Pensioenperikelen in vogelvlucht
Aute ur(s ):
Paulis, Alexander (auteur)
Ponds, Eduard (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij het Pensioenfonds ABP. Ponds is daarnaast verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. am.paulis@abp.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4421, pagina 587, 12 december 2003 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
ontw ikkelingen
Na een decennium van voorspoed zijn pensioenfondsen aan het begin van deze eeuw geconfronteerd met tegenslag. De combinatie van
sterke loonstijgingen en gedaalde aandelenkoersen heeft bij veel pensioenfondsen geleid tot een sterke afname van de dekkingsgraad
richting de kritieke grens van honderd procent en in sommige gevallen zelfs hieronder. Inmiddels is een einde gekomen aan de
koersdalingen en is bij pensioenfondsen sprake van herbezinning op keuzes in het financieringsbeleid. Ook op het vlak van toezicht en
regelgeving vinden vernieuwingen plaats.
In dit esb-nummer staan vier artikelen die op deze materie ingaan. Eerst wordt evenwel aandacht besteed aan ontwikkelingen in toezicht
en regelgeving in het afgelopen jaar. Er kunnen in deze drie trajecten worden onderscheiden, te weten: de herstelplannen, het Financiële
Toetsingskader en de nieuwe Pensioenwet.
Herstelplannen
Als reactie op de vorig jaar ontstane problemen bij de pensioenfondsen eiste de toezichthouder PVK dat alle fondsen met een dekkingsof reservetekort vóór 1 juli 2003 een plan van aanpak tot herstel van de dekkingsgraden moesten indienen. De eisen van de PVK
impliceerden grote premieverhogingen en zelfs indexatiekortingen. Hierdoor ontstond veel commotie vanwege ongunstige effecten op de
economie en op de koopkracht van de actieven en gepensioneerden. De PVK was daarom bereid tot maatwerk. Zo konden de fondsen
zich voorlopig beperken tot het wegwerken van de ontstane tekorten ultimo 2002 met een hersteltermijn van maximaal acht jaar.
Bij veel pensioenfondsen worden keuzen in het financieringsbeleid heroverwogen. Hierbij staat de toegevoegde waarde van risicovol
langetermijnbeleggen niet ter discussie, maar meer dan voorheen is er aandacht voor de kortetermijnrisico’s die voortvloeien uit de
strategische beleggingsmix voor de lange termijn.
Nieuw Financieel Toetsingskader
De PVK werkt sinds 2001 aan een vernieuwing van het toezicht, het zogenaamde Financiële Toetsingskader (FTK), dat vanaf 2006 van
kracht moet zijn. Het FTK gaat uit van toepassing van ‘fair value’ principes (marktwaarde) bij de waardering van zowel beleggingen als
verplichtingen. Bij de beoordeling van de solvabiliteit is een ‘Value-at-Risk’ benadering voorgesteld. Hierbij wordt getoetst dat de kans
op onderdekking na één jaar niet groter mag zijn dan een bepaalde waarde a. Deze insteek wordt door het pensioenveld onderschreven.
Wel is er discussie over de instellingen (parameters) van het toezichtsmodel, met name welke kans op onderdekking acceptabel is en wat
de duur van de hersteltermijn mag zijn bij een tekortschietende vermogenspositie. Antwoorden op deze vragen dienen te worden
gegeven in de nieuwe Pensioenwet.
De nieuwe Pensioenwet
In de zomer zijn door het ministerie van SZW concepthoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet geformuleerd. Op veel punten is er
tussen het veld en de regelgever overeenstemming. Zo wordt het belang onderkend van een expliciet pensioencontract. Een dergelijk
contract bevat duidelijke en transparante afspraken over wat de toezegging inhoudt en over wie wanneer in welke mate deelt in de
risico’s van de financieringsopzet1 Hoe moeten de risico’s over de belanghebbenden (werkgevers als premiebetaler, werknemers en
slapers en gepensioneerden) worden verdeeld? Het antwoord op deze vraag is van belang om de intergenerationele balans te bewaken.
Afspraken hierover dienen helder gecommuniceerd te zijn met de deelnemers.
Discussie bestaat er ten aanzien van de afweging tussen sturen op volledige bescherming van de individuele deelnemer en het opstellen
van randvoorwaarden voor een efficiënt pensioenstelsel, of met andere woorden een afweging tussen zekerheid en betaalbaarheid. Het
gaat hierbij allereerst om de vraag hoe met voorwaardelijke verplichtingen om moet worden gegaan. Is een voorwaardelijke
indexatietoezegging al dan niet als een harde ambitie te beschouwen? Het antwoord hierop heeft grote gevolgen voor de aan te houden
en te toetsen voorzieningen. Ten tweede ligt de vraag voor welke keuze gemaakt moet worden in de afweging tussen zekerheid en
betaalbaarheid. De PVK gaat in de consultaties rond het nieuwe FTK vooralsnog uit van een gewenste zekerheid van 99,5 procent op
een horizon van één jaar. Dit lijkt moeilijk te verenigen met het uitgangspunt dat het nieuwe toetsingskader op macroniveau niet tot
zwaardere lasten mag leiden. Mede hierom stelt de sector een zekerheidsmaat van 95 procent op een horizon van één jaar voor, waarbij
voor herstel van de financiële positie inhaaltermijnen van maximaal tien jaar gelden.
Tot slot
De pensioenwereld is sterk in verandering. Pensioenfondsen stappen over op expliciete pensioencontracten. Ook het toezicht op
fondsen wordt meer expliciet. ‘Fair value’ principes worden maatgevend bij vraagstukken op het vlak van waardering en
solvabiliteitstoetsing.
Deze ontwikkelingen zijn sterk toe te juichen en versterken de houdbaarheid van het pensioensysteem op lange termijn. Implementatie
van het nieuwe toezichtskader veelt daarbij geen uitstel.
Alexander Paulis en Eduard Ponds*
1 Deze vraag stond centraal in de serie ‘Pensioenen op het spel’ in de ESB’s van 24 januari tot en met 21 maart 2003.
Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)