■ Arne Maes (BNP Paribas)
Vrouwen kiezen minder vaak voor een eigen zaak dan mannen, en deze genderongelijkheid in de beroepskeuze neemt in Nederland toe terwijl deze in buurlanden afneemt. Uit een rapport van de OESO blijkt dat vrouwen vergeleken met mannen veertig procent minder kans hebben om zelfstandige te worden. Vrouwen kiezen bovendien typisch voor andere sectoren, hebben minder eigen werknemers en doen het vaker zonder bankfinanciering.
In 2018 was ruim tien procent van de Nederlandse mannen tussen negentien en dertig oud als zelfstandige actief, tegenover een kleine zes procent van de vrouwen uit diezelfde demografische groep. Dat verschil, nu ruim vier procentpunt, nam de voorbije jaren licht toe.
De figuur toont hoe in de buurlanden België, Duitsland en Frankrijk dit verschil duidelijk kleiner is. Bovendien neemt in die landen de genderkloof bij jonge ondernemers af, en in Nederland neemt die juist toe.
De relatief grote kloof voor Nederland wordt deels verklaard door het zeer hoge aantal jonge mannelijke ondernemers, dat bijna drie procentpunt hoger ligt dan het gemiddelde van de bevraagde OESO-landen (zeven procent). Het aantal mannelijke ondernemers steeg sinds 2005 merkelijk sneller dan het cijfer voor vrouwen over diezelfde periode.
Dat staat in schril contract met de situatie in België. Bij de zuiderburen ligt het aandeel van jonge vrouwelijke ondernemers ondertussen hoger dan in Nederland, ondanks het lagere totale aantal ondernemers in de jonge leeftijdsgroep.
Studies wijzen uit dat mannen vooral gaan ondernemen als er financieel gewin mogelijk is, vrouwen willen vooral de wereld veranderen. Inzetten op een verbeterde toegang tot fysiek en sociaal kapitaal voor vrouwen kan de kloof helpen verkleinen.