Na jaren gedraal gaat het nu hard met het beperken van de Nederlandse CO2-uitstoot. Eind vorig jaar meldde het Planbureau voor de Leefomgeving zelfs voor het eerst dat de klimaatdoelen voor 2030 in zicht kwamen. Daar had het lang niet naar uitgezien: jarenlang fungeerde de klimaatrapportage van het planbureau als Haagse wake-upcall waarvan milieuorganisaties wakker lagen en de media opschrokken, maar waarvan politici vervolgens vol goede voornemens de snoozeknop indrukten.
Nederland zet stappen
De positievere toon in de klimaatrapportage kwam niet uit de lucht vallen. De laatste jaren zijn er forse stappen gezet. Dat is in vrijwel elke straat te zien: er zijn zo veel zonnepanelen gelegd dat Nederland nu mondiaal koploper is wat betreft opgewekt vermogen per inwoner (FD, 2024). De overheid investeert via het Klimaatfonds. En het klimaat komt steeds centraler te staan in het beleidsproces, zoals Sara Murawski en Rens van Tilburg in deze ESB laten zien.
Dat klimaatbeleid is breed gedragen. Ook onder het nieuwe kabinet blijft het bestaande beleid grosso modo in stand, al zal een aantal voornemens remmend werken, zoals de goedkopere ‘rode’ diesel voor boeren (PBL, 2024).
Dat er schot in de zaak zit, is niet alleen goed nieuws in de strijd tegen de opwarming van de aarde, maar ook voor de kosten die we maken. Bart Wilbrink en Bas Butler leggen in deze ESB uit dat niks doen uiteindelijk duurder zal uitpakken vanwege de ernstige klimaatschade die in dat geval verwacht mag worden. Financieel zouden we onszelf overigens wel nog een groter plezier doen als we meer zouden leunen op beprijzing en normering en minder op publieke uitgaven.
Meer nodig
Ondanks de positieve trend zijn we er nog niet. De Europese Commissie (2021) schat dat er in Europa jaarlijks 350 miljard euro extra aan investeringen nodig zijn om de klimaatdoelen te halen. Voor dat bedrag kijkt de Commissie nadrukkelijk naar de private sector.
Maar om de private sector mee te krijgen, moet de business case voor verduurzaming verbeteren: duurzaam moet lonen ten opzichte van niet-duurzaam. Daarvoor zijn een aantal stappen nodig.
Het beprijzen van CO2-uitstoot is daarvan de belangrijkste, want dat verbetert de business case voor vergroening direct. Het maakt fossiele energie duurder en zorgt ervoor dat huishoudens actie ondernemen. En het zorgt er voor dat duurzame verdienmodellen rond rekenen, waardoor niet-duurzame geproduceerde producten en diensten op termijn zullen verdwijnen.
Tevens zou het nuttig zijn als financiële instellingen de baten van klimaatbeleid meer mee zouden nemen in hun risicomodellen, zoals Barbara Baarsma in deze ESB betoogt. Duurzame investeringen verlagen de risico’s en zijn dan dus sneller voordelig.
Bij de betere afstelling van de financiële-risicomodellen helpt het dat Europa bedrijven sinds kort verplicht om te rapporteren over hun klimaatimpact. Daar kan echter nog een schep bovenop, betogen Marius Kat en Paul Tang: Europa zou ook transitieplannen moeten verplichten en een maatschappelijke zorgplicht moeten opleggen aan financiële instellingen.
Rens van Tilburg en Dirk Schoenmaker pleiten tot slot voor een hervorming van de financiële sector. Die is nu te veel gericht op de korte termijn, en heeft te weinig oog voor de lange termijn. Aanpassing van kapitaalseisen en beloningsstructuren, inperking van de rol van de aandeelhouder en het afschaffen van de fiscale bevoordeling van vreemd vermogen kunnen helpen om de private klimaatinvesteringen te verhogen.
Vooral mondiale Zuiden blijft achter
Het klimaatbeleid werpt pas echt zijn vruchten af als ook de rest van de wereld haar CO2-emissies beperkt. Het goede nieuws is hier dat ook de Verenigde Staten en China stappen zetten (NRC, 2023). Maar de investeringen in het mondiale Zuiden blijven nog ver achter bij wat er nodig is (IHLEG, 2023).
Het is niet per se zo dat het mondiale Zuiden de noodzaak minder ziet. Lina Xie, Swarnodeep Homroy en Bert Scholtens tonen in deze ESB dat juist veel ontwikkelingslanden kwetsbaar zijn en nu al worstelen met de gevolgen van de verandering van het klimaat. Ze pleiten voor meer aandacht voor adaptatiemaatregelen in deze landen. Dat is een kwestie van internationale verantwoordelijkheid: veel ontwikkelingslanden hebben immers weinig bijgedragen aan klimaatverandering.
Om de opwarming te beperken, zullen vooral de private investeringen in het mondiale Zuiden fors omhoog moeten. Die blijven daar achter door de hoge kapitaalkosten. Door zelf een stabieler en voorspelbaarder beleid te voeren, zowel macro-economisch als op klimaatgebied, kunnen deze landen de kapitaalkosten verlagen, leggen Michalli Harmsen en Kasper Stuut uit.
Maar ook de internationale gemeenschap, en in het verlengde daarvan Nederland, kan verschillende dingen doen. Zo bespreken Jochem Wissenburg en Koen Davidse hoe de Wereldbank meer kan halen uit de beperkte budgetten door bijvoorbeeld meer via cofinanciering te werken. En de gemeenschap kan tevens de eigen financiële kennis en invloed aanwenden om de risico’s in het mondiale Zuiden beheersbaarder te maken voor private partijen, voegen Harmsen en Stuur toe.
Met de in het hoofdlijnenakkoord aangekondigde bezuinigingen op de ontwikkelingssamenwerking lijkt Nederland zich echter juist af te keren van het mondiale Zuiden. Dat valt moeilijk te rijmen met de internationale klimaatuitdaging: ontwikkelingssamenwerking is hier een kwestie van welbegrepen eigen belang. Als we het mondiale Zuiden niet weten aan te haken, zal de klimaatschade ook bij ons verder oplopen. Laat het kabinet dus nog eens goed te kijken naar de afspraken over ontwikkelingssamenwerking: rijden die niet het eigen klimaatbeleid in de wielen?
Literatuur
Europese Commissie (2021) Strategy for financing the transition to a sustainable economy. Te vinden op finance.ec.europa.eu.
FD (2024) Nederland wereldwijd aan kop met zonne-energie. Het Financieele Dagblad, 2 februari.
IHLEG (2023) A climate finance framework: Decisive action to deliver on the Paris Agreement. Independent High-Level Expert Group on Climate Finance, Second report, november.
NRC (2023) VS en China sluiten akkoord over klimaatbeleid, wantrouwen tussen de landen is deels weg. NRC, 15 november.
PBL (2024) Reflectie PBL op het hoofdlijnenakkoord 2024–2028: Aanbevelingen voor het nieuwe kabinet. PBL-publicatienummer 5559.
Auteur
Categorieën