Ga direct naar de content

Optimale bestrijding van zure regen in Europa

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 14 1989

Optimale bestrijding van zure
regen in Europa
Veel economisch onderzoek naar zure regen heeft in net verleden een nationaal
uitgangspunt gehad. In dit artikel wordt een welvaartstheoretisch optimaliseringsmodel
voor 28 landen in Oost- en West-Europa gepresenteerd waarin de internationale aspecten
van verzuring centraal staan. Uit het artikel blijkt dat internationale samenwerking bij
de bestrijding van zure regen tot grote economische voordelen kan leiden. Ook blijkt
duidelijk dat het voorgenomen Europese beleid nog niet streng genoeg is om voor alle
landen een duurzame ontwikkeling te waarborgen.

DRS. E.G. VAN IERLAND – IR. J.A.F. COENEN*
Diverse auteurs hebben het vraagstuk van de zure regen in Europa geformuleerd in termen van de speltheorie1.
In deze opvatting zijn er 28 landen in Oost- en West-Europa
betrokken bij een spel waarbij elk individueel land een
bepaald bestrijdingsbeleid voor zwaveldioxide (SOa), stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NHa) kan voeren. In het
algemeen zullen individuele landen, indien zij niet samenwerken, een bestrijdingsbeleid kiezen waarbij de (nationale) marginale baten van het beleid gelijk zijn aan de nationale marginale kosten voor elk van de betreffende landen
afzonderlijk. In dat geval bestaan de marginale baten uit de
marginale vermeden schade aan gebouwen, gewassen,
bossen en dergelijke, terwijl de marginale kosten gelijk zijn
aan de kosten die worden gemaakt om een eenheid verzuring te bestrijden. Indien landen op deze wijze hun beleid
formuleren zullen zij kiezen voor een gematigd bestrijdingsbeleid, omdat zij immers alleen de schade in het eigen
land in hun analyse betrekken2. Kenmerkend voor de
verzuring in Europa is echter dat het merendeel van de
emissies van een land in het buitenland terechtkomt, zodat
ook het merendeel van de schade in andere landen optreedt.
Kort gezegd komt het erop neer dat bij deze individuele
strategieen de betrokken landen weinig bestrijdingskosten
maken en veel schade ondervinden. In de speltheorie
wordt deze situatie aangeduid als een Nash-evenwicht.
Indien zij tot samenwerking zouden besluiten, kunnen zij
de som van de bestrijdingskosten en de som van de
schade voor alle landen gezamenlijk minimaliseren. In dit
geval worden de marginale kosten en baten niet op nationaal, maar op Europees niveau aan elkaar gelijk gesteld.
De oplossing die dan ontstaat ligt zeer dicht bij de zogenaamde ‘Nash-bargaining solution’3. Door internationale
samenwerking zullen de meeste landen netto baten kunnen behalen en slechts enkele landen zullen er per saldo
op achteruit gaan. Zoals hierna blijkt, zullen de totale netto
baten de totale netto verliezen ruimschoots overtreffen,
zodat via compensatie een neoParetiaans optimum kan
worden bereikt. Ook wordt een Pareto-optimale variant

898

gepresenteerd waarbij geen van de landen er per saldo op
achteruit gaat.
Het verzuringsvraagstuk kan niet alleen worden bekeken vanuit de hierboven weergegeven neoklassieke
kosten-batenbenadering. Het is ook mogelijk een ecologische benadering te volgen, waarbij de maximaal toelaatbare neerslag van verzurende stoffen per regio wordt vastgesteld op grond van ecologische criteria. Op basis van
deze zogenaamde ‘critical loads’ kan vervolgens worden
gezocht naar de efficientste manier om deze critical loads
niet te overschrijden4. Er is dan geen sprake meer van het
gelijk maken van marginale kosten en marginale baten,
zoals dit in neoklassieke zin gebruikelijk is. Het gaat dan
om randvoorwaarden die op ecologische gronden met het
oog op duurzaamheid zijn geformuleerd.
Het hierboven weergegeven spel is door ons geformuleerd als een lineair programmeringsvraagstuk voor SO2
en NOx, analoog aan een studie die de Zweedse milieueconoom Maler uitvoerde voor SO25- De voor de zure* De auteurs zijn respectievelijk als docent en als student-assistent
verbonden aan de Vakgroep Staathuishoudkunde van de Landbouwuniversiteit, Wageningen. Onze dank gaat uit naar drs. W.
Heijman voor zijn commentaar op een eerdere versie van dit
artikel. Drs. W. Swaan leverde de bnp-cijfers voor Oost-Europa.
1. Zieonder andere J.W. Friedman, Game theory with applications
to economics, Oxford University press, New York, 1986; A. Nentjes, Public decision making of international pollution, Paper presented at 44th Congress of the International Institute of Public
Finance, 22-25 augustus 1988, Istanboel (nog te verschijnen);
K.G. Maler, The acid rain game, in: Folmer en Van lerland (red.),
Valuation methods and policy making in environmental economics, Elsevier, Amsterdam, 1989.
2. Een onderzoek naar de bestrijding van zure regen op nationaal
niveau in Nederland is uitgevoerd door het LMO en het Centraal
Planbureau. Zie: LMO, Werk maken van zure regen, Utrecht,
1985.

3. Friedman, op. cit., 1986.
4. Zie voor een overzicht van ‘critical loads’: J. Nilsson en P.
Grennfelt (red.), Critical loads for sulphur and nitrogen, miljorapport 1988; 15, Nordic council of Ministers, 1988.
5. Maler, op.cit., 1989.

regen-problematiek belangrijke ammoniakemissies blijven
in de onderhavige studie wegens gebrek aan gegevens
nog buiten beschouwing6. Bij het International Institute of
Applied Systems Analysis (NASA) in Oostenrijk wordt het
‘Rains model’ ontwikkeld. Dit model is gedetailleerder opgezet, maar kent nog geen optimaliseringsprocedure voor
SOa en NOX7. In de hierna volgende paragrafen wordt het
programmeringsmodel uiteengezet en wordt een aantal
neoklassieke en ecologische modelvarianten besproken.

min(IS + £KS + ZKN)
(1)
(elke vector heeft de afmeting (28 * 1 ))
onder de volgende voorwaarden:
– de vectoren van de emissies van respectievelijk SO2 en
NOX na bestrijding (862, NOX) zijn gelijk aan de emissie
voor bestrijding (SO?. NOv) verminderd met de zuivering
(ZS02, ZNOx):
= SQ2-ZSO2
(2)
= NQx-ZNOx
(3)

De achtergronden van het optimaliseringsmodel

– de vectoren van de bestrijdingskosten (KS, KN) zijn een
functie van de gezuiverde hoeveelheid (ZSO2, ZNOx):
KS = /i (ZS02)
(4)
KN = /2 (ZNOx)
(5)

Om de situatie voor het jaar 1995 te schetsen zijn in
eerste instantie ramingen gemaakt van de toekomstige
emissies van SO2 en NOX voor 28 landen, aannemende
dat geen bestrijdingsbeleid zou plaats vinden ten opzichte
van het jaar 1980. Vervolgens kan binnen de optimaliseringsprocedure worden gekozen voor de bestrijding van
SOa en NOX apart of samen en in verschillende mate.
Aan deze bestrijding zijn kosten verbonden die voor elk
land worden berekend volgens bestrijdingskostenfuncties8.
De bestrijdingskostenfuncties voor SOz zijn stapsgewijslineair en de kosten nemen meer dan proportioneel toe,
omdat steeds duurdere bestrijdingstechnieken moeten worden toegepast. Voor NOX worden analoge bestrijdingskostenfuncties gehanteerd.
Vervolgens wordt in het model met behulp van verspreidingsmatrices voor SO2 en NOX berekend hoe groot de
neerslag van verzurende stoffen in de diverse landen zal
zijn. Een verspreidingsmatrix geeft aan hoeveel procent
van de emissie van een bepaald land neerslaat in elk van
de betreffende landen9. De verspreidingsmatrices voor
SO2 en NOX, die door het Noorse Meteorologisch Instituut
worden opgesteld, zijn matrices van 28 x 28, omdat er 28
landen bij de verzuring betrokken zijn10.
In het optimaliseringsmodel wordt vervolgens per land
met behulp van een schadefunctie berekend hoe groot de
schade is die als gevolg van de verzurende deposities
optreedt. Het behoeft geen betoog dat het een moeilijke
opgave is om deze schadefunctie vast te stellen. De schade betreft immers gewassen, gebouwen, gezondheid en
ecosystemen, waarvoor dikwijls geen marktprijzen beschikbaar zijn om te komen tot een monetaire waardering11. De beschikbare waarderingsmethoden, zoals de
‘hedonic pricing’-methode en de ‘contingent valuation’-methode, kennen nog veel methodologische problemen. In
het onderzoek wordt een lineaire schadefunctie gehanteerd waarbij is aangenomen dat geen schade optreedt tot
een depositie van 300 zuurequivalenten per hectare. Voor
elke ton SO2 wordt / 2.500 schade berekend en voor elke
ton NOX /1.70012. De schadefunctie die is gekozen, moet
worden beschouwd als een eerste schatting en nader
onderzoek moet de juistheid ervan aantonen. Om de problemen rand de waardering van de schade te vermijden
wordt hieronder ook een variant besproken die is gebaseerd op de critical loads. In dat geval speelt de monetaire
schade geen expliciete rol en is geen schadefunctie nodig
voor de optimaliseringsprocedure.

Het programmeringsmodel
Het lineaire programmeringsmodel kan voor het geval
van volledige internationale samenwerking als volgt worden genoteerd: minimaliseer de som van de schade, weergegeven door de vector S, en de bestrijdingskosten van
respectievelijk SO2 en NOX, weergegeven door de vectoren KS en KN, voor alle landen:

ESB 13-9-1989

– de vectoren van de deposities van SO2 en NOX (respectievelijk DS en DN) zijn het produkt van de verspreidingsmatrices (respectievelijk SM en NM) en de vectoren van
emissies per land:
DS = SM * SO2
(6)
DN = NM * NOX
(7)
– de schadevector van de schade per land (S) is een
functie van de vectoren van de depositie van SO2 en
NOX:
S = /3 (DS, DN)
(8)

De modelberekeningen
Met het optimaliseringsmodel hebben we een aantal varianten berekend die van belang zijn voor de optimale bestrijding van zure regen. Het gaat om de volgende varianten:
– voorgenomen beleid
(VB)
– volledige samenwerking
(VS)
– Pareto-optimaliteit
(PO)
– Westeuropese samenwerking
(WS)
– critical load
(CL)
Deze varianten worden hierna achtereenvolgens besproken.

Voorgenomen beleid
In de variant die het voorgenomen beleid beschrijft,
leggen we vast welke emissies er per land zullen plaatsvinden bij het voorgenomen beleid, zoals dat is weergege6. Zie voor een overzicht van de ammoniakemissies in Europa: E.
Buijsman e.a., Ammonia emission in Europe, summary report,

Instituut voor meteorologie en oceanografie, Rijksuniversiteit
Utrecht, 1985.
7. NASA, Rains, Enem version 3.b, Laxenburg, 1987.

8. Zie voor bestrijdingstechnieken en -kosten: Organisation for
Economic Co-operation and Development, The compendium of
emissions control techniques and their costs, Paris, 1988.

9. Co-operative programme for monitoring and evaluation of the
long-range transmission of air pollutants in Europe (EMEP), Estimates of airborne transboundary transport of sulphur and nitrogen
over Europe, The Norwegian Meteorological Institute, Meteorological Synthesizing Centre West (MSC-W) of EMEP, 1988.
10. EMEP hanteert een verdeling van Europa in blokken van 150
km x 150 km. Daarnaast wordt een geaggregeerde verspreidingsmatrix voor 28 landen gepubliceerd. De NOx-matrix heeft nog een
voorlopig karakter.
11. Zie voor het waarderen van milieuschade bij voorbeeld: H.
Folmer en E. van lerland (red.), Valuation methods and policy
making in environmental economics, Elsevier, Amsterdam, 1989.
12. De schade per ton NOX is lager omdat een ton NOX minder
zuurequivalenten veroorzaakt. De schadebedragen reflecteren de
relatieve bijdrage aan de verzuring van een ton SO2 en een ton
NOX. Voor de omrekenfactoren van SOa (1 ton SOa = 31.500
zuurequivalenten) en NOX (1 ton NOX = 21.500 zuurequivalenten)
naar zuurequivalenten zie: W.J. Beeken P.J.M. Stallen, Naareen
nationaal beleid tegen de verzuring, Stichting Maatschappij en
Onderneming (SMO), Den Haag, 1989.

899

label 1. Geraamde bestrijdingskosten en schade door
verzuring in 1995 en netto baten ten opzichte van voorgenomen beleid (mln. guldens)
Land

Voorgenomen

beleid
Bestrij- Kosten

dingsen
kosten schade

Belgie

146

Denemarken 207
Engeland
2010
Frankrijk
1540
Hongarije
820
1262
Italie
Nederland
305
Noorwegen
74
O-Duitsland
800
Polen
20
Rusland

Spanje
Tsjecho-

6589
900
2866

Volledige

samenwerking
Bestrij-

Pareto-

optimaal

Netto Bestrij- Netted

dings- batenb dings- batenb
kosten3
kosten3

693
521
4710
4965
2703
4983
811
342
4884
8807
25326
4094
8708

438
67
818
700
1548
1839
154
-38
3210
5971
2618
2316
267

-162
73
237
1105
-184
381
42
306
-688
706
8213
53
3234

213
65
1191
700
1313
1839
153
-43
2077
5971
2618
2316
1171

0
75
0
1136
1
386
58
311
0
603
8107
65
2511

-1768
-430

3518
1061

slowakije
W-Duitsland 5396

Zweden

925

9101
1706

-2866
-430

4335
1067

Overigc

2496
26356

13260
95614

2561
19173

4761
23479

Totaal

2467 4781
19853 22613

a. Verandering ten opzichte van voorgenomen beleid.

b. Netto baten: vermindering van bestrijdingskosten en schade ten opzichte
van voorgenomen beleid.
c. Dertien Europese landen.

ven in een samenvatting van het officiele voorgenomen
beleid per land (ECE, 1987)13. Voor de meeste landen
betreft dit een bescheiden emissiereductie ten opzichte
van 1980. West Duitsland voert echter een stringent beleid
tot 1995 met een emissiereductie ten opzichte van 1980
van respectievelijk 69% voor SOa en 45% voor NOX. De
overeenkomstige cijfers voor Nederland bedragen 51%
voor SO2 en 4% voor NOX.
Met het model is vervolgens berekend hoeveel de bestrijdingskosten zullen bedragen, welke depositie er per
land gemiddeld per hectare per jaar zal plaatsvinden en
hoe groot derhalve de schade per land zal zijn. In label 1
is voor een beperkt aantal landen aangegeven hoe groot
de bestrijdingskosten zijn en hoeveel de som van de bestrijdingskosten en de schade per land is.
Uit de tabel blijkt dat het totaal van de bestrijdingskosten
ongeveer/ 26,4 mrd. (prijspeil 1985) bedraagt . Het totaal van de bestrijdingskosten en de schade, die samen de
nadelige aspecten (sommigen spreken van ‘disutility’ of
‘diseconomies’) van verzuring aangeven, bedraagt bij het
voorgenomen beleid volgens onze berekeningen circa
/ 95,6 mrd. Bij het voorgenomen beleid zal zeer omvangrijke schade optreden. Dit blijkt niet alleen uit de in tabel 1
weergegeven cijfers, maar ook uit de gemiddelde depositie
van verzurende stoffen per hectare per jaar in de verschillende landen.
Met name in Oost-Europa is de gemiddelde jaarlijkse
depositie erg hoog. In Tsjechoslowakije bedraagt de depositie ca. 6.000 zuurequivalenten per hectare, terwijl algemeen wordt aangenomen dat boven een depositie van
1.400 zuurequivalent per ha. de naaldwouden op de zandgronden in Nederland zullen sterven15. Ook Oost-Duitsland, Hongarije en Polen kennen zeer hoge deposities:
respectievelijk 5055, 2851 en 3841 zuurequivalenten per
ha. In West-Europa ligt de gemiddelde depositie per ha. in
een aantal landen ook ruim boven de norm van 1.400
zuurequivalenten, bij voorbeeld in Belgie (2561) en WestDuitsland(2170).
900

Volledige samenwerking
In de variant van volledige samenwerking wordt in neoklassieke zin gezocht naar het optimale bestrijdingsbeleid.
Dat wil zeggen dat de som van de schade en de bestrijdingskosten door verzuring voor alle landen gezamenlijk
wordt geminimaliseerd. In dat geval wordt rekening gehouden met alle schade die door de emissies van de diverse
landen wordt veroorzaakt. De emissiereductie zal in die
landen plaatsvinden waar de emissiereductie het goedkoopst is en tegelijkertijd het meest bijdraagt aan het
vermijden van schade.
In tabel 1 is aangegeven wat de invloed van deze variant
is op het voorgenomen beleid. In de meeste landen nemen
de bestrijdingskosten toe, omdat een intensiever beleid
wordt gevoerd. Slechts West-Duitsland, Noorwegen en
Zweden kunnen volstaan met geringere bestrijdingskosten
dan bij het voorgenomen beleid. De netto baten die de
verschillende landen van samenwerking ondervinden zijn
eveneens weergegeven in tabel 1. De netto baten zijn
gedefinieerd als het saldo van de bestrijdingskosten en de
schade, vergeleken met de situatie van het voorgenomen
beleid. Er is sprake van netto baten indien de som van de
bestrijdingskosten en schade bij samenwerking kleiner is
dan bij het voorgenomen beleid. Het totaal van de geraamde netto baten bedraagt ca. / 23,5 mrd. Bijna alle landen
winnen bij samenwerking, omdat de schade substantieel
afneemt, meer dan de toeneming van de bestrijdingskosten. Slechts drie landen gaan er (overigens in bescheiden
mate) op achteruit, namelijk Belgie, Oost-Duitsland en
Hongarije. De depositiecijfers zien er in vergelijking met het
voorgenomen beleid veel gunstiger uit. Alleen in Tsjechoslowakije en Oost-Duitsland ligt de depositie (respectievelijk 2606 en 2119 zuurequivalenten per ha. per jaar) nog
beduidend boven de doorons gehanteerde referentiewaarde van 1400.
Pareto-optimaliteit
Om te voorkomen dat sommige landen er per saldo op
achteruit gaan (dat wil zeggen negatieve netto baten hebben), zijn er twee mogelijkheden. Ten eerste kunnen de
landen die er sterk op vooruit gaan de verliezende landen
compenseren via financiele tegemoetkomingen. De verdeling van de netto baten wordt dan gewijzigd, zodanig dat
geen enkel land er op achteruit hoeft te gaan. De tweede
mogelijkheid is om in het optimaliseringsmodel als randvoorwaarde op te nemen dat de som van de bestrijdingskosten en de schade voor geen enkel land groter mag zijn
dan bij het reeds voorgenomen beleid. De uitkomsten van
deze variant, die we aanduiden als Pareto-optimaliteit, zijn
opgenomen in tabel 1. Uit de tabel blijkt dat de netto baten
voor de meeste landen lets kleiner worden dan bij volledige
samenwerking en dat niemand er meer op achteruit gaat.
Alleen Belgie, Oost-Duitsland, Hongarije en Engeland blijven op hetzelfde niveau als bij het voorgenomen beleid.
Wat betreft de deposities zijn de verschillen tussen
‘Pareto-optimaliteit’ en ‘volledige samenwerking’ over het
algemeen klein.

Een Westeuropese samenwerking
Met het model is onderzocht of coalitievorming binnen
West-Europa tot een belangrijke verbetering van de situatie kan leiden. In de variant is aangenomen dat Oost-Euro13. Economic Commission for Europe (ECE), National strategies
and policies for air pollution abatement, United Nations, New York,
1987.

14. Deze berekende kosten kunnen afwijken van de realiteit omdat
in het model volgens de optimalisering steeds eerst de goedkoopste bestrijdingstechnieken worden ingezet. In de praktijk worden
soms duurdere technieken gehanteerd.
15. RIVM, Zorgen voor morgen, Samsom-H.D. Tjeenk Willink,
Alphen aan de Rijn, 1988.

label 2. Geraamde bestrijdingskosten en netto baten voor
‘Westeuropese samenwerking’en ‘critical loads’
Land

Critical load
Westeuropese
samenwerking
BestrijdingsBestrijdings3
b
kosten3 Netto batenb kosten Netto baten

Belgie
Denemarken
Engeland
Frankrijk

438
65
909
700
0

Hongarije

Italie
Nederland
Noorwegen
0-Duitsland

Polen
Spanje

Rusland

1839
153
27
0
0
2316
0

Tsjechoslowakije
W-Duitsland

0

-2866

Zweden

-430

Overig0

245
3396
3396

Totaal

Coalitieleden
Niet-coalitieleden

0

598

-168
-21
90
964
57
45
17
76
72
133
40
770
270
3523
538

917
326
3747
1692
2138
3330
667
-62
7085
7343
2316
6233
4276
-121
-602

-59
-1444
1037
-559
-258
-292
330
3676
254
157
9321
449
2733
1383

1499
7905
6223
1684

3615
42900

-3152
14174

n.v.t.
n.v.t.

n.v.t.
n.v.t.

a. Verandering ten opzichte van voorgenomen beleid.
b. Netto baten: vermindering van bestrijdingskosten en schade ten opzichte
van voorgenomen beleid.
c. Dertien Europese landen.

pa het voorgenomen beleid handhaaft, terwijl de overige
landen in een coalitie besluiten om de gezamenlijke belangen van West-Europa te maximaliseren. Dit betekent dat
de Westeuropese landen onderling rekening houden met
de schade die ze bij elkaar berokkenen. De schade die aan
Oosteuropese landen wordt toegebracht laten ze echter
(omdat is verondersteld dat het Oostblok buiten de coalitie
valt) buiten beschouwing. Uit tabel 2 blijkt dat de Westeuropese landen meer bestrijdingskosten maken dan bij voorgenomen beleid, met uitzondering van West-Duitsland en
Zweden. Per saldo worden in totaal netto baten behaald
van ongeveer / 8 mrd. De baten vallen vooral toe aan
Frankrijk en West-Duitsland. Voor de coalitieleden bedragen de netto-baten / 6 mrd. Voor het Oostblok zijn de
resultaten voor alle landen positief, omdat zij profiteren van
de emissiereductie in het Westen. De netto baten voor het
Oostblok bedragen / 1,6 mrd.
Bekijken we de depositiecijfers die bij een Westeuropese coalitie behoren, dan blijkt dat de depositie in alle landen
lager is dan bij het voorgenomen beleid. In Oost-Europa
blijven de deposities echter extreem hoog: 5789 in Tsjechoslowakije, 4971 in Oost-Duitsland, 2773 in Hongarije en
3787 in Polen. Voor West-Europa zijn de depositiecijfers
iets ongunstiger dan bij volledige samenwerking. Dit geldt
vooral voorde Scandinavische landen en West-Duitsland.

De ‘critical loads’-benadering
In het voorgaande werd steeds een neoklassieke
kosten-batenbenadering toegepast. Vanuit een meer ecologisch georienteerd standpunt kunnen we ook de ‘critical
loads’-benadering hanteren. Voor elk land specificeren we
een maximaal toelaatbare gemiddelde depositie van bij
voorbeeld 1400 zuurequivalenten per hectare per jaar.
Deze norm komt volgens het rapport Zorgen voor morgen
overeen met de norm die in Nederland de naaldbossen in
voldoende mate beschermt. In principe kan voor elke bodemsoort en elk gewas of voor elk aquatisch systeem een
critical load worden geformuleerd. Met name voor gevoelige aquatische systemen in Scandinavie is een veel lagere

ESB 13-9-1989

critical load gewenst. In onze berekeningen hebben we de
critical load voor alle landen gesteld op 1400 zuurequivalenten per hectare per jaar. In de optimaliseringsprocedure
wordt nu berekend hoe tegen de geringste kosten aan deze
depositienorm kan worden voldaan.
De financiele resultaten zijn weergegeven in tabel 2. Uit
de tabel blijkt dat de meeste landen extra bestrijdingskosten moeten maken, in totaal voor ca. / 43 mrd. in vergelijking met het voorgenomen beleid. Vooral de Oostbloklanden moeten een veel intensiever beleid voeren, maar bij
voorbeeld ook Frankrijk, Italie, Spanje en Engeland moeten
veel extra kosten maken. De netto baten zijn in dit geval
positief, omdat door een stringenter milieubeleid veel schade wordt vermeden. De totale netto baten zijn echter kleiner
dan bij volledige samenwerking, omdat in de ‘critical loads’benadering niet naar een zuiver economisch optimum in
traditiohele zin wordt gezocht.
Gezien de onzekerheid over de juistheid van schadefuncties en gezien het lange-termijnkarakter van de zure
regen verdient de ‘critical loads’-benadering voile aandacht. Deze kan immers, makkelijker dan schadefuncties,
rekening houden met de cumulatieve werking van verzurende deposities op de lange termijn.

Bestrijdingskosten als percentage bnp
Belangrijker dan de absolute omvang van de bestrijdingskosten is het beslag dat wordt gelegd op het bruto nationaal
produkt. In tabel 3 is voor de verschillende varianten aangegeven hoeveel deze percentages ongeveer zijn.
Bij voorgenomen beleid beperken de bestrijdingskosten
zich totongeveerO,1 -0,7% van het bnp. Uitzondering vormt
Tsjechoslowakije met ca. 1,6%. Hierbij moet worden aangetekend datde bnp-cijfers voorOostbloklanden in verschillende bronnen vrij sterk varieren. De kosten zijn voor de Oostbloklanden uitgedrukt in % van het bnp in 1980, omdat geen
recentere cijfers ter beschikking zijn. Voor de overige landen
is het bnp in 1985 gehanteerd. Bij volledige samenwerking
lopen de bestrijdingskosten in Oost-Europa in belangrijke
mate op, tot 1,8% in Oost-Duitsland en 2,0% in Hongarije.
In geval van een Westeuropese coalitie nemen de bestrijdingskosten alleen in West-Europa toe, met name in Belgie,
Italie, Spanje en Engeland. In Denemarken, West-Duitsland
en Zweden kunnen ze afnemen. Ten slotte blijkt in de ‘critical
loads’-benadering dat Tsjechoslowakije, Hongarije, OostDuitsland en Polen hoge percentages moeten uitgeven.
Tabel 3. Geraamde bestrijdingskosten in 1995inprocenten
van het bruto nationaal produkt, 1985
Land

Voorgenomen Volledige Westeuropese Critical
beleid
samenw.
samenw.
load

Belgie
Denemarken
Engeland

0,1
0,1
0,1

Frankrijk
Hongarije3

0,1
0,7
0,1
0,1
0,0
0,4
0,0
0,2
0,2
1,6
0,3
0,3

Italie
Nederland
Noorwegen
Oost-Duitsland3
Polen3
Rusland3
Spanje
Tsjechoslowakije3
West-Duitsland
Zweden

0,2
0,1
0,2
0,1
2,0
0,3
0,1
0,0
1,8
1,7
0,3
0,6
1,7
0,1
0,2

0,2
0,0
0,2
0,1
0,7
0,2
0,1
0,1
0,4
0,0
0,2
0,4
1,6
0,1
0,1

0,4
0,5
0,5
0,2
2,1
0,4
0,3
0,0
3,5
2,0
0,5
0,6
4,0
0,3
0,2

a. Bruto nationaal produkt 1980.
Bran: Mares, 1985, in: East European economies, JEC VS Congress, 1985.

901

Conclusies
De studie naar verzuring in Europa laat zien dat het
voorgenomen bestrijdingsbeleid voor 1995 onvoldoende is
om de milieuschade door verzuring binnen de perken te
houden. Gezien de zeer hoge depositiecijfers, met name
in centraal Europa, moet worden gevreesd dat nog grote
oppervlakten bos zullen sterven. Bij volledige samenwerking kan een omvangrijke emissiereductie worden gerealiseerd, zodanig dat de extra bestrijdingskosten lager zullen
zijn dan de schade die door het stringentere beleid wordt
vermeden. Per saldo zijn er daarom grote netto baten te
behalen.
In de Pareto-optimale variant hoeft geen enkel land er
ten opzichte van het voorgenomen beleid op achteruit te
gaan. De variant waarin een Westeuropese coalitie wordt
verondersteld laat duidelijk zien dat in West-Europa zeer
omvangrijke depositiereducties mogelijk zijn en dat OostEuropa daar slechts in beperkte mate van profiteert. Een
stringent Westeuropees beleid hoeft daarom niet per definitie door een gematigd Oosteuropees beleid te worden
gefrustreerd. De deposities in Oost-Europa blijven dan wel
zeer hoog.
De ‘critical loads’-benadering kan garanderen dat op
langere termijn geen omvangrijke schade door verzuring
zal optreden. Daartoe is een zeer stringent bestrijdingsbeleid vereist. De netto baten van deze benadering zijn bij de
door ons gehanteerde schadefuncties lager dan bij volledige samenwerking, maar daar staat tegenover dat een
duurzame ontwikkeling wordt veilig gesteld.
Met name de kostenaspecten staan een snelle oplossing van het verzuringsvraagstuk op Europese schaal in
de weg. De bestrijdingskosten in Oost-Europa zijn volgens

onze berekeningen hoog in verhouding tot het nationaal
inkomen. Daarom moet worden gevreesd dat het Oosteuropese beleid weinig slagvaardig zal zijn. Het Westen kan
hierap op twee manieren reageren, namelijk door het eigen
beleid scherp aan te zetten (zoals op dit moment met name
West-Duitsland en een aantal Scandinavische landen
doen), of door bij te dragen aan de bestrijdingskosten in
Oost-Europa. In het eerste geval wordt (ook zonder een
stringent bestrijdingsbeleid in Oost-Europa) een substantiele afneming van verzurende deposities in West-Europa
bereikt. In het laatste geval wordt het principe van de
vervuiler betaalt verlaten en treedt het ‘slachtoffer betaalt’principe in werking. Zolang er echter geen juridisch kader
is waarlangs de vervuilde zijn recht bij de vervuiler kan
halen, is dit principe misschien voor Oost en West nog wel
de beste oplossing.
Ten slotte zij nog gewezen op enkele beperkingen van
de modelberekeningen. In het model wordt vooral gekeken
naar ‘end of pipe’-zuiveringstechnieken. De mogelijkheden
van extra energiebesparing en de toepassing van duurzame energiebronnen zijn ernog niet in betrokken. Met name
in Oost-Europa kan het gebruik van schonere energiebronnen (zoals bij voorbeeld stromingsenergie, aardgas of zwavelarme olie en kolen) tot omvangrijke emissiereducties
leiden. De kostenaspecten van deze opties dienen eveneens in het onderzoek tfi worden betrokken.

Ekko van lerland

Hans Coenen

Auteurs