Energiekroniek
ringen die onderhanden zijn, zal dat ongetwijfeld weer verbeteren.
Belangrijker dan de eventuele winst op
andere activiteiten zijn de beschikbare
afschrijvingen, die in principe als financieringsbron voor nieuwe investeringen
beschikbaar komen. Omdat uit nadere
mededelingen van de minister blijkt dat
(vooral in de chemie en de raffinage) ook
vervangingsinvesteringen deel uitmaken
van het in de brief gegeven overzicht, ligt
het voor de hand afschrijvingen als financieringsbron mee te nemen. Daar
kan de kanttekening bij worden gemaakt
DRS. H. VAN DER LAAN*
dat afschrijvingen plaatsvinden op basis
van de historische kostprijs. Velen zijn
van mening dat daarom de afschrijvingen niet voldoende zijn om de inmiddels
Inleiding
ject in Columbia te zijn, zodat dat hier duurder geworden kapitaalgoederen ter
niet meer in de beschouwingen wordt op- vervanging van de afgeschreven produktiecapaciteit te betalen. Een deel van de
In dit artikel bespreken we de effecten
genomen.
netto winst of het eigen vermogen zou
op de bestedingen en de industriele condan mbeten worden gebruikt om vervancurrentiepositie van het ,,nieuwe beleid”
inzake de winsten van Esso en Shell op
Financieringsbronnen; effect op de gingsinvesteringen te financieren. Voor
zover ons bekend, is er evenwel nooit
aardgas 1). Met ,,nieuwbeleid”bedoelen
nationale bestedingen
empirisch onderzoek gedaan naar het
we de beslissing van de regering van
medio 1980 om, anders dan in 1971 en
In de brief van minister Van Aardenne duurder worden van kapitaalgoederen in
1974, de opgetreden winststijging niet
wordt de indruk gewekt dat Shell en deze branche. Het is evident dat er prijsweg te betas ten, maar aan de oliemaatEsso hun aardgaswinsten vrijwel geheel, stijgingen optreden, maardaartegenover
schappijen te laten ter financiering van
weer in Nederland investeren. Aan de staan de voordelige schaaleffecten bij
hun investeringen. Dit ,,nieuwe beleid”is
ene kant staat een winst van twee maal vervanging door grotere capaciteiten en
neergelegd in een brief van minister Van
f. 7,7 mrd., of wel f. 15,4 mrd., aan de de vergroting van de produktiviteit
waarmee de installaties worden geArdenne aan de Tweede Kamer.
andere kant staan investeringsplannen
De inhoud van die brief is de volgende.
van f. 7.050 mln. en f. 5.650 mln., of wel bouwd, en trouwens ook een gunstige
Verwacht wordt dat Shell en Esso ieder
f. 12,7 mrd. De winsten zijn volgens de fiscale behandeling van de opbrengst bij
in de periode 1980-1984 f. 7,7 mrd. netto
minister nodig voor de financiering van verkoop van afgeschreven produktiecawinst zullen behalen op Nederlands
de investeringen. In de brief staat letter- paciteit. Deze kwestie in het midden laaardgas. Daarvan is ongeveerf. 2 mrd. te
lijk: ,,Een aanvullende winstdelingsrege- tend beschouwen we het totaal van de afbeschouwen als extra winst als gevolg
ling komt mij ongewenst voor, omdat schrijvingen als een financieringsbron
van de sterk gestegen olieprijzen sinds
hiermee de grondslag voor de investerin- voor bruto investeringen.
Dan zijn er naast de netto winsten en
het wegvallen van de olieproduktie in
gen, welke van groot belang zijn voor
Iran. De minister stelt tegenover Shell en
onze nationale economic, wordt aange- de afschrijvingen de investeringspremies
Esso te verwachten dat zeker deze extra
tast”. De financieringsmogelijkheden van de overheid. Deze hebben een miniwinst, maar deze niet alleen, benut wordt
van Esso en Shell zijn evenwel veel groter mum niveau van 12% (basis-WIR-preter versterking van de Nederlandse indan het bedrag van hun gaswinsten al- mie in 1982), maar kunnen oplopen tot
dustriele structuur. De minister heeft een
leen aangeeft. Drie andere financierings- 50%, afhankelijk van WIR-toeslagen,
voorkeur voor deze beleidsoptie boven
bronnen kunnen worden onderscheiden. regionale investeringspremies en dergedie van een aanvullende winstdelingsreTen eerste maken Shell- en Esso- lijke. Het is een minimum schatting als
geling. Deze voorkeur is gebaseerd op de
maatschappijen in Nederland nog winst we stellen dat 15% van de investeringen
door subsidies zal worden betaald.
overweging dat hiermee hooggekwalifiop andere activiteiten dan aardgas. De
In de tabellen 1 en 2 rekenen we voor
ceerde werkgelegenheid zou kunnen wor- NAM bij voorbeeld produceert naast
dat het totaal aan financieringsmiddelen
den geschapen, de Nederlandse energiegas, ook olie. De produktie in 1981 had
voorziening zou kunnen worden ge- een geschatte marktwaarde voor f. 600 dat Shell en Esso ter beschikking staat
diend, en het Nederlandse researchmln. Na aftrek van kosten, 10% staats- meer dan het dubbele is van de investeringen die gedaan zijn en voorgenomen
aandeel en vennootschapsbelasting blijft
potentieel zou kunnen worden versterkt.
De investeringsplannen van Shell in
daarvan toch minstens f. 100 mln. netto worden.
Bij de berekeningen is als volgt te werk
Nederland bedragen volgens opgave van
over. Ook de verkoopmaatschappijen,
de minister in de periode 1980-1984 in towaaronder de Gasunie, maken winst. gegaan:
— aangenomen is dat Shell en Esso het
taal f. 7.050 mln., die zijn verdeeld naar
In de chemie en de raffinage is het beeld
volledige bedrag dat de minister aanraffinage en chemie (f. 2.950 mln.), komomenteel somber. De chemie heeft
lenvergassing (f. 300 mln.), extra investe- steeds met winst gewerkt, maar lijdt in
ringen in Pernis (f. 1.000 mln.)enopspo1980 en zeker in 1981 een tot honderden
ring, winning en transport van aardgas
miljoenen oplopend verlies. De raffina(f. 2.800 mln.). De investeringen van
derijen kampen al langer met overcapa* De auteur was ten tijde van het onderzoek
Esso in Nederland bedragen in die periociteit. Ze maken dan weer winst, dan
dat de basis voor dit rapport is, medewerker
bij de sectie Organisatie en Leiding van de
de f. 5.650 mln., onderverdeeld naar rafweer verlies. Het ziet ernaar uit dat de
vakgroep bedrijfseconomie van de Rijksunifinage en chemie (f. 2.300 mln.), kolenraffinaderijen in 1981 verlies zullen maversiteit Groningen.
vergassing (f. 500 mln.), kolenoverslag
ken. Per saldo zijn alle niet-aardgas acti1) Dit artikel is een korte samenvatting van
(f. 50 mln.) en opsporing, winning en viteiten van Shell en Esso in de jaren ze- delen van een rapport dat kan worden aantransport van aardgas (f. 2.800 mln.). In
ventig winstgevend geweest. Wellicht is gevraagd — onder dezelfde titel — bij de Wetenschapswinkel voor Economic, Postbus 800,
de brief wordt ook nog een bedrag van
het saldo in 1981 voor het eerst negatief
9700 A V Groningen. Het rapport (ca. 120 biz.)
f. 1.250 mln. opgevoerd; dat blijkt het
door de slechte resultaten in de chemie behandelt de hier weergegeven onderwerpen
Esso-aandeel in een kolenwinningspro- en raffinaderijen, maar na de grote sanezeer uitvoerig en gedocumenteerd.
Over de winsten van Esso en Shell
op aardgas
98
Tabel 1. Berekening van het verschil tussen beschikbarefinancieringsmiddelen en bruto investeringen van Esso in Nederland,
1975-1986
Premies
Gaswinst
Afschrijvingen
50% NAM
1978
1979 ………………
Esso
47
58
68
98
109
121
155
170
186
202
218
234
50
57
68
71
71
80
86
91
97
102
108
114
71
69
69
73
74
75
77
78
79
80
81
82
41
32
1981 ………………
25% Gasunie
63
1983 ………………
170
1985 . . . . . . . . . . . . . . . . . .
170
Totalc
financieringsmiddelen
850
1.000
1.100
1.100
1.450
1.800
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
1.052
1.207
Bruto
investeringen
Overschot
extra
70
140
210
280
1.334
1.383
1.736
2.110
2.802
2.509
2.602
2.694
2.787
2.880
341
233
286
407
321
336
421
.120
.120
.120
.120
.120
711
9.74
1.048
976
1.415
1.774
2.381
1.389
1.482
1.574
1.667
1.760
Tabel 2. Berekening van het verschil tussen beschikbare flnancieringsmiddelen en bruto investeringen van Shell Nederland,
1975-1986
Premies
50% NAM
1980 . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1981 . . . . . . . . . . . . . . . . . .
25% Gasunie
Shell Ned.
47
58
68
98
109
121
155
170
186
202
218
234
50
57
68
71
71
80
86
91
97
102
108
114
315
315
336
350
338
410
400
416
432
448
464
480
75
107
1983 . . . . . . . . . . . . . . . . . .
210
1985
Gaswinst
Afschrijvingen
210
Totale
fmancieringsmiddelen
Bruto
investeringen
Overschot
850
1.000
1.100
I.IOO
1.450
1.800
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
1.342
1.513
1.663
1.702
2.035
2.486
2.748
2.887
2.990
3.092
3.195
3.298
796
826
910
827
667
751
715
1.400
1.400
1.400
1.400
1.400
546
687
753
875
1.368
1.735
2.033
1.487
1.590
1.692
1.795
1.898
extra
65
130
195
260
kondigde, zullen investeren, maar,
omdat in 1980 en 1981 nog niet met
de bouw van grote projecten is be-
van de Gasunie, en van uitspraken
van deskundigen en politici over de
omvang van de gaswinsten. Jammer
gonnen, niet in de jaren 1980-1984
genoeg is de exacte omvang van de
maar in de jaren 1982-1986. Twee
winsten niet openbaar.
jaar vertraagd dus. De investeringen
in 1981 zijn geschat door extrapola-
tie van de periode 1975-1980;
— de investeringspremies (voor 1978 de
VAIA-regeling) zijn geschat op 10%
vermoedelijk ook met vreemd vermogen.
Voor een deel is dat misschien door de
staat renteloos ter beschikking gesteld.
De jaargegevens vermelden ieder jaar
weer per 31 december een tot boven het
miljard oplopend bedrag aan nog te ver-
Bij de schatting van de omvang vande
financieringsoverschotten moet eigenlijk
rekening worden gehouden met de mate
rekenen inkomsten uit aardgas. Dat is
dus een vertraging van onbekende duur
in de afdracht aan de staat. Bovendien
waarin met vreemd vermogen wordt ge-
voert de NAM een beleid dat de kapi-
tot en met 1980, en 15% na 1980;
financierd. Wij hebben daarover niet
— de afschrijvingen voor de periode
voldoende gegevens kunnen verkrijgen.
taalbehoefte reduceert. Zo worden boorplatforms niet gekocht, maar gehuurd.
We verwachten daarom dat de investeringen van de NAM en de Gasunie van
twee maal f. 2.800 mln., worden gefmancierd uit de afschrijvingen en vreemd vermogen. In hoeverre dat niet-rentedragend vreemd vermogen zal zijn, valt niet
duidelijk te zeggen.
Het financieringsoverschot wordt
hoofdzakelijk gebruikt om de bedrijfsvoering van de Shell- en Esso-maatschappijen in andere landen dan Nederland te financieren. Deze kapitaalexport
leidt tot een daling van de effectieve
vraag in de Nederlandse economic. Deze
is structured van aard, komt ieder jaar
weer terug, en vertoont een stijgende lijn.
Gemiddeld bedraagt deze na 1980 f. 3 tot
f. 4 mrd. in de periode tot 1986.Via de
accelerator en multiplier zal daarmee een
aanzienlijk verlies van produktie en
werkgelegenheid verbonden zijn. De cijfers geven aan dat, onder de door ons gemaakte veronderstellingen, het ,,nieuwe
beleid” deze ontwikkeling niet keert. Er
1975-1980 zijn deels uitdejaarversla-
Met name is niet duidelijk of de chemie
gen gehaald, deels van Esso en Shell
en de raffinage met vreemd vermogen
Nederland verkregen. De afschrijvingen na 1980 zijn berekend op basis
1975-1980. Rekening is gehouden
worden gefmancierd. Wel is duidelijk dat
de Gasunie en de NAM met vreemd vermogen werken. Voor de Gasunie kan uit
de jaarverslagen worden opgemaakt dat
met de extra afschrijvingen van 10%
omvangrijke leningen op de kapitaal-
van de lineaire trend in de periode
van een na 1982 structured hoger in-
markt zijn opgenomen die nu langzaam
vesteringsniveau van f. 700 mln. voor
Esso, en f. 650 mln. voor Shell;
— ten slotte is een schatting van de gaswinsten opgenomen. Voor 1981 en
worden afgelost.
De NAM is een BV en heeft daarom
een beperkte verslaglegging. Uit de jaar-
later is deze geschat op f. 2 mrd. In de
Miljoenennota 1982 wordt gerekend
met een stijging van 9% van de olie-
stukken kan worden opgemaakt dat in
1977 en 1979 f. 500 mln. winst is ingehouden. Wellicht heeft ook DSM kapitaal
Voor de jaren 1975-1980 zijn de
beschikbaar gesteld bij de inkoop in de
concessies namens de staat. DSM heeft
de laatste jaren f. 400 mln. van de overheid gekregen ter versterking van de vermogenspositie, misschien is dat geld
daarvoor gebruikt. Al met al zou de
schattingen gemaakt op basis van een
NAM dan beschikken over f. 900 mln.
methode die uitgaat van de afgedra-
eigen vermogen. Dat is te weinig om de
gen
investeringen en de bedrijfsvoering te financieren. De NAM fmanciert daarom
prijs en een extra verhoging van de
gasprijzen, maar wegens de vele onzekerheden hebben we een niet stijgend
winstniveau
aangehouden.
vennootschapsbelasting,
een
methode die uitgaat van de inkopen
ESB 27-1-1982
99
is zelfs in 1980 en 1981 een duidelijke
dien zijn er ontzaglijke sommen geld mee
trie een effectievere steun bij innovatie
piek ontstaan omdat de investerings-
gemoeid. Om het risico van vertraging
zou kunnen worden geboden 2).
programma’s zijn vertraagd en/of om-
tijdens de bouw acceptabel te houden,
dat niet naar Amerikaans voorbeeld een
zullen zij weinig geneigd zijn om in zee
,,windfall profits tax” is ingevoerd. Na
te gaan met een onderneming die zich
1981 ligt het niveau van de kapitaalexport duidelijk boven het niveau van voor
nog, of weer, moet bewijzen. Eerder zul-
de piek van 1980 en 1981.
len zij op veilig spelen door orders te
plaatsen bij ondernemingen die de meeste
Kansen voor de Industrie?
specifieke ervaring hebben en in het verleden ook een hoogwaardig produkt op
tijd wisten af te leveren.
Het verlies aan effectieve vraag is
overigens nog groter omdat een deel van
de orders uitdeinvesteringsprogramma’s
in het buitenland zullen (moeten) worden geplaatst. Op het moment ligt dat
In de tweede plaats is er geen belang-
rijke toename in wat de Nederlandse industrie kan bieden. Het aantal niet in Nederland geproduceerde produkten is en
blijft hoog. Het ontwikkelingsvermogen
van de metaalindustrie in deze branche
deel voor de orders van de NAM (exploratie en winning) op 30%, voor de Gasunie (distributie) op wel 70% of meer, in
de chemie en raffmaderijen komt gemid-
is niet erg groot. De opdrachtgevers klagen openlijk over het gebrek aan initia-
deld 40% van de toelevering uit het buitenland, en bij de komende kolenprojecten zal dat 40% tot 50% zijn.
De industriele structuur van Neder-
VMF) komen zich, naar hun mening, te
weinig op de hoogte stellen van de toe-
land vertoont nu eenmaal flinke gaten.
hier genoemde opdrachtgevers is bekend,
Belangrijke produkten endiensten, zoals
seismisch onderzoek, boortechnische
diensten, boormaterieel, pijpen en bui-
zen voor putten en leidingen, compressoren, grote afsluiters, fornuizen en
reactorvaten voor hoge druk, worden in
Nederland niet gemaakt. In de meet- en
regeltechniek, de turbinesector, de chemische apparatenbouw, de off-shore en
de montage is de concurrentiepositie
zwak tot matig. Sterk is de concurrentiepositie alleen op de binnenlandse markt
voor ,,engineering”, civiele bouw en vo-
lumineuze .jobbing” in de staalconstructie. Bedacht moet worden dat de
toelevering door Nederlandse bedrijven
vaak de invoer van halffabrikaten ver-
eist, zodat de eigenlijke Nederlandse bijdrage aan de produktie kleiner is dan de
percentages aangeven.
Nu kan de Nederlandse industrie naar
de mening van de minister uit de investe-
tief van de Nederlandse industrie. Voor-
al de grote ondernemingen (RSV en
leveringsmogelijkheden die de plannen
bieden. Ook uit andere bronnen dan de
dat deze ondernemingen zich in verge-
lijking met ander ondernemingen te
weinig actief marktgericht opstellen. De
praktijk van de laatste jaren is evenwel
dat de concurrentie op hun afzetmarkten
verscherpt en dat zij aan twee kanten terrein verliezen. Van de eenvoudiger , jobbing”-activiteiten verliezen ze het van de
kleinere ondernemingen die bij hun offertes geen ,,overhead” hoeven mee te
rekenen. De uitvoering van specialistischer en grotere projecten, eventueel op
,,turn-key”-basis blijkt moeilijk te gaan
vanwege een zwakke concern-integratie.
Juist daarvoor zou de ..overhead” in expertise, ontwerpcapaciteit en marketing
moeten dienen.
In de derde plaats doet de overheid feitelijk weinig om deze stand van zaken te
doorbreken. De minister dringt er weliswaar steeds op aan dat een zo groot mo-
ringsplannen van Esso en Shell belang-
gelijk gedeelte van de orders aan de Nederlandse industrie wordt gegund, maar
rijke kansen en innovatie impulsen ha-
daar blijft het beleid dan ook bij. Het
len. Wij hebben drie hoofdredenen om
loonmatigingsbeleid van de afgelopen
het daarmee oneens te zijn.
jaren heeft vermoedelijk weinig bijgedra-
In de eerste plaats hebben de opdrachtgevers (oliemaatschappijen en de
door hen ingeschakelde ..engineer”- en
gen aan de versterking van de concurrentiepositie in deze branche, omdat dehoogwaardigheid van het produkt, alsmede
de levertijd, vaak de belangrijkste facto-
,,contractor”-bureaus) een selectief en
conservatief inkoopbeleid. Bij alle pro-
ren in de concurrentie zijn. De recente
jecten in de olie- en gasindustrie wordt
ervaring met de Russische pijpleiding
gebruik gemaakt van een zogenaamde
..vendor’s list”, dat is een lijst waarop per
moet wat dat betreft toch tot denken
aanzetten.
produkt de namen van ondernemingen
staan die van voldoende niveau worden
geacht om te kunnen leveren. Het aantal
ondernemingen per produkt dat ..known
Aan de problemen van de concernorganisaties, de afwezigheid van belangrijke produkties in de industriele structuur en de te geringe hoogwaardigheid
and acceptable” is, is niet groot, en het
aandeel van Nederlandse bedrijven evenmin. De opdrachtgevers kennen nu eenmaal de mogelijkheden van toeleverende
bedrijven over de gehele wereld en maken bij het aanvragen van offertes van
rie van Economische Zaken zeer terughoudend heeft gereageerd op een halverwege 1981 door de directie van Esso Nederland gedaan voorstel. Het voorstel
die kennis gebruik. Daar komt bij dat de
Ten slotte
In het voorgaande gingen we in op enkele aspecten van het ,,nieuwe beleid”,
met name op de effecten op de nationale
bestedingen en de concurrentiepositie
van de Nederlandse industrie.
Het blijkt dat Shell en Esso aanzienlijke hoeveelheden kapitaal aan de Nederlandse economic onttrekken. Het
..nieuwe beleid” versterkt dit alleen
maar, en heeft bovendien in 1980 en 1981
tot piekwaarden geleid. Het vermoeden
bestaat dat de Nederlandse industrie en
dienstverlening niet die kansen en innovatieve impulsen zal krijgen die de minis-
ter voor mogelijk hield. In dit artikel zijn
niet de directe werkgelegenheidseffecten
van het ,,nieuwe beleid” behandeld; wel
is inmiddels algemeen bekend dat deze
klein zijn.
De ruimte voor dit artikel laat niet toe
dat uitgebreid wordt ingegaan op moge-
lijke beleidsalternatieven. Daarom in het
kort het volgende over de hoofdproble-
men.
De negatieve effecten op de bestedingen kunnen vanzelfsprekend worden tegengegaan door een aanvullende winstdelingsregeling, maar ook door maat-
regelen in de beheersstructuur. Wij zijn
van mening dat een deelname in het aandelenkapitaal van de NAM zelf zou kunnen worden overwogen. Er is in beide varianten reden om de aandeelhouders niet
op dezelfde voet te behandelen. De zaak
is immers zo dat Shell Nederland de operator van de NAM is, dat wil zeggen het
management levert, terwijl de inbreng
van Esso beperkt is tot de financiele participatie van enige honderden miljoenen
en tot supervisie via de Raad van Commissarissen.
Wat betreft de industriele ontwikke-
ling lijkt het m.i. zeer gewenst als de
overheid de branche van kapitaalgoederen voor de petrochemie, gas- en oliewinning en distributie van gas en kolen
aanwijst als een branche waar een (her)-
industrialisatiebeleid gevoerd zou moeten worden. Om te zorgen dat dit niet
verzandt in de uitvoeringsfase zou het
mooi zijn als de oliemaatschappijen hieraan, en met adviezen, en in hun aanschaffingsbeleid mee zouden doen. Om
die reden zou de inbreng van de oliemaatschappijen bij de industriele ontwikkeling buiten de olie- en gasindustrie
zelf een onderdeel kunnen vormen van
een ,,package deal” over de verdeling en
besteding van de inkomsten uit aardgas.
hield in om de kennis van Esso/ Fluor en
investeringen van Shell en Esso veelal
technisch erg geavanceerd zijn. Boven100
van het produkt is te weinig gedaan. Ter
illustratie vermelden we dat het Ministe-
het Ministerie van Economische Zaken
te bundelen zodat de Nederlandse indus-
H. van der Laan
2) Zie Het flnancieele Dagblad, 27/29 iuni
1981.