positie wordt er door de Volksbank ingenomen (SNS, Regiobank en ASN, 100 procent eigendom van de staat). Vier partijen, GL/PvdA, PvdD, CU en D66, willen dat die bank een zogenaamde ‘nutsbank’ wordt. dan wel een maatschappelijk of coöperatief profiel behoudt. En NSC wil dat bij geen enkele bank aandeelhouderswaarde leidend is.
Overheidsinvesteringen
Een klassieke vraag is of de overheid een actieve rol moet spelen in een vrijemarkteconomie, in de vorm van investeringen, subsidies, en/of stimuleringsfondsen. Stimuleren en steunen in plaats van belastingen, heffingen en normeringen. Iedereen is dat van zins, maar op verschillende manieren en in verschillende sectoren. GL/PvdA en CU willen investeren in ‘doorbraaktechnologieën’, zonder daarbij aan te geven om welke bedragen het gaat, en hoe de overheid die technologieën zou kunnen vaststellen. D66, BBB en CU willen investeren in duurzame en/of circulaire technologieën, waarbij BBB kernenergie onder de duurzame energie schaart. NSC zet in op zowel fondsen, fiscale faciliteiten, als een nieuw op te richten Nationale Ontwikkelingsmaatschappij als regionale samenwerking (triple helix). D66 noemt als enige een concreet bedrag – jaarlijks één miljard euro investeren in groene en circulaire producten; en GL/PvdA noemt specifiek de OESO-norm van drie procent voor innovatie als concrete doelstelling. De VVD spreekt vele malen over innovatie, onder andere als het gaat over de defensie-industrie, mobiliteit, aanpak van zedendelicten en de regio, maar slechts in termen van ‘stimuleren’, ‘ondersteunen’, ‘bevorderen’ zonder daarbij concrete maatregelen te benoemen. In het PVV-programma komt het woord innovatie niet voor.
Specifiek met betrekking tot het mkb willen vele partijen – GL/PvdA, PvdD en PVV uitgezonderd – innovaties stimuleren, doorgaans middels subsidies en/of investeringsaftrek. Ondanks de veelbelovende mkb-retoriek van de meeste partijen is dit een van de weinige concrete maatregelen voor het mkb in de programma’s.
Maatschappelijke verantwoordelijkheid bedrijven
Het thema ‘maatschappelijke verantwoord ondernemen’ (mvo) is minder prominent dan twee jaar geleden. In 2021 was dit vooral het terrein van PvdA, GroenLinks, CU en D66. Ook nu zien we bij deze partijen, en bij de PvdD, de meeste voorstellen.
De partijen positioneren zich rondom de recemte Nederlandse en Europese initiatieven. In Nederland is in 2021 een initiatiefwet Verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen ingediend door ChristenUnie, PvdA, GroenLinks, Volt, SP en D66 – maar deze is in februari 2023 door het kabinet geblokkeerd. In Europa loopt een wetgevingstraject rond de Corporate Sustainability Due Diligence Directive. In beide gevallen gaat het om bindende regels voor bedrijven op het terrein van mensenrechten en milieuschendingen voor hun internationale waardeketens.
GL/PvdA wil een Nederlandse wet die qua eisen voor milieu en mensenrechten voor grote bedrijven vooroploopt op de EU-regelgeving, en bepleit tegelijkertijd ook ‘vooruitstrevende’ Europese regelgeving op dit gebied. De ChristenUnie en PvdD zitten ook op die lijn – en beide komen met een gedetailleerde lijst met eisen waaraan het internationaal ondernemen zou moeten voldoen. Ook D66 schaart zich achter het eigen wetsvoorstel; alleen de SP en NSC vinden het niet het noemen waard.
De VVD accepteert dat bedrijven een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben, maar wil niet vooroplopen, en stelt ook nadrukkelijk dat mvo-eisen ‘realistisch’ moeten zijn. Zij wil een gelijk, Europees bepaald, speelveld van regels. Het CDA gaat wel verder, tenminste dit impliceert de volgende stelling: “Wat je niet hier mag produceren, mag je hier ook niet verkopen.” De BBB hanteert eenzelfde tekst: “We zorgen ervoor dat we niet mogen importeren wat we hier niet mogen produceren.” Terwijl een links-progressieve coalitie de eigen bedrijven wil aanspreken op mens- en milieustandaarden in het buitenland, willen CDA en BBB hetzelfde eisen, maar dan voor importeurs.
Een indirecte manier om mvo te stimuleren is via het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de overheid. Met name GL/PvdA, PvdD, CU en D66 zetten dat instrument in, vooral voor duurzaamheid/circulariteit, sociale ondernemingen en voor de kwaliteit van het werk. De SP wil aanbestedingen ‘mkb-vriendelijk’ maken, en de VVD wil aan circulariteit langs die weg ‘een grotere plaats geven’.
Corporate governance
Net als in 2021 bepleiten SP en GL/PvdA ook nu een wettelijke regeling aangaande winstdeling voor werknemers. De PvdD wil meer zeggenschap van werknemers over de winst. Verrassender is echter dat het CDA nu ook vindt dat winstdeling een goede zaak is: “We maken een plan om het percentage bedrijven dat aan winstdeling doet binnen vijf jaar te verdubbelen.” De VVD voegt zich ook bij dit koor, maar dan beperkt tot een doorgroeien van start-up naar scale-up: “Werknemers van start-ups zijn hier van groot belang, dus moet het mogelijk worden dat werknemers meedelen in de winst.” Op dit thema is er dus sprake van een voorzichtige verbreding naar de rechtse partijen, al is het niet duidelijk hoe CDA en VVD dit willen stimuleren zonder een wettelijke regeling. D66, BBB, NSC en PVV zwijgen over dit onderwerp.
Een tweede thema is ‘zeggenschap’. Net als in 2021 wil de SP dat werknemers de helft van de commissarissen kunnen kiezen en dat langdurige aandeelhouders een dubbel stemrecht krijgen. PvdD pleit in generieke zin voor meer zeggenschap van werknemers. GL/PvdA zet in op uitbreiding van het instemmingsrecht van ondernemingsraden en wil de OR de helft van de commissarissen laten kiezen. D66 zet retorisch het hoogst in: “Bepaalde bedrijven hebben zo’n grote maatschappelijke rol dat we van hen democratische standaarden mogen verwachten.” D66 noemt echter alleen een maatschappelijke raad om dit concreet te kunnen maken (ook GL/PvdA noemen dit idee). Bij alle andere partijen ontbreekt dit thema als onderdeel van het bedrijvenbeleid – hoewel CDA en BBB wel meer zeggenschap over het werk van professionals in concrete beroepen (leraren, zorgmedewerkers) bepleiten.
De SP wil de beloningen van bestuurders onder de CAO brengen, en deze maximeren op tien keer die van de laagstbetaalde werknemers. Een dergelijke scherpe stellingname ontbreekt bij GL/PvdA, CU en PvdD, maar hun visie is wel dat topbeloningen onder het verscherpte zeggenschapsrecht van werknemers vallen. Bij de andere partijen ontbreekt echter dit thema.
De linkse partijen zwijgen dan weer over de bedrijfsopvolgingsregeling. CDA, CU, BBB, NSC en VVD houden een pleidooi voor het handhaven hiervan, in het kader van de bescherming van familiebedrijven. Wel willen ze misbruik van de regeling tegengaan, terwijl D66 de regeling wil versoberen.
Tot slot: de aandacht voor de introductie van een nieuwe rechtsvorm (de maatschappelijke bv, nog in het wetgevingstraject; Claassen en Cools, 2021) is sinds 2021 verslapt – alleen D66 en CU vinden deze nog het noemen waard.
Belastingen en toeslagen
Alle partijen maken gebruik van financiële prikkels om de markt te sturen in de door hen gewenste richting. GL/PvdA en CU zetten generiek in op een hogere winstbelasting, en BBB, SP en PvdD op winstbelasting voor grote ondernemingen. PVV, VVD en CDA hebben op dit punt geen plannen. Naar het oordeel van GL/PvdA en CU zijn er gezien hun marktmacht redenen om techbedrijven extra te belasten. PvdD vindt hetzelfde met betrekking tot internetondernemingen (Bol.com, Amazon, et cetera). De twee partijen die het rond Prinsjesdag veelbesproken thema van ‘aandeleninkoop’ in het verkiezingsprogramma agenderen, zijn de CU (evenals in 2021) en het CDA. Dat zou volgens deze partijen moeten worden belast overeenkomstig dividenduitkeringen. Over belastingontwijking door multinationals is er, in tegenstelling tot 2021, niets te vinden. De reden daarvoor is waarschijnlijk dat jongstleden juni een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer is aangeboden voor de invoering van een minimum-winstbelasting van vijftien procent voor grote ondernemingen, gebaseerd op een Europese richtlijn. Wel wil de SP bestuurders van ondernemingen die belasting ontduiken strafrechtelijk vervolgen. Het CDA heeft zijn pleidooi uit 2021 voor fiscale aftrekbaarheid van eigen vermogen opgegeven.
Het dringende advies van de Commissie Sociaal Minimum van jongstleden juni voor verhoging van het sociaal minimum vanuit een oogpunt van bestaanszekerheid was blijkbaar niet aan dovemansoren gericht: afgezien van BBB willen alle partijen het minimumloon verhogen, waarbij GL/PvdA, SP en PvdD dat concreet maken met zestien euro per uur, en CU het wil optrekken tot zestig procent van het voltijds mediane inkomen.
Getriggerd door het kinderopvangtoeslagenschandaal zijn nu alle partijen eensgezind in het afschaffen van de toeslagen, uitgezonderd CDA en PVV, terwijl NSC dat mee wil nemen bij de hervorming annex vereenvoudiging van het belastingstelsel in 2024. Afgezien van de PVV willen alle partijen, ter compensatie van de afschaffing van de toeslagen, de inkomstenbelasting verlagen. Alleen VVD en CDA willen voor alle inkomens de belasting op arbeid verlagen, terwijl de overige partijen dat alleen voorstellen voor lage en middeninkomens. GL/PvdA en PvdD willen het toptarief verhogen, terwijl GL/PvdA en SP een miljonairsbelasting bepleiten.
Ten slotte de btw – daarmee kan de verkoop van gezonde en duurzame producten en diensten via een nultarief worden gestimuleerd. en kan die van schadelijke producten worden afgeremd. In tegenstelling tot tweeënhalf jaar geleden is dat nu een populair onderwerp om aan ‘brede welvaart’ invulling te geven. BBB, PvdD, CU en D66 willen groente en fruit vrijstellen van btw, maar PVV en SP willen dat uitbreiden tot alle voedingsmiddelen. SP, PvdD en CU willen ook voor het openbaar vervoer de btw afschaffen. Het omgekeerde, een extra omzetbelasting, willen CU en PvdD voor vlees respectievelijk slachterijen, terwijl D66 dat voorstelt voor alcohol, suiker en tabak.
Klimaat- en milieubeleid
De partijprogramma’s zijn op het thema ‘klimaat’ duidelijk uitgebreider dan in 2021. We beperken ons tot een vergelijking op vier punten.
Direct gerelateerd aan ‘brede welvaart’ is de circulaire economie. Het bestaande overheidsbeleid uit 2016, gericht op volledige circulariteit in 2050, wordt door de meeste partijen onderschreven, behalve door SP en PVV. Alleen PvdD heeft met een volledige circulariteit in 2030 een ambitieuzere doelstelling geformuleerd. Het ontbreekt echter, met name bij CDA en BBB en in mindere mate bij de VVD, aan voldoende concrete maatregelen om volledige circulariteit te realiseren. Wat opvalt is dat de SP in 2021 nog wel inzette op een circulaire economie, maar dit thema bij deze verkiezingen heeft laten vallen.
Wat betreft de CO₂-uitstoot wil D66 een zwaardere Europese heffing, zonder vrijstellingen voor bepaalde sectoren, en zonder gratis rechten. GL/PvdA, SP en CU willen dat ook, maar het wordt niet duidelijk of dit de Nederlandse of de Europese heffing betreft. De BBB wil de Nederlandse CO2-heffing (die bovenop de Europese komt) van tafel hebben. Het CDA roert het onderwerp niet aan. De VVD wil de Nederlandse CO₂-heffing tot 2040 verlengen, en wil “de slimste en schoonste economie ter wereld” realiseren, hetgeen echter door de voorgestelde maatregelen niet wordt waargemaakt. De PVV vindt klimaatbeleid ‘onzinnig’.
Een ander klimaatthema zijn de fossiele subsidies – veel in het nieuws door de acties van Extinction Rebellion. SP, D66, GL/PvdA, CU en D66 willen van de fossiele subsidies af, en NSC wil dit ook maar op EU-niveau. BBB denkt er anders over. De subsidies worden niet genoemd, maar wel stelt BBB: “Tijdens deze transitie zullen we geen fossiele energiebronnen uitfaseren zolang er nog geen betaalbare duurzame alternatieven beschikbaar zijn.” CDA en VVD noemen de subsidies niet. Wel pleiten beide partijen in algemene zin voor een ‘groene industriepolitiek’.
Wat betreft het milieu willen D66, CU en ook NSC de milieuvervuiling sterk normeren, en gaan GL/PvdA en CU voor een hogere (afvalstoffen)belasting. PVV wil milieuzones schrappen, terwijl D66 die wil uitbreiden.
Dan het heikele punt van de kerncentrales. Hier is de VVD het meest uitgebreid over, en komt met een plan voor ‘ten minste vier grote, en de bouw van meerdere kleine kerncentrales’. Ook BBB, CDA en NSC zijn enthousiast, en CU en D66 sluiten schoorvoetend kerncentrales niet uit. GL/PvdA en PvdD zijn er echter tegen, en de SP ook, zolang het kernafvalprobleem niet is opgelost. Hier is er sprake van een verschuiving in het midden, en daardoor weer een groeiende meerderheid voor nieuwe kerncentrales.
Tot slot de rol van de luchtvaart. De SP wil een belasting voor ‘zakelijke veelvliegers’, maar spaart de incidentele vakantieganger. Ook PvdD en PvdA willen een progressieve vliegtaks. Bij D66 is de afstand leidend: hoe verder je vliegt, hoe meer je betaalt. Bij CDA en VVD zijn dergelijke plannen niet aanwezig; wel is er de wens om meer biobrandstof verplicht bij te mengen (VVD), of om privéjets vliegbelasting te laten betalen (CDA). BBB wil de ‘recent verhoogde vliegticketbelasting’ oormerken voor een versnelling van de verduurzaming van de luchtvaart. Alle partijen behalve de VVD zijn nu tegen de opening van Lelystad Airport. De meeste partijen – SP, PVV en CDA uitgezonderd – willen nu (al dan niet in EU-verband) accijns op kerosine invoeren, en GL/PvdA, CU, NSC en PvdD willen ook op tickets belasting heffen. De recente discussie over transferbelasting komt nergens ter sprake. Ter vergelijking, bij de verkiezingen in 2017 was er nog geen enkele partij die enige ingreep in de luchtvaartsector van plan was, en in 2021 waren er slechts drie partijen hiertoe bereid.
Discussie
Dit jaar gaf onze Tweede Kamer de opdracht aan de drie planbureaus om de komende jaren allerlei aspecten van ‘brede welvaart’ in kaart te brengen. De term kwam 81 keer voor in de miljoenennota, en is nu een hoofdthema geworden in de verkiezingsprogramma’s van vrijwel alle politieke partijen. Maar is ‘brede welvaart’ in de verschillende programma’s ook deugdelijk geconcretiseerd?
Laten we de bril opzetten die ons wordt aangereikt door het begin september verschenen WRR-rapport Goede zaken; Naar een grotere maatschappelijke bijdrage van ondernemingen (WRR, 2023). In dat rapport worden er heldere en degelijk onderbouwde adviezen gegeven over de rol van ondernemingen bij het realiseren van welvaart. Dan zien we dat de door de WRR voorgestelde invulling van ‘brede welvaart’ door handhaving en beprijzing, met name van milieuschade, vooral weerklank vindt bij GL/PvdA, PvdD, CU, NSC en D66. BBB, CDA, VVD en PVV ontbreken grotendeels in dit lijstje (de VVD wil alleen schadelijke stikstofuitstoot beprijzen en het CDA alleen de zware industrie, maar de VVD beperkt handhaving tot watervervuiling). De SP ziet af van beprijzen omdat daarmee mensen met een laag inkomen relatief hard worden geraakt. PvdD, CU, NSC en D66 willen tevens beprijzen middels extra belastingen op vlees, suiker(houdende dranken), alcohol en/of (e-)tabak, en BBB, PvdD, CU en D66 zetten daarvoor de btw in. De partijen die normering (van vervuiling) sterk agenderen zijn D66, CU, NSC, en ook SP (luchtvervuiling). Het inkoop- en aanbestedingsbeleid ten behoeve van ‘brede welvaart’ wordt met name ingezet door GL/PvdA, PvdD, CU en D66.
Het WRR-advies over terughoudendheid met subsidies daarentegen vindt nauwelijks weerklank. Terwijl vrijwel alle partijen inzetten op duurzaamheids- en/of innovatiesubsidies in enige vorm, is NSC de enige partij die wil “inzetten op normeren en beprijzen, in plaats van subsidiëren”. PVV is weliswaar tegen klimaatsubsidies, maar dat is omdat ze het klimaatprobleem niet serieus neemt.
Alleen GL/PvdA pleit voor publiek-private investeringen in baanbrekende innovaties, in lijn met de door de WRR geadviseerde publiek-private investeringsbank.
Twee thema’s die de WRR buiten beschouwing heeft gelaten, maar die ook de ‘maatschappelijke bijdrage van ondernemingen’ annex ‘brede welvaart’ betreffen, zijn corporate governance en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hier zagen we dat met name GL/PvdA, PvdD, en in iets mindere mate D66, SP, CU en CDA, met concrete beleidsvoorstellen komen.
Ten slotte de winstbelastingen, die ook buiten het bereik van het WRR-rapport vallen. Daarvan zagen we dat BBB, SP, PvdD, GL/PvdA en CU aan ‘brede welvaart’ inhoud willen geven door iets te willen doen aan de marktmacht en/of overwinsten van grote ondernemingen, en in het bijzonder van techbedrijven.
Tot slot
Alle partijen, de PVV uitgezonderd, zeggen te beseffen dat het realiseren van ‘brede welvaart’ maatschappelijk van groot belang is. De mate waarin dat besef wordt vertaald naar concrete maatregelen varieert echter sterk. GL/PvdA, PvdD, CU en D66 geven er de meest concrete invulling, aan gevolgd door SP, NSC en CDA. VVD en BBB vullen het slechts beperkt in en PVV in het geheel niet.
De enige thema’s waarvoor er meerderheden zijn te vinden, zijn een circulaire economie, een hoger minimumloon, het afschaffen van alle toeslagen, kernenergie en de (Europese) zelfvoorziening van cruciale producten en grondstoffen.. Het is dus zeer de vraag welke voorstellen in het volgende regeringsprogramma terecht zullen komen. Maar de klok tikt: ons land staat voor grote opgaven, dus hoog tijd om de maatschappelijke kracht van ondernemingen beter te gaan benutten.
Literatuur
Boot, A. en S. van Wijnbergen (2013) Bankieren op drijfzand. ESB, 98(4674&4675), 742–745.
Claassen, R. en K. Cools (2021) Politieke partijen zetten in op reparatie kapitalisme. ESB, 106(4794), 106–109.
Stiglitz, J., A. Sen en J.-P. Fitoussi (2009) Beyond GDP. Report by the Commission on the Measurement of Economic Performance and Social Progress. Rapport te vinden op ec.europa.eu.
WRR (2023) Goede zaken; Naar een grotere maatschappelijke bijdrage van ondernemingen. WRR Rapport, 1 september.
Auteurs
Categorieën