Ga direct naar de content

Persoonlijke pensioenrekeningen met aanvullende risicodeling

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 19 2014

Een persoonlijke pensioenrekening met aanvullende risicodeling combineert sterke punten van de bestaande collectieve pensioenregelingen met de voordelen van individuele premieregelingen zoals eenvoud, maatwerk en heldere eigendomsrechten zonder generatieconflicten.

ESB Pensioenen

Pensioenen

Persoonlijke
pensioenrekeningen met
aanvullende risicodeling
Persoonlijke pensioenrekeningen zijn een mogelijk alternatief
voor de bestaande premieregelingen en uitkeringsregelingen. De
persoonlijke pensioenrekening ontvlecht de verschillende functies
van pensioenen en waardeert deze zo veel mogelijk marktconform.
Dit biedt pensioencollectieven de mogelijkheid om het pensioen
op maat in te stellen zonder dat dit leidt tot complexiteit en belangenconflicten.

Lans
Bovenberg
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Tilburg

Theo Nijman
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Tilburg

726

H

et kabinet onderzoekt of collectieve risicodeling mogelijk gemaakt kan worden
binnen premieregelingen. In dit kader
stellen wij Persoonlijke Pensioenrekeningen (PPR’s) voor als alternatief voor de
huidige premieovereenkomsten en uitkeringsovereenkomsten. Hierbij is individueel eigendom ook in de uitkeringsfase
gedefinieerd in termen van een beleggingsdepot met aanvullende afspraken over risicodeling. Het depot is afgeschermd
van de beleggingsrisico’s die ten behoeve van andere deelnemers worden genomen. Het gaat om een persoonlijke rekening. Tegelijkertijd is het een pensioenrekening: de middelen
zijn geoormerkt voor een levenslange uitkering na pensionering. Risicodeling beperkt de kosten van deze levenslange uitkering: bij overlijden van de verzekerden valt het vermogen
niet toe aan de nabestaanden, maar aan de solidariteitskring.
Solidariteitskringen kunnen op dezelfde manier worden gevormd als in het huidige pensioenstelsel waarin sociale
partners deze collectiviteiten creëren. Maar de aanvullende
afspraken over risicodeling kunnen ook betrekking hebben
op nieuwe collectiviteiten van zelfstandigen zonder personeel. De PPR combineert de kracht van de Nederlandse
collectieve pensioentraditie, zoals collectieve inkoop, le-

venslange uitkeringen en risicodeling, met de voordelen van
premieregelingen, namelijk eenvoud, maatwerk en heldere
eigendomsrechten zonder generatieconflicten (Bovenberg en
Nijman, 2014).
De werking van de PPR

Figuur 1 geeft een grafische weergave van de werking van een
PPR. In de opbouwfase wordt de pensioenrekening aangevuld met inleg. In de uitkeringsfase zijn er onttrekkingen.
Daarnaast worden in elke periode rendementen bijgeschreven. We bespreken de werking van de PPR aan de hand van
de verschillende functies van een pensioenregeling. De PPR
ontvlecht de beleggingsfunctie, de verzekeringsfunctie en de
risicodelingsfunctie, en verknoopt deze functies niet langer in
één collectieve dekkingsgraad, zoals het geval is in uitkeringsregelingen of in nominale annuïteiten bij bijvoorbeeld de uitkeringsfase van premieregelingen. Dit biedt ruimte om deze
functies op maat in te stellen zonder dat dit tot complexiteit
en belangenconflicten leidt. De PPR individualiseert wat individueel kan, namelijk de beleggingsfunctie en de uitkeringsfunctie. Tegelijkertijd behoudt de PPR collectieve afspraken
waar dit meerwaarde oplevert, namelijk bij de verzekeringsfunctie en de risicodelingsfunctie.
Inlegfunctie

De sociale partners beslissen in de cao-onderhandelingen
over het deel van de loonruimte dat ze willen bestemmen voor
pensioen. De per individu in te leggen premies corresponderen met de nieuwe inleg van kapitaal in de pensioenrekening.
Deelnemers zien hun eigen premie-inleg dus direct terug in
hun pensioenrekening. De directe relatie tussen inleg en kapitaal maakt het bij tegenvallende rendementen aantrekkelijker
extra premies in te leggen om zo bij te sturen.
Uitkeringsfunctie

De uitkeringsfunctie wordt ingevuld op basis van het concept van een toekomstbestendige uitkering. Dit houdt in dat

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4698) 20 november 2014

Pensioenen ESB

de verwachte uitkeringen zich zullen ontwikkelen conform
de geambieerde stijging van de uitkeringen (bijvoorbeeld de
prijs- of loonstijgingen) als de rendementen zich gedragen
conform de verwachtingen.
Een belangrijke determinant van welk deel van het depot dan periodiek kan worden uitgekeerd, is het saldo van de
financiële rendementsverwachtingen en de indexatieambitie,
het zogenaamde projectierendement. Hoe hoger de verwachte rendementen en hoe lager de indexatieambitie, hoe hoger
de uitkeringsfractie op elke leeftijd zal zijn. In de huidige
uitkeringsregelingen resulteren wijzigingen in de rekenrente
tot inter­ enerationele herverdeling. In de PPR leiden aang
passingen van projectierendementen daarentegen alleen tot
een ander uitkeringsprofiel zonder herverdeling tussen generaties. Zo resulteren hogere inschattingen van het projectie­
rendement tot meer uitkeringen aan het begin van de pensioenperiode ten koste van de latere uitkeringen.
Als de gerealiseerde rendementen verschillen van de van
te voren geprojecteerde rendementen worden de uitkeringen
aangepast. Grote jaar-op-jaar-schommelingen in de uitkeringen
kunnen worden voorkomen door zulke schokken over de rest
van het leven uit te smeren. Onverwachte ontwikkelingen vertalen zich dan in de toekomstige indexatie, in plaats van de huidige uitkeringen. De feitelijke hersteltermijn voor hogere leeftijden is korter vanwege de kortere resterende levensverwachting.
Beleggingsfunctie

De beleggingsfunctie bepaalt de samenstelling van het beleggingsdepot en daarmee de financiële rendementen die op de
rekening worden bijgeschreven. Elke pensioenrekening heeft
een matching- en een returnportefeuille. De matchingportefeuille dekt veranderingen af in het projectierendement en
daarmee in de uitkeringsfractie en het uitkeringsniveau. Het
gaat om het safety-instrument gericht op uitkeringszekerheid.
De returnportefeuille daarentegen is gericht op het behalen
van een hoog rendement met een acceptabel risico om de
kosten van het pensioen zo te beheersen. Het bestuur van de
collectiviteit kan deze portefeuilles voor elke leeftijdscategorie op maat instellen op basis van de gewenste risicoprofielen
voor de uitkeringen.

Risicodelingsfunctie

Een collectief kan de verzekeringsfunctie zelf uitvoeren. Het
collectief kan worden ondergebracht bij een verzekeraar, maar
ook bij een pensioenfonds. In dat laatste geval is er in feite
sprake van een onderlinge verzekeraar waarvan de deelnemers
zelf ‘eigenaar’ zijn. Dit vereist collectieve besluitvorming over
beleidsregels aangaande de verdeling van het actuariële saldo
van de ontvangen vermogens van de overleden deelnemers en
de bijgeschreven biometrische rendementen op de pensioenrekeningen van de andere deelnemers.
Collectieven kunnen ook andere systematische risico’s
(dan systematisch langlevenrisico) die niet of nauwelijks op
financiële markten worden verhandeld, uitruilen tussen deelnemers. Dan gaat het bijvoorbeeld om (loon)inflatie: de pensioenrekening van gepensioneerden wordt aangevuld uit de
rekening van werkenden als de looninflatie boven een bepaald
niveau komt (en andersom). Ook kunnen financiële markten
worden uitgebreid door financiële risico’s te verhandelen met
partijen die geen goede toegang hebben tot deze markten.
Deze partijen kunnen bereid zijn tegen betere prijzen dan de
markt te handelen. Een voorbeeld daarvan kunnen de sociale
partners zijn als vertegenwoordiger van de toekomstige premiebetalers. De solidariteitsafspraken met toekomstige generaties kunnen worden vormgegeven door verdeelregels voor
collectieve buffers en herstelpremies. Het resultaat van deze
solidariteitsafspraken als gevolg van de risicodelingsfunctie is
een derde soort rendement naast financiële en biometrische
rendementen, als gevolg van respectievelijk de beleggingsfunctie en de verzekeringsfunctie.
Bij de bepaling van de reikwijdte van intergenerationele
risicodeling is sprake van een afruil. Enerzijds is betere risicodeling mogelijk als de reikwijdte van de interne handel groter
is in termen van de tijdshorizon, het aantal risicofactoren en
het aantal betrokken heterogene partijen. Anderzijds groeien
daardoor de politieke risico’s rondom de collectieve besluitvorming over de verdeelregels en de prijsstelling.
Voordelen van de ppr

Ten opzichte van de huidige uitkeringsregelingen kent de
PPR een drietal voordelen: meer maatwerk en flexibiliteit,

Verzekeringsfunctie

Het wezenskenmerk van een levenslange uitkering is dat alleen uitgekeerd wordt als de verzekerde nog in leven is. Bij
overlijden van de verzekerden vervalt het vermogen toe aan
de solidariteitskring. Als vergoeding voor deze overdracht bij
overlijden wordt bij leven van de verzekerden een zogenaamd
biometrisch rendement op de pensioenrekening bijgeschreven. Dit biometrische rendement is nauw gerelateerd aan de
sterftekans. De meerwaarde voor de overlevenden in termen
van het extra biometrische rendement is vooral groot aan het
einde van leven wanneer de sterftekansen toenemen. Op deze
manier verzekeren biometrische rendementen deelnemers tegen het risico dat men langer leeft dan gemiddeld.
Of deelnemers ook beschermd worden tegen het risico dat
een hele generatie langer leeft dan eerder ingeschat, hangt af van
hoe het biometrisch rendement meebeweegt met veranderingen
in sterfteprognoses. Een PPR biedt daarbij meer mogelijkheden
voor maatwerk dan de huidige regelingen. Zo kunnen ouderen
zich wel tegen dit risico verzekeren maar jongeren niet.

Persoonlijke pensioenrekening op basis van
kapitaal met aanvullende risicodeling
Financieel
rendement

Biometrisch
rendement

Individueel
vermogen
uit vorige
periode

Figuur 1

Resultaat onderlinge
solidariteitsafspraken

Individueel
vermogen
voor volgende
periode

Inleg
Uitbetaling

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 99 (4698) 20 november 2014
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

727

ESB Pensioenen

minder generatieconflicten door heldere waardering en meer
eenvoud en doorzichtigheid.
In tegenstelling tot de huidige uitkeringsregelingen
waarin risicodeling gebaseerd is op één nominale dekkingsgraad, biedt de PPR ruimte om risico’s per generatie op maat
in te stellen. Er kan bijvoorbeeld voor jongere deelnemers risicovoller worden belegd om zo een risicopremie te kunnen
incasseren, terwijl er voor ouderen conservatiever wordt belegd. Verder kunnen fondsen voor jongere werknemers minder renterisico afdekken zonder dat oudere deelnemers daar
last van hebben. Elk collectief kan een zekere beleidsruimte
krijgen om op basis van de indexatieambitie het projectierendement (en de rentegevoeligheid daarvan) zelf te kiezen.
Discretionaire veranderingen in het projectierendement of de
uitsmeerregels leiden niet tot herverdeling tussen generaties.
De overheid hoeft daarom de uitkeringsfunctie niet langer
gedetailleerd voor te schrijven via indexeringsregels, hersteltermijnen en disconteringsregels.
Ook op het punt van het delen van niet-verhandelbare
risico’s biedt een PPR meer vrijheidsgraden voor maatwerk
dan de huidige uitkeringsregelingen, waarin alle risico’s worden verknoopt in één collectieve dekkingsgraad. Zo hoeven
gepensioneerden bijvoorbeeld niet meer het risico te dragen
dat lagere sterfteprognoses van werkenden tot lagere dekkingsgraden en daardoor minder indexatie leiden.
Vergeleken met uitkeringsregelingen, biedt een PPR
bovendien een eenduidigere waardering van eigendom. De
financiële eigendomsrechten worden namelijk gedefinieerd
in termen van financiële vermogenstitels in plaats van in complexe en moeilijk te waarderen variabele uitkeringsrechten.
Door het verhelderen van eigendomsverhoudingen verdwijnen conflicten over de verdeling van het collectieve vermogen
en vereenvoudigt de waardeoverdracht en overdraagbaarheid
van pensioenrechten.
Daarnaast is de PPR een transparant en uitlegbaar product met een duidelijke band tussen de ingelegde premie en
de opgebouwde rechten waarover eenvoudig verantwoording
kan worden afgelegd door de pensioenuitvoerder. Dit transparante, eenvoudige systeem dient het vertrouwen en het
gevoel van eigenaarschap van deelnemers. Het vereenvoudigt
bovendien administratieve processen en resulteert daardoor
in kostenbesparingen.
Nederlandse regelgeving voor de tweede pijler dwingt
deelnemers in premieregelingen op de pensioendatum een nominaal gegarandeerd levenslang inkomen in te kopen. Dit resulteert in een extreme keuze in de afruil tussen kosten, ambitie en risico, juist als deelnemers rond hun pensioendatum het

Literatuur
Bonenkamp, J., R. Cox en M. Lever (2014) Afschaffen doorsneesystematiek wenselijk maar
kostbaar. ESB, 99(4676), 26–29.
Bovenberg, A.L. (2014) Toekomstbestendig pensioenstelsel vraagt extra AOW opbouw. Blog op
www.mejudice.nl.
Bovenberg. A.L. en T.E. Nijman (2014) Persoonlijke pensioenrekeningen met risicodeling,
NEA Paper, 56.
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. (2014) Optimalisering overgang van opbouw- naar uitkeringsfase en de inrichting daarvan in premie- en kapitaalsovereenkomsten. Den Haag: Ministerie
van SZW.

728

meeste vermogen hebben opgebouwd. Daardoor dreigen veel
werknemers een suboptimaal pensioen te krijgen nu steeds
meer ondernemingen overschakelen op premieregelingen­
(Lane Clark & Peacock, 2014). Een PPR maakt het mogelijk
om in de uitkeringsfase te blijven beleggen in risicovolle activa
en om tegelijkertijd langlevenrisico te delen.
Mogelijke nadelen

Er kleven ook een aantal risico’s aan persoonlijke pensioenrekeningen. Een persoonlijke pensioenrekening maakt meer
individuele keuzevrijheid mogelijk. Het is de vraag of deelnemers om kunnen gaan met deze vrijheid. In elk geval blijven
goede standaardopties gewenst voor degenen die niet willen
of kunnen kiezen.
Een ander mogelijk nadeel is dat de transparantie over
de beweeglijkheid van de eigendomswaarden tot te weinig risicovol beleggen leidt. Dit kan mogelijk deels worden ondervangen door ook te blijven communiceren in de verwachte
pensioenuitkering bij blijvende inleg tot de pensioendatum.
Duidelijk communiceren over de ingelegde premie en
de waarde van de daarmee opgebouwde pensioenrechten kan
risicodeling met toekomstige generaties moeilijker maken omdat heel helder wordt dat inhaalpremies niet ten goede komen
aan degenen die de premies inleggen. Daar staat wel tegenover
dat het individuele premiestuur aantrekkelijker wordt door de
duidelijke relatie tussen inleg en individuele kapitaalopbouw.
Een andere complicatie betreft collectiviteiten die hun
huidige uitkeringsregelingen willen omzetten in pensioenrekeningen. Oude rechten moeten dan worden ingevaren of afgefinancierd. Voor bedrijfstakpensioenfondsen speelt hierbij
dat de solidariteit van de doorsneesystematiek tussen jongere
en oudere werknemers transparanter wordt en moeilijk is uit
te leggen. Ook het loslaten van de doorsneesystematiek resulteert in transitieproblemen (Bonenkamp et al., 2014). Extra
AOW-opbouw voor werkenden kan deze problematiek oplossen (Bovenberg, 2014).
Conclusie

Een persoonlijke pensioenrekening met aanvullende risicodeling behoudt de sterke punten van de Nederlandse traditie:
pensioeninleg als arbeidsvoorwaarde, collectief beleggen,
bescherming tegen onverstandige individuele keuzes door
een collectief vastgestelde keuzearchitectuur, levenslange uitkeringen en collectieve risicodeling van langlevenrisico. Het
combineert deze kracht met de voordelen van premieregelingen: eenvoud en uitlegbaarheid (waaronder een heldere relatie tussen inleg en uitkering), goed te waarderen eigendom
en meer beleidsvrijheid om het risico- en uitkeringsprofiel te
bepalen en zo nodig discretionair aan te passen.
De PPR biedt een gestandaardiseerde, eenvoudig uitlegbare systematiek waarbinnen beleggingsprofielen op maat
kunnen worden ingesteld zonder grote belangenconflicten. In
plaats van dat de overheid het pensioenproduct grotendeels
voorschrijft, kan zij haar publieke doelen (levenslange uitkering
en het voorkomen van generatieconflicten) bereiken door een
beperkt aantal randvoorwaarden op te leggen. Binnen deze
randvoorwaarden beschikt ieder collectief over beleidsruimte
om de beleggingsfunctie, de verzekeringsfunctie, de uitkeringsfunctie en de risicodelingsfunctie optimaal in te richten, afhankelijk van de eigen voorkeuren en omstandigheden.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4698) 20 november 2014

Auteurs