Afgelopen zaterdag probeerde Yvonne Hofs de lezers van de Volkskrant weer eens de stuipen op het lijf te jagen met een paniekverhaal over ons pensioen. Onder de kop ‘Enorme verslechtering van pensioenen’ houdt Hofs ons voor dat we de afgelopen jaren bestolen zijn van een pensioen dat we nog niet eens ontvangen en ook nooit zullen ontvangen. Zelfs als de hervormingen niet waren doorgevoerd, hadden we dat riante pensioen ook niet kunnen ontvangen. Al was het alleen maar omdat we nu bijna 10 jaar ouder worden dan toen het huidige systeem in werking trad. Dat hadden we gewoon kunnen weten als we de afgelopen jaren hadden opgelet en ons geen luchtkastelen over onhaalbare financiële rendementen hadden laten voorspiegelen.
Bij de FD Mediagroep ben ik, in 2001, prima ingelicht toen we van eindloon naar middenloon gingen. Helaas krijgen we pas interesse in ons pensioen als we een vervroegd uittredingstraject wordt aangeboden of als in de krant staat dat er op de pensioenuitkering gekort gaat worden. Dat de meesten van ons nog steeds denken dat we 70 procent van ons laatst verdiende salaris zullen krijgen als we met pensioen gaan, is op zijn zachtst gezegd een beetje dom. De enige die dat ooit gekregen hebben, zijn de mensen die veertig jaar of langer bij dezelfde onderneming hebben gewerkt. Wie doet dat nog tegenwoordig? Wie denkt er überhaupt aan dat als hij of zij van werkgever verandert zijn opgebouwde pensioen mee te nemen?
Pensioen is niet meer dan uitgesteld inkomen dat we elke maand sparen. Omdat we allemaal verplicht zijn dat te doen bij een vooraf aangewezen club als we in vaste dienst zijn, hebben de anders zo inkomenbewuste Nederlanders hun interesse verloren. En zo laten we tussen de 800 en 900 miljard euro onder de verantwoordelijkheid van vakbonden en werkgevers, die weer wat oudere blanke mannen bereid vinden om in de pensioenfondsbesturen te gaan zitten.
Ook ik kan een waslijst aan merkwaardige beslissingen en keuzen van de overheid, sociale partners en de bedrijven samenstellen, zoals premievrijstellingen bij een aantal grote beursgenoteerde ondernemingen, het uit elkaar trekken van de pensioenfondsen en hun uitvoeringsorganisaties, om over het grote aantal pensioenfondsen en de verplichte winkelnering maar te zwijgen.
Wat mij over de pensioenfondsen het meest zorgen baart is de manier waarop zij beleggen en het feit dat de deelnemers er zelden wat van (kunnen) zeggen. Het is niet alleen ons toekomstige inkomen waar mee belegd wordt, maar de manier waarop belegd wordt, bepaalt onze kwaliteit van leven en die van onze nakomelingen in de toekomst. De monomane aandacht voor maximalisatie van de financiële waarde van een pensioen heeft perverse gevolgen. Wat heb je aan een 5000 euro pensioen per maand als je ziektekostenverzekering 1000 euro per maand is en je gas-en licht 500 euro per maand? En dat heb ik het nog niet eens over het prijskaartje voor water en andere grondstoffen die verrekend gaan worden in onze dagelijkse boodschappen.
Kortom, liever niet mijn pensioengeld in andermans hypotheken beleggen, maar in hernieuwbare energie, een infrastructuur die bestand is tegen klimaatverandering, (privaat) onderwijs, efficiëntere landbouw en duurzame technologische vernieuwing. Graag ook mijn toekomstig inkomen en aandelen en obligaties van ondernemingen die zich inspannen voor een duurzame toekomst. Dat hoeft niet alleen in Nederland te zijn, maar mag ook ver daarbuiten. Als ik dan toch als pensioenspaarder een groter risico krijg toebedeeld, dan maar liever in zaken die de moeite waard zijn om het risico voor te lopen. Kwaliteit van leven kunnen we niet kopen maar wel in investeren. Dat levert uiteindelijk aan alle kanten een beter rendement op. Maar we moeten er dan wel zelf om vragen.
Auteur
Categorieën