Ga direct naar de content

Nummertje naakt, vijftig gulden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 9 1999

Nummertje naakt, vijftig gulden
Aute ur(s ):
Slot, B. (auteur)
Kruize, J. (auteur)
* Rob eco Groep, resp. Stichting Prostitutieprojecten Den Haag. Met dank aan Hans Scholtes van de Mr. A. de Graaf Stichting, Instituut voor Prostitutievraagstukken en aan Sietske Altink van de Rode Draad.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4209, pagina 464, 18 juni 1999 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):

Bij de Eerste Kamer ligt het wetsontwerp om het bordeelverbod op te heffen. Als het wordt aangenomen, zal één van de oudste bedrijfstakken niet alleen volledig worden gelegaliseerd, maar ook een volwaardige economische sector moeten
worden. In een gewone economische analyse van een ongewone economische sector worden in dit artikel de economische feiten – die nog steeds door tal van mystificaties versluierd worden – boven tafel gehaald.
Prostitutie is een ongewone economische sector waar gewone macro-economische ontwikkelingen en micro-economische wetten op van toepassing zijn. Er gaat veel zwart geld in om, er rust nog steeds een taboe op betaalde seks (ook al is dit
taboe wel minder groot dan pakweg twintig jaar geleden) en we hebben te maken met de integriteit van het lichaam, om maar een paar ongewone aspecten te noemen. Toch komen de meeste ontwikkelingen die de laatste twintig jaar het beeld
van de prostitutie in Nederland hebben bepaald, een econoom bekend voor. Zo is de prostitutie een zeer ‘geglobaliseerde’ bedrijfstak. Volgens cijfers van het ministerie van Justitie komt circa veertig procent van de prostituees van buiten de
Europese Unie. Prostitutie kenmerkt zich verder door een sterke diversificatie van het aanbod. Net als een supermarkt nu veel meer verschillende artikelen op de schappen heeft liggen dan tien jaar geleden, maakt in de prostitutie de
‘gewone wip’ steeds meer plaats voor bijzondere vormen van seks’, zoals SM, travestie, therapeutische seks, oosterse massage en ga zo maar door 1. En ook in de prostitutie is er sprake van een toenemende macht van de klanten, denk
bijvoorbeeld aan de straatprostitutie, waar soms voor een tientje met een man wordt meegegaan. We hebben meer en meer te maken met een kopersmarkt. Sex wordt een product. Soms zelfs virtueel, met de nieuwe mogelijkheden van sex via
de telefoon en via internet. En last but not least, is er de laatste twintig jaar in de prostitutie sprake van een negatieve prijsontwikkeling.
In dit artikel willen we met name op de ontwikkeling van de prijzen ingaan. Om praktische redenen willen we willen ons daarbij beperken tot raamprostitutie. Naar schatting gaat het hier op dit moment om twintig tot dertig procent van totale
prostitutie in Nederland. De ontwikkelingen in de raamprostitutie zijn echter illustratief voor de gehele sector.
Verkapte prijsdaling
Prostituees zijn niet erg open als het gaat om hun verdiensten. Wat wel enigszins te achterhalen is, zijn de prijzen waarvoor zij hun klanten gemiddeld genomen ‘aanslaan’, het bedrag waarvoor een klant wordt binnengelaten en waarvoor hij enige
basishandelingen kan verwachten. Deze basistarieven zijn hier en daar zelfs in de Nederlandse literatuur vastgelegd, zoals in het beroemde (en indertijd opzienbarende) boek Hoeren uit 1980 van Ischa Meijer, een bundeling van een serie artikelen
die Meijer in de periode ervoor voor Nieuwe Revu heeft geschreven (zie kader).

“Dag en nacht vloeiden ineen. Het was voorbij. Nog eenmaal liep ik, zeker van mijn zaak, naar de Geldersekade. Ik daalde de stoep naar het souterrain af. Het meisje opende haar deur. Zonder iets te zeggen liep ik naar
binnen. Ik hoorde een stem, die van alle hoeren is, zeggen: ‘Ik noem een minimum-tarief. Als de klant zelf niets vraagt, wordt er niet meteen over geld gesproken.’ ‘Het is vijftig gulden. Nummertje naakt,’ zei het meisje. Ik gaf
haar het geld. We kleedden ons uit.”
Uit: Ischa Meijer, Hoeren, 1980.

Waar het ons om gaat is de prijs. Meijer noemt een bedrag van vijftig gulden 2. Daarmee stuiten we op een opmerkelijk economisch feit. Want als je met prostituees vandaag de dag praat, is dit nog steeds het basistarief waarvoor zij werken.
Prostituees en ex-prostituees die twintig jaar of langer meegaan in het vak, bevestigen bovendien zonder uitzondering zich niet anders te herinneren dan dat ze voor vijftig gulden aanslaan 3. En insiders beweren zelfs dat veel prostituees zeggen
dat ze voor Æ’ 50 aanslaan, maar dat het basistarief in werkelijkheid meer in de buurt van de Æ’ 35 ligt. In ieder geval in sommige straten in sommige steden. Als dit alles klopt, dan staan we voor een economisch raadsel.
Het is interessant om eerst nog iets verder terug te gaan in de tijd. In de boeken van Jan Groothuyse, beroemd arts op de Amsterdamse Wallen, komen we hetzelfde ‘nummertje naakt’ tegen maar dan goedkoper. We hebben het nu dan ook over
de jaren zestig en zeventig. Zo staat er in De arbeidsstructuur in de prostitutie uit 1970 het volgende te lezen: “Gold tien jaar geleden nog de ‘marktkreet’, zoals de eeuwige student het uitdrukte, ‘voor een tientje nakend’, nu is het volgens hem en
anderen Æ’ 25,- zeker wel het minimum voor een nog onbekende klant.”
Daarmee hebben we een korte economische reeks te pakken (zie tabel 1). Nu zeggen nominale prijzen natuurlijk maar weinig als we kijken over een periode van bijna veertig jaar. Gecorrigeerd voor inflatie (volgens CBS-gegevens in de jaren zestig
46%, de jaren zeventig 105% en de jaren tachtig en negentig 60%) zijn de prijzen in de Nederlandse raamprostitutie de afgelopen twintig jaar meer dan de helft lager komen te liggen. In de jaren zeventig hield de prijsontwikkeling in de
raamprostitutie gelijke tred met het tempo van geldontwaarding en in de jaren zestig was er sprake van een verdubbeling van het reële prijsniveau.

Tabel 1. Prijsontwikkeling in de Nederlandse raamprostitutie tarief waarvoor een klant wordt ‘aangeslagen’
1960*
1970*
1980**
1999

Æ’
Æ’
Æ’
Æ’

10
25
50
50

Bron: * J.W. Groothuyse en ** Ischa Meijer.

Opmerkelijk is vooral de reële prijsdaling in de jaren tachtig en negentig. In werkelijkheid is het beeld nog ongunstiger, want voor die vijftig gulden nu moet vaak méér moet worden geboden dan tien, twintig jaar geleden. Vroeger was het
bijvoorbeeld niet gebruikelijk dat echtgenotes hun man pijpten. Daarvoor ging je naar de hoeren. Nu is het, mede onder invloed van de televisie, gebruikelijk dat klanten veel meer variatie willen. Een veelgehoorde klacht is bovendien dat de
techniek van het ‘uitpezen’ verloren dreigt te gaan 4. Onervaren prostituees worden niet meer zoals vroeger ingewijd in het vak en de meeste buitenlandse prostituees houden er ook een andere werkwijze op na: ze laten zich betalen voor de duur
van het bezoek en niet per verrichte handeling.
Er heeft zich de laatste twintig jaar in de raamprostitutie dus een zeer sterke – maar verkapte – prijsdaling voorgedaan. Het basistarief ligt lager, voor dat tarief moet meer worden gedaan en de verdiensten daarbovenop zijn gemiddeld genomen ook
minder. Voor industriële producten is een reële prijsdaling de laatste tien jaar een veel voorkomend verschijnsel. Maar bij diensten komen prijsdalingen bijna niet voor (een bekende uitzondering is de markt voor institutioneel vermogensbeheer,
waarbij als gevolg van de internationale concurrentie de marges sterk zijn gedaald). Meestal houden de prijzen van diensten ongeveer gelijke tred met de loonontwikkeling (denk aan de ‘ziekte van Baumol’ waarbij gevreesd werd dat een
groeiende dienstensector met een min of meer gelijkblijvende arbeidsproductiviteit maar stijgende lonen een steeds groter deel van het nationaal inkomen zou ‘opsouperen’). Een goed voorbeeld zijn de tarieven bij de kapper die nu al jarenlang elk
jaar met zes tot zeven procent verhoogd worden.
Vraag en aanbod
De oorzaken voor de verkapte prijsdaling in de prostitutie kunnen het beste met behulp van een eenvoudig vraag- en aanbodmodel ontrafeld worden. In figuur 1 staat dit in zijn meest kale vorm. Op de verticale as staan de reële prijzen waartegen
een klant wordt aangeslagen, op de horizontale as het aantal bezoeken aan raamprostituees. De vraag- en aanbodcurven van de prostitutie hebben een betrekkelijk inelastisch verloop. Er is wel een relatie tussen prijzen en aangeboden en
gevraagde hoeveelheden, maar die relatie is niet zo sterk. De behoefte om naar de hoeren te gaan heeft te maken met ons driftleven: wie naar de hoeren wil, laat zich daar niet zo makkelijk van weerhouden. Ook niet door een hoge prijs. Hetzelfde
zien we met rookverslaving of drank: prijsverhogingen, of hogere accijnzen, hebben ook nauwelijks effect op de vraag. Met het aanbod is iets vergelijkbaars aan de hand. Als morgen de salarissen in het onderwijs zouden worden verdubbeld,
dan zou het tekort aan leraren in een klap zijn opgelost. In de prostitutie zal zo’n aanbodeffect om duidelijke redenen veel minder sterk zijn. Omdat vraag- en aanbod in de raamprostitutie vrij inelastisch zijn, hebben de veranderingen in deze sector
zich grotendeels vertaald in sterk hogere of lagere prijzen.

Figuur 1. Vraag en aanbod in de raamprostitutie
figuur 2 geeft de situatie weer zoals die gold tot de jaren zeventig, waarbij de raamprostitutie een kartel-achtige structuur kende. Er was sprake van een vrij homogene en niet al te grote beroepsgroep met sterke eigen codes. Wie in die tijd onder
de prijs ging werken, ‘werd de straat uitgeslagen’, zo hoor je van mensen die deze tijd nog hebben meegemaakt. Het kartel zorgde voor een minimumtarief dat hoger lag dan de natuurlijke marktprijs.

Figuur 2. De jaren zestig: kartel houdt de prijzen hoog
Door de stijgende welvaart en de vrijere seksuele moraal werd de markt voor prostituees tegen het einde van de jaren zestig veel groter dan, laten we overdreven zeggen: zeelieden en alleenstaande mannen die bij een hospita woonden. Daar
kwam het bedrijfsleven als aantrekkelijke markt bij. De vraag nam sterk toe. figuur 3 laat zien wat er gebeurde. De reële prijs ging omhoog. Dit waren de gouden jaren waarin veel geld verdiend werd in de raamprostitutie. De prijzen waren hoog en
de omzetten groot 5.

Figuur 3. De jaren zeventig: nieuwe vraag drijft de prijs op
Het ging mis in de jaren tachtig. Het gelijk blijven, en vermoedelijk zelfs iets dalen, van de nominale prijzen wordt altijd toegeschreven aan de instroom van buitenlandse vrouwen die in die jaren begon. Dat heeft zeker een grote rol gespeeld. Het
aanbod van vrouwen nam zeer sterk toe. figuur 4 laat dit zien. In Den Haag waren er in de jaren zestig ongeveer dertig ramen, dit aantal steeg tot 580 in 1999. Maar er gebeurde nog iets: door de instroom van buitenlandse vrouwen werd de groep
veel groter en ook veel heterogener. Daardoor viel het kartel uit elkaar: de nieuwkomers gingen onder de prijs werken. Een verhoging van de tarieven in lijn met de dalende koopkracht van de gulden was er helemaal niet meer bij.

Figuur 4. De jaren tachtig: het aanbod stijgt waardoor het kartel verdwijnt en de prijzen dalen
De reële prijsontwikkeling raakte in de loop van de jaren tachtig nog verder achterop (zie figuur 5). Enerzijds omdat de vraag naar raamprostituees iets afnam doordat er substituten voor betaalde seks ontstonden zoals video’s, de telefoon en later
internet. Anderzijds omdat aan de onderkant van de markt er een groep bijkwam die bereid was tegen lage prijzen te werken: verslaafde prostituees. Dit had enig prijsdempend effect (al moet dat niet worden overdreven) op het middensegment, de
raamprostitutie.

Figuur 5. De jaren negentig: door minder vraag en meer aanbod daalt de prijs verder
Taboepremie
Kortom, de reële prijsdaling in de jaren tachtig en negentig was vooral het gevolg van een sterk toenemend aanbod en het feit dat deze toename gepaard ging met een veranderde marktvorm: van kartel naar volledig vrije mededinging. Verder
speelden substituten en marktbederf vanuit de onderkant van de markt ook een rol. Een belangrijk punt dat nog niet is genoemd, is wat je zou kunnen aanduiden als het verdwijnen van de ‘taboepremie’. Als betaalde seks, anders dan naar de
kapper gaan, bijzonder is, dan moet daar een extra hoge prijs tegenover staan. Zo redenerend, heeft een verminderd taboe rondom betaalde seks – als gevolg van de seksuele revolutie in de jaren zestig, goedbedoelde pogingen om de prostitutie
uit het verdomhoekje te halen en in de jaren negentig de invloed van openlijk seksuele televisieprogramma’s op de commerciële zenders en het in de mode raken van het verschijnsel ‘bachelors-party’ – per saldo een prijsverlagend effect gehad.
Loverboy-effect
De prijsdalingen treffen vooral prostituees van Nederlandse origine. Prostituees van buitenlandse afkomst hebben ten opzichte van hun Nederlandse collega’s nog een tweede inkomstenbron: namelijk koopkracht-effecten. tabel 2 laat zien hoe
die verhoudingen op dit moment ongeveer liggen. De verschillen in koopkracht alsmede het veel lagere welvaartsniveau in veel van de landen waar de buitenlandse in Nederland werkzame prostituees vandaan komen, hebben een belangrijke rol
gespeeld bij het dempen van de prijsontwikkeling in Nederland. In Odessa aan de Zwarte Zee bijvoorbeeld vraagt een gemiddelde prostituee momenteel ongeveer vijf dollar per klant (die zij deelt met de mevrouw op de gang van het hotel waar
wordt gewerkt, de portier en een eventuele pooier).

Tabel 2. Koopkrachtpariteiten
Æ’ 100 is in:
Nigeria
Colombia
Thailand
Ghana
Dominicaanse Republiek
Polen
Tsjechië

Æ’
Æ’
Æ’
Æ’
Æ’
Æ’
Æ’

472
356
326
320
314
280
180

Bron: Wereldbank.

Tot slot nog enkele opmerkingen over de inkomsten van Nederlandse prostituees. Wat betreft de verdiensten is het lastiger om een vergelijking met het verleden te maken. Het kartel van vóór de jaren tachtig werd door drie groepen in stand
gehouden: de prostituees zelf, de hoerenmadam of bordeelhouder en de pooier die zich opwierp als beschermheer en in ruil daarvan een flink deel van de inkomsten opeiste. Samen hielden zij de prijs hoog, maar ze deelden ook de opbrengst. Nu
is de rol van de pooier sterk teruggedrongen, veel meer vrouwen werken voor zichzelf en ook de raam-exploitant heeft in vergelijking met de bordeelhouder of hoerenmadam van vroeger een veel afstandelijker relatie. Wat overigens niet
wegneemt dat een flink aantal prostituees (om welk deel het gaat is niet bekend) nog steeds inkomsten afdraagt, hetzij vrijwillig (het ‘loverboy-effect’), hetzij onder dwang.
Uit de weinige cijfers die voorhanden zijn komt naar voren dat het beroep van prostituee op dit moment niet bepaald een vetpot is. Om allerlei redenen is het moeilijk om daar de vinger achter te krijgen, maar met het oog op een mogelijke
legalisering is het nodig om daar verder onderzoek naar te laten verrichten. Cijfers die er zijn, liggen tussen de Æ’ 2.000,- en Æ’ 4.000,- per maand voor een modale prostituee 6.
Om een goed beeld te krijgen van de verdiensten in de prostitutie zou ook moeten worden gekeken naar de uitgaven. De kosten zijn hoog. Het huren van een raam in de Haagse Geleenstraat kost ƒ 150,- à ƒ 175,- per dagdeel van acht uur en in de
‘mindere’ Poeldijksestraat en Doubletstraat ligt de raamhuur rond de Æ’ 125,- per 24 uur. Bij de overige directe beroepskosten (condooms, lingerie, zonnebank, keukenrol, glijmiddel, video’s enzovoort) moeten tal van indirect beroepskosten worden
opgeteld 7. Zo is het gebruikelijk om keukenpersoneel 8 Æ’ 25,- extra fooi te geven, en krijgen ook talloze randfiguren zoals boodschappenjongens, taxichauffeurs, lingerie- en goudverkopers een flinke fooi. Dit nog los van het feit dat inkomen dat
per dag verdiend wordt, makkelijker wordt uitgegeven dan inkomen dat maandelijks binnenkomt (‘Hoerengeld beklijft niet’, zegt men). En ook los van het feit dat consumptiepatroon zeer sterk sociaal bepaald is. Het ostentatief consumeren, wat je
vaak ziet in de prostitutie (een taxi erop uitsturen voor een parkje sigaretten), is een manier om het stigma te verminderen dat rust op het op deze wijze verdiende geld 9.
En wat verder de vergelijking met ‘normaal’ inkomen moeilijk maakt is dat de arbeidsduur die tussen vrouwen onderling, maar ook per vrouw per week, sterk kan verschillen. Dan is er nog een verschil tussen nominale arbeidsduur (het aantal uur
dat er achter het raam wordt gezeten) en de effectieve arbeidsduur (de tijd dat men daadwerkelijk met een klant bezig is) en bovendien is er een groot verschil tussen vrouwen die het werken in de prostitutie als bijverdienste doen (naast een
andere baan, inkomsten van een echtgenoot of soms een uitkering), en vrouwen waarvan het de hoofdinkomstenbron is.
Nog één aspect dat speciale aandacht verdient is de korte loopbaan van prostituees: vaak niet langer dan tien, maximaal twintig jaar. In dat opzicht is het beroep van prostituee enigzins te vergelijken dat van een sporter of balletdanser, alleen met
dit verschil dat de mogelijkheden voor een tweede loopbaan veel beperkter zijn. In de volksmond wordt gezegd dat een meisje de prostitutie altijd slechter uitgaat dan dat ze erin kwam. In de meeste gevallen klopt dat.
Conclusie
Eén van de zes hoofddoelstellingen van de nieuwe wet is het ‘verbeteren van positie van prostituees’. Om dat doel te kunnen bereiken, zal legalisering van de prostitutie gepaard moeten gaan met economische gezondmaking van de sector. Als
bijvoorbeeld de prostituees inkomstenbelasting moeten gaan afdragen, dan moeten ze dit via hogere prijzen aan hun klanten kunnen doorberekenen. Dit kan alleen als de branche, die zich op dit moment kenmerkt door een overaanbod van kleine
zelfstandigen, beter wordt georganiseerd. Hier ligt een taak voor de gevestigde vakbonden of een belangenorganisatie als De Rode Draad. Er is echter ook een taak weggelegd voor de overheid: legalisering vergt deugdelijke regelgeving op het
gebied van arbeidsomstandigheden, arbeidsrecht, gezondheid, belastingheffing, ordehandhaving, enz. Gelukkig worden er vanuit overheid en gemeentelijke instellingen al tal van initiatieven ontplooid op deze terreinen, en is er onderzoek
gaande waarmee men de omvang van de sector als geheel in kaart wil brengen. Wat daarbij nog ontbreekt is een goede analyse van de verdiensten in deze sector. Dat is jammer, want alleen als legale prostituees een inkomen kunnen verdienen
dat in verhouding staat tot de aard en de zwaarte van het werk, heeft de legalisering kans van slagen om van de prostitutie een volwaarde economische sector te maken.

1 Zie bijvoorbeeld S. Altink, Handel in hartstocht. Het prostitutiebedrijf in Nederland, Alpha, 1995.
2 Dit bedrag komt overeen met de prijs die Arnon Grunberg noemt in zijn roman Blauwe Maandagen uit 1994: “Het is gebruikelijk dat we nu het financiële gedeelte afhandelen.’ ‘Ja natuurlijk,’ zei ik. Ik zocht honderd gulden in de binnenzak
van mijn jas.” In dit romanfragment gaat het om een prostitutie-bezoek aan een privé-huis, waarbij het gebruikelijk is dat de helft aan de eigenaar wordt afgedragen.
3 Overigens is er met de tarieven van werksters iets vergelijkbaars aan de hand. Ook die liggen al meer dan twintig jaar op de Æ’ 15 (zwart) of daaronder.
4 Bij het ‘uitpezen’ probeert de prostituee haar klant voor extra handelingen, extra te laten betalen. De kunst daarbij is om hem op deze manier een zo groot mogelijk bedrag afhandig te maken.
5 In het begin van de jaren zestig werd in de meeste steden de zogenaamde ‘percentageregeling’ afgeschaft. In plaats van een percentage van de omzet (veelal op fifty-fifty basis) betaalden prostituees aan de raam-exploitanten een vast bedrag
per dagdeel. Voor de meeste prostituees betekende dit een verbetering van de inkomsten.
6 Zie doctoraalscriptie van E.B. Meulenbelt, De verdiensten van de prostitutie, 1993, uitgave van de mr. A. de Graaf-Stichting.
7 Zie bijvoorbeeld M. Blaak, De trukendoos, handboek voor hoeren, SMD, 1998. Hierin geeft de schrijfster vanuit haar eigen vroegere praktijk een zeer duidelijk inzicht in inkomsten en uitgaven.
8 Privé-huizen en de betere raambordelen hebben personeel in dienst dat aan de prostituees allerlei vormen van service verleent; een soort huishoudster die zorgt voor koffie en thee, de was, de beveiliging, sleutels van de kamers enzovoort.
9 S. Altink (zie noot 1).

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs