Optieregelingen leiden tot meer kartels
Aute ur(s ):
Haan, M.A. (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4304, pagina 335, 13 april 2001 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
mededinging
Niet iedereen is enthousiast over de riante optieregelingen van topmanagers in het bedrijfsleven. Sommigen, waaronder ministerpresident Kok, spreken zelfs van exhibitionistische zelfverrijking. Opties kunnen er toe leiden dat managers te veel, of juist te weinig
risico nemen. Ze vertroebelen de winstcijfers van een bedrijf, omdat de financiële verslaglegging niet goed geregeld is 1. In een artikel
in de RAND Journal of Economics 2 geeft Giancarlo Spagnolo nog een nadeel: optieregelingen leiden tot meer kartels.
Om in te zien waarom dat het geval is, beginnen we met het standaard kartelmodel. Een aantal bedrijven is werkzaam in een bepaalde
bedrijfstak. Ze kunnen elkaar beconcurreren. Maar een hogere winst kunnen ze behalen door af te spreken een hoge prijs te zetten. Nu is
zo’n kartelafspraak natuurlijk niet afdwingbaar. Het vormen van een kartel is een illegale activiteit, en als een concurrent zich niet aan de
afspraak houdt, is het niet mogelijk hem voor een rechter te slepen. Voor een succesvol kartel is het daarom noodzakelijk dat iedereen een
prikkel heeft om zich aan de afspraken te houden.
Stel dat alle concurrenten zich aan de kartelafspraak houden. Dan valt er enorm veel geld te verdienen door als enige juist een iets lagere
prijs te zetten en daarmee de hele markt te bedienen. Het nadeel van zo’n actie is natuurlijk dat dat het einde betekent van het kartel. Elk
bedrijf maakt dus een afweging. De afspraak schenden levert op dit moment een enorme winst op, maar in de toekomst de relatief lage
concurrentiewinst. De afspraak nakomen levert nu en in de toekomst de redelijk hoge kartelwinst op. Het kartel is stabiel als de totale
verdisconteerde waarde van een enorme winst nu en concurrentiewinsten in de toekomst, lager is dan de totale verdisconteerde waarde
van kartelwinsten nu en in de toekomst. Is dat het geval, dan heeft iedereen een prikkel om zich aan de afspraken te houden. Een kartel
dat niet stabiel is, zal niet eens gevormd worden. Iedereen weet immers dat toch niemand zich aan eventuele afspraken zal houden.
Nu gaat bovenstaand verhaal er van uit dat de eigenaars van een bedrijf ook degenen zijn die de beslissingen nemen. Dat is niet altijd het
geval. Vaak zijn de aandeelhouders de eigenaars, terwijl de beslissingen worden genomen door managers. In een efficiënte
aandelenmarkt zullen aandeelhouders zich realiseren wanneer er sprake is van een kartel. Stel dat de winst van één bedrijf, laten we het
voor het gemak Defector noemen, plotseling flink stijgt, terwijl dat van alle anderen flink daalt. Rationele beleggers zullen dan inzien dat
door Defector een kartelafspraak geschonden is. Ze weten dan ook dat dat het einde betekent van het kartel, en dat de winst van
Defector in de toekomst veel lager zal zijn. De koers van het aandeel weerspiegelt deze informatie.
Stel dat de beloning die de manager van Defector jaarlijks ontvangt, gekoppeld is aan de beurskoers van zijn bedrijf, bijvoorbeeld via
opties. Welke prikkel heeft hij dan om van een kartelafspraak af te wijken? In het standaard model was er een afweging tussen een hoge
winst nu en een lage winst in de toekomst. De afweging voor onze manager is die tussen een misschien wat hogere beurskoers nu, en
een lagere beurskoers in de toekomst. Dat verschil is veel kleiner, juist omdat in de huidige koers de lagere toekomstige winsten al
verdisconteerd zijn. Een manager wiens beloning rechtstreeks is gekoppeld aan de winst van een bedrijf, heeft dezelfde prikkels als in het
standaard model. Maar juist wanneer de beloning is gekoppeld aan de beurskoers, voelt de manager de toekomstige winstdaling meteen
al in zijn portemonnee. Dat maakt het afwijken van een kartelafspraak minder aantrekkelijk. Is de beloning van managers gekoppeld aan
de beurskoers, dan is het dus makkelijker om een kartel in stand te houden. Kartels zijn vaker stabiel, wat betekent dat ze ook vaker
gevormd zullen worden.
Natuurlijk is dit model een nogal formele en abstracte weergave van de werkelijkheid. Maar het geeft wel aan hoe het gebruik van opties
er toe kan leiden dat managers een groter belang hechten aan toekomstige resultaten. Een beloning die afhangt van de winst, leidt er toe
dat de manager bij het nemen van beslissingen de huidige en toekomstige winsten tegen elkaar afweegt. Een beloning die afhangt van de
beurskoers leidt er toe dat de manager de huidige en toekomstige beurskoers tegen elkaar afweegt. Omdat die beurskoers op zijn beurt
ook weer afhangt van de verwachte toekomstige winsten, krijgen die toekomstige winsten nu een groter gewicht. In het model van
Spagnolo leidt dat er toe dat kartels vaker stabiel zijn, en dus ook vaker gevormd zullen worden. Dat leidt, via hogere prijzen en hogere
winsten, tot een hogere beurskoers. Misschien hebben aandeelhouders daarom ook geen enkele moeite met de exhibitionistische
zelfverrijking die het gevolg is van veel optieregelingen. En de minister-president juist wel
1 Zie K. Cools en M. van Praag, Topsalarissen en aandelenopties, ESB, 28 januari 2000, blz. 69-73.
2 G. Spagnolo, Stock-related compensation and product-market competition, RAND Journal of Economics, 2000, blz. 22-42.
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )