Ga direct naar de content

Omslag of kapitaaldekking voor de werkloosheidsverzekering?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 20 1993

Omslag of kapitaaldekking
voor de
werkloosheidsverzekering?
Om de pro-cydische effecten van een omslagstelsel te voorkomen, stelde
E.H.M. Ponds onlangs voor om voor de werkloosheidsverzekering een
kapitaaldekkingsstelsel in te voeren. Er is echter ook een meer pragmatische benadering mogelijk.

In het artikel Werkloosheidsverzekering op basis van kapitaaldekking in
ESS van 14 april j.l. doet E.H.M.
Ponds de suggestie om voor de werkloosheidsverzekering van een omslagsysteem over te gaan op een kapitaaldekking. In dat artikel betoogt
hij dat het huidige omslagsysteem
leidt tot een zogenoemd pro-cyclisch
premieverloop: in tijden van recessie
neemt het aantal werklozen toe,
waardoor de werkloosheidspremie
toeneemt. Dit leidt tot een extra verhoging van de arbeidskosten tijdens
een recessie. Hiervan gaat een additioneel negatief effect uit op de werkgelegenheid.
Om dit pro-cyclische premieverloop te vermijden stelt Ponds voor
om bij de werkloosheidsverzekering
over te gaan op een kapitaaldekkingssysteem dat een periode bestrijkt van veertig jaar.
In deze reactie wijzen wij op de
enorme opbouw van het vermogen
die nodig is om over te gaan op een
kapitaaldekkingssysteem. Wij geven
voor het kapitaaldekkingssysteem
een alternatief waarmee ook het procyclisch premieverloop wordt vermeden, maar waarvoor veel minder kapitaal nodig is.

Premiestelling bij
kapitaaldekking
In zijn artikel leidt Ponds (enigszins
herschreven) de volgende formule
(1) af:

* wo * Lo =
40

at *Lo * bt * u *WQ *(1 + rrO’
t=i

ESB 19-5-1993

Hierin is:
pww= werkloosheidspremie in jaar 0;
wo = gemiddeld loon per verzekerde
in jaar t = 0;
Lo = aantal verzekerden in jaar t = 0;
at = kans op werkloosheid in jaar t;
van de verzekerde populatie Lo;
bt = gemiddelde duur van de werkloosheid;
u = uitkeringspercentage (bij voorbeeld 70%);
m = reele loonstijging;
r = reele marktrente.
Deze formule stelt het totaal benodigd kapitaal voor om de uitkeringslasten van de huidig verzekerde populatie voor de komende veertig jaar
te flnancieren.
We lichten deze formule kort toe.
De term achter het sommatieteken
omvat de uitkeringslasten in een zeker jaar van de huidige verzekerde
populatie (Lo). Immers het aantal
werklozen in jaar t van deze groep
(kans op werkloosheid in jaar t maal
de omvang van de huidig verzekerde
populatie: at * Lo) vermenigvuldigd
met de gemiddelde werkloosheidsduur en de gemiddelde werkloosheidsuitkering (bt * [u * wj) geeft het
bedrag aan uitkeringslasten per jaar
van de huidige verzekerde populatie . Deze lasten worden naar het
tijdstip t = 0 contant gemaakt met de
reele rente (r).
Het totaal benodigde kapitaal
wordt berekend door de contant gemaakte lasten te sommeren over veertig jaar. Als dit kapitaal door het loon
van de huidig verzekerde populatie
wordt gedeeld (wo * Lo), dan volgt
hieruit een premie.
De zo berekende premie (pww) is
de totale premie die door de huidige

verzekerde populatie moet worden
opgebracht voor de financiering van
alle uitkeringen in de komende veertig jaar van de huidige premiebetalende bevolking en niet de ‘normale’
werkloosheidspremie die men thans
kent in de Werkloosheidswet.

Praktische bezwaren
Bij de overgang naar een kapitaaldekkingssysteem, moet bij de start van
het systeem een enorme hoeveelheid
kapitaal in een werkloosheidsfonds
worden gestort . De omvang van dit
bedrag kan via de hierboven vermelde formule (1) worden bepaald. Om
te komen tot een ruwe schatting van
het bedrag aan kapitaaldekking worden hier de volgende veronderstellingen gehanteerd.
Ten eerste wordt uitgegaan van
een initieel verzekerde populatie die
overeenkomt met de werkgelegenheid loontrekkenden in het bedrijfsleven: Lo = 5 mln. personen3.
De kans op werkloosheid, in de
zin van de Werkloosheidswet, in het
eerste jaar, kan afgeleid worden door
het aantal nieuwe werkloosheidsgevallen te delen door de initieel verzekerde populatie. Dit betekent voor
de kans op werkloosheid in het startjaar:
ao = 400.000/5.000.000 = 0,08
Omdat elk jaar de initiele populatie,
vooral als gevolg van pensionering
afneemt, neemt ook de kans (uitgedrukt in het initiele bestand) op
werkloosheid af. Bij een uniforme
verdeling van de leeftijdsgroepen en
afgezien van conjuncturele fluctua-

1. Het reele loon in jaar t (wt) is gelijk aan
het reele loon in het startjaar verhoogd
met de reele loonstijgingen daarna:
wt = wo * (1+m)

2. In Nederland is een aantal werkloosheidsregelingen. Naast de met sociale
premies gefinancierde Werkloosheidsverzekering (WW) zijn er ook regelingen die
uit de algemene middelen worden gefinancierd (Bijstandswet, ABW), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en zelfstandigen (IOAW, IOAZ)) en overige regelingen (ambtenaren). In dit artikel wordt uitgegaan van de Werkloosheidswet, omdat
daar het verzekeringskarakter, via een
aparte werkloosheidspremie, het meest in
het oog springt.
3. Zie bij voorbeeld het jaarverslag van
het Algemeen Werkloosheidsfonds over
1991.

ties, kan dit als volgt worden gesche-

Figuur la. Uitkeringslasten ww bij

matiseerd:

kapitaaldekking, f mrd., perjaar

Figuur Ib. Idem, bij egaUsattedekking

ai – [ao * (40-1 )/40]….

339 = [a0 * (40-39V40]

—— Gcmiddeide listen

De gemiddelde werkloosheidsduur
in de Werkloosheidswet is ongeveer
een half jaar. Indian men eenvoudigheidshalve veronderstelt dat de duur
van de werkloosheid onafhankelijk
is van de leeftijd, zal de gemiddelde
werkloosheidsduur (wederom afgezien van conjuncturele fluctuaties)
steeds gelijk zijn aan een half jaar:
bo = bi…. = 3y) = 0,5 jaar
Als uitkeringspercentage wordt aangesloten op wat in de Werkloosheidswet gebruikelijk is: 70%. Ten slotte
kan worden uitgegaan van een reele
marktrente van 4,5% en een reele
loonstijging van 2,4°/o4.

Op basis van bovengenoemde ver-

Overigens kan worden opgemerkt

pro-cyclisch zal zijn. Dit effect kan

dat in Nederland er enkele fondsen

ook worden bereikt met een veel

zijn waar een vermogen van / 80
mrd. of meer aanwezig is (bij voorbeeld het pensioenfonds ABP). Echter deze gelden zijn gedurende een
lange periode door de verzekerden
bijeengebracht. Indien bij een kapi-

minder omvangrijk kapitaal. Dit is
mogelijk door het invoeren van een
egalisatiedekking. Deze egalisatiedekking dient om een gelijkmatig
premieverloop te bewerkstelligen.
De dekking wordt opgebouwd in de
conjuncturele oplevingsfase. Vervolgens kunnen uit deze opgebouwde

taaldekkingssysteem voor de werk-

onderstellingen kan het bedrag aan

loosheidswet voor een zelfde perio-

kapitaaldekking worden bepaald op

de (bij voorbeeld veertig jaar) zou

dekking, in een recessie, de extra

/ 80 mrd. (in guldens van t = 0). Ter

worden gekozen, dan zal de premie-

werkloosheidsuitgaven worden gefi-

vergelijking: in 1992 hebben de tota-

opslag (gedurende de opgaande fase

nancierd. Deze dekking moet dus

le uitkeringslasten van de Werkloosheidswet ongeveer/ 5,1 mrd. bedragen. Het bedrag aan kapitaal omvat

van de conjunctuurgolven) ruim 1%

aansluiten bij de conjunctuurcyclus.

bedragen. Hierdoor wordt het boven-

dus de contante waarde van de uitkeringslasten wegens werkloosheid van

staat tegenover dat het voordeel pas

De omvang van de egalisatiedekking kan als volgt worden benaderd.
Wij gaan bij deze berekening uit van
sinusvormige ontwikkeling van de
conjunctuur en werkloosheid, waarbij in een recessie 50% meer, en in
een hausse 50% minder aan uitkeringen wordt verstrekt dan het gemiddeld bedrag.
Indien bovendien wordt uitgegaan
van een gemiddeld uitkeringstotaal
voor de Werkloosheidswet van / 5
mrd., dan kan een egalisatiedekking
worden berekend die (bij een start
van een recessie) / 8 mrd. moet bedragen (in guldens van t = 0). Gemiddeld over een conjunctuurcyclus zou
het bedrag aan egalisatiedekking ongeveer de helft bedragen (f 4 mrd).
Als deze dekking in de hausse-periode van een conjunctuurcyclus
wordt opgebouwd, dan ligt de werkloosheidspremie (gedurende deze periode) gemiddeld 0,8% boven het las-

de huidig verzekerde populatie. Als
verondersteld wordt dat de bevol-

kingsopbouw van de premiebetalers
niet wijzigt en bovendien geen reele
loonmutatie optreedt, dan leidt dit
tot een constant benodigd kapitaal

van/ 80 mrd5.
Om het premie-effect van de op-

genoemd nadeel dus kleiner. Daar
na langere tijd zichtbaar wordt.

In figuur la is aangeven hoe de
werkloosheidslasten van de huidig

verzekerde populatie zich in de loop
van de tijd zullen ontwikkelen. De
trend hierbij is dalend, omdat jaarlijks een deel van de huidige werkzame beroepsbevolking, vooral als ge-

volg van pensionering, geen kans

bouw van het kapitaal te berekenen
gaan wij uit van een conjunctuurcyclus met een periode van tien jaar.

meer heeft om werkloos te worden.
Hierdoor nemen de uitkeringslasten
van de huidig verzekerde populatie

Het ligt voor de hand om de kapitaaldekking in hausse-periode van de
conjunctuurcyclus op te bouwen.
Dat betekent een opbouw van/ 16
mrd. per jaar, gedurende vijf jaar.

(afgezien van conjuncturele fluctuaties) in de tijd gezien, gedurig af.
De conjunctuur is via de golfbeweging in beeld gebracht. Voor de berekening van de opbouw van de kapitaaldekking kan nu volstaan worden

Ten opzichte van een verzekerde
loonsom van circa, f 200 mrd., kan
de additionele premie op acht pro-

centpunten berekend worden.
Gebruikelijk is om de werkloosheidspremie gelijkelijk over werknemers en werkgevers te verdelen. Als
wordt aangenomen dat de werknemers hun prerniestijging niet afwentelen dan leidt deze additionele premie

tot een loonkostenstijging in de orde
van grootte van 4%. Dit heeft op zichzelf genomen een negatief effect op
de werkgelegenheidsontwikkeling.

met het contant maken van de jaar-

lijkse lasten naar het tijdstip t = 0. In
de figuur betekent dit dat het oppervlak tussen de tijdas en de lastenlijn
(contant gemaakt) als kapitaal aanwezig moet zijn.

4. De percentages zijn overgenomen uit

Alternatief: omslagsysteem
met egalisatiedekking
Het kapitaaldekkingssysteem heeft

als gunstige eigenschap dat daarmee
de werkloosheidspremie niet meer

de label in het artikel van Ponds bij het
CPB-scenario ‘balanced growth’.
5. In de praktijk zal er, zoals aangenomen
in het kapitaaldekkingsmodel van de heer
Ponds, wel een reele loonstijging optreden. Dit leidt dan tot een nog hoger bedrag aan kapitaaldekking.

tendekkende niveau. In de recessie-

periode komt de premie gemiddeld
0,8% lager uit dan het lastendekkende niveau. Op deze manier wordt de
premie gedurende de hele conjunctuurcyclus perfect gestabiliseerd

(namelijk op circa 2,5% ).
De omvang van de egalisatiedek-

In het artikel van 14 april is door mij
betoogd dat financiering van de
werkloosheidsverzekering op basis

van het kapitaaldekkingsstelsel twee
voordelen kent ten opzichte van het

king is schematisch aangegeven in

omslagstelsel:

figuur Ib. In een periode van hausse

• de premie is stabiel, dat wil zeggen vrij van conjunctuurrisico;
• kapitaaldekkingspremie is lager
dan de omslagpremie, zolang de
beschikbare rente groter is dan de
groeivoet van de beroepbevolking.

wordt deze dekking opgebouwd en
moet voldoende zijn om de extra
werkloosheidslasten in de volgende
recessie te kunnen financieren.
Schetsmatig betekent dit dat het
gedeelte in een periode boven gemiddelde lastenlijn bij de aanvang
van een recessie in kas moet zijn .
De huidige financiering van de
werkloosheidswet is zodanig ingericht dat de werkloosheidspremie

Het eerstgenoemde voordeel, de
stabiele premie, is ook de uitkomst
van het voorstel van De Jongh en
Vreeburg.
Het moge duidelijk zijn dat de

slechts in zeer beperkte mate ge-

door hen voorgestelde combinatie

egaliseerd wordt.

van omslag en egalisatie niet alleen
minder vermogen vereist, maar zich
ook kenmerkt door een minder ge-

Conclusie

compliceerde premiestelling en orgaIn eerste instantie lijkt het idee van
Ponds, om bij de werkloosheidsverzekering over te gaan op een kapi-

nisatie van het werkloosheidsfonds

taaldekkingsstelsel, aantrekkelijk.
Aan dit idee blijkt een belangrijk
praktisch bezwaar te kleven. Het is
niet mogelijk om de gewenste kapitaaldekking op korte termijn op te
bouwen zonder een belangrijke loon-

betreft, geldt dat de premie van een

kostenverhoging te veroorzaken.
Het pro-cyclische karakter van de

premievaststelling kan ook worden
vermeden door het huidige omslagstelsel te combineren met een egalisatiedekking. Een dergelijke oplossing
is wel op korte termijn te realiseren.
Henkdejongh
Arie Vreeburg

dan mijn voorstel.
Wat de hoogte van de premie
combinatie van omslag en egalisatie

over de conjunctuur heen gelijk is
aan de gemiddelde omslagpremie
(vergelijk figuur Ib uit De Jongh en

Vreeburg). Het tweede genoemde
voordeel doet zich daarom ook niet
voor bij De Jongh en Vreeburg. De
verlaging van de kapitaaldekkingspremie ten opzichte van de omslagpremie hangt samen met de

gekweekte beschikbare rente op
belegde premies.
In het artikel van 14 april stel ik,

pitaaldekkingssysteefn heeft een groter

dat als het fonds volledig is opgebouwd, hetgeen volgens de veronderstellingen van De Jongh en Vreeburg een vermogen van/ 80 mrd
vergt, door de dan verzekerden elk
jaar een premiesom ingelegd dient
te worden ter grootte van de contante waarde van de tijdens dat jaar
verworven aanspraken. Hoeveel premies dienen er dan in een volwassen
fonds ingelegd te worden? In ieder
geval minder dan / 5 mrd, dat zowel
de gemiddelde premiesom is van het
zuivere omslagstelsel, als ook de geegaliseerde premiesom per jaar is
van een omslagstelsel plus egalisatie.
De opbouw van het fonds mag een
probleem zijn, de uiteindelijk te betalen premie is wel lager.
Hoeveel minder dan/ 5 mrd hangt

weerstandsverrnogen.

af van de grootte van de beschikbare

De auteurs zijn werkzaam bij de centrale
fondsen (Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds, Aibeidsongeschiktheidsfonds,
Algemeen Werkloosheidsfonds en het Toeslagenfonds) in Zoetenneer en reageren
op persoonlijke titel.

6. Deze premie is voldoende voor de uitkeringslasten. De totale lasten (inclusief
sociale lasten, uitvoeringskosten enzo-

voort) komen hoger uit.
7. Volledigheidshalve wordt hier opgemerkt dat de egalisatiedekking niet bestand is tegen conjuncturele schokken die

groter zijn dan waarrnee bij de berekening van de dekking is gerekend. Het ka-

ESB 19-5-1993

rente, dit is het verschil tussen reele
kapitaalmarktrente en reele loonstijging, naar de verwachting van het
CPB in de komende decennia gelijk
aan rond de 2%. De Jongh en Vreeburg zullen op basis van hun veronderstellingen zeker kunnen berekenen hoe groot deze premiedaling is.

Ten slotte, een kenmerk van omslag en egalisatie is dat – evenals bij
kapitaaldekking – er gespaard wordt
voor toekomstige uitkeringen. Het tijdelijk beschikbare vermogen kan belegd worden. De rente-inkomsten
kunnen aangewend worden voor
premieverlaging, waardoor ook de
premie in het voorstel van De Jongh
en Vreeburg lager is dan in een
zuivere omslagpremie.
Eduard Ponds

Auteurs