“Eerlijk gezegd tipten mijn collega’s en ik hem meer dan tien jaar geleden voor de prijs, met zijn recente onderzoek erbij zou hij hem wel meteen twee keer hebben mogen krijgen.”
632Jaargang 100 (4720) 22 oktober 2015
Nobelprijs 2015 voor
Angus Deaton
ONDERWIJS & WETENSCHAP
A
l toen ik promovendus was in de jaren
tachtig was Angus Deaton een boeg-
beeld voor de micro-econometristen die
het economisch gedrag van huishoudens
bestudeerden. Het boek van Deaton en
Muellbauer getiteld Economics and Consumer Behaviour
(1980) was het standaardwerk voor empirisch onderzoek
op dit terrein. In de jaren daarvoor had Deaton gewerkt aan
vraagsystemen en laten zien dat gangbare stelsels zoals het
Rotterdamstelsel de toets der empirie niet kon doorstaan.
Dit was de aanleiding voor het door Deaton en Muellbauer
ontwikkelde Almost Ideal Demand System (AID stelsel;
American Economic Review, 1980) dat al snel het meest
populaire vraagsysteem in empirisch onderzoek werd en
door talloze gerenommeerde onderzoekers werd toegepast
en uitgebreid.
HET VRAAGSYSTEEM
Dit werk aan modellen die beschrijven hoe huishoudens
hun inkomen besteden aan verschillende consumptiegoe –
deren en hoe dat verandert wanneer de relatieve prijzen of
het inkomen wijzigt, is een van de drie pijlers van Deaton’s
onderzoek waar de Nobelprijs jury naar verwijst. Het AID
stelsel is een relatief flexibele functionele vorm die gemak –
kelijk te schatten is en het bovendien mogelijk maakt op
basis van de parameterschattingen te concluderen of huishoudens zich rationeel gedragen en de vraagfuncties
voldoen aan de standaardeigenschappen die volgen uit de
micro-economische theorie. Het artikel van Deaton en
Muellbauer wordt gezien als een van de twintig meest in
–
vloedrijke artikelen in de American Economic Review in
de eerste honderd jaar van zijn bestaan.
CONSUMPTIE EN SPAARGEDRAG
De tweede pijler van het onderzoek van Deaton is het werk
over consumptie en spaargedrag : hoe wordt het inkomen
dat verdiend wordt over de levenscyclus aangewend om
consumptie uitgaven te spreiden over de tijd? Traditioneel
werd hier gewerkt met geaggregeerde data en modellen ge –
baseerd op een representatieve consument. Deaton heeft
hier belangrijke bijdragen aan geleverd, die onder andere ARTHUR
VAN SOEST
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Tilburg
De prijs van de Zweedse Rijksbank voor Economische Weten –
schappen ter nagedachtenis aan Alfred Nobel is op maandag 12
november door de Koninklijke Zweedse Academie voor Weten –
schappen uitgereikt aan Angus Deaton, voor zijn onderzoek naar
armoede, consumptie en welvaart.
ESB Onderwijs & Wetenschap
Onderwijs & Wetenschap ESB
633Jaargang 100 (4720) 22 oktober 2015
tot het inzicht hebben geleid dat de variatie in consumptie-
uitgaven groter of kleiner kan zijn dan de variatie in het
inkomen, afhankelijk van het feit of inkomensschokken
tijdelijk of permanent zijn. Maar de in mijn ogen belangrijk-
ste bijdrage van Deaton is dat hij aantoont dat de macro-
economische consumptiefunctie niet empirisch te begrijpen
valt zonder naar de micro-economische bouwstenen te kij –
ken. De macro-ontwikkeling kan alleen begrepen worden
door te kijken naar de inkomens- en consumptietrajecten
van afzonderlijke huishoudens en de heterogeniteit daarin
serieus te nemen. Door micro- en macro-economische the –
orie en micro- en macro-data met elkaar in verband te bren –
gen heeft hij belangrijke invloed gehad op de interesse voor
micro-fundamenten van de macro-economie.
WELVAART EN ARMOEDE
De derde pijler is het onderzoek naar welvaart en armoede
in ontwikkelingslanden. Al sinds de jaren tachtig is Deaton betrokken geweest bij het verzamelen van micro-data met
behulp van huishoud-enquêtes in opdracht van de Wereld
–
bank. Samen met zijn standaardwerk The Analysis of House-
hold Surveys: A Microeconomic Approach to Development
Policy (1997) heeft dit een belangrijke bijdrage geleverd aan
de transformatie van ontwikkelingseconomie van een theo –
retisch vakgebied tot een vakgebied gebaseerd op gedegen
empirisch onderzoek. Zijn meer recente werk gaat onder
meer over het meten van armoede in ontwikkelingslanden
en in de wereld als geheel en het analyseren van het com –
plexe verband tussen economische groei en armoede. Ook
zijn werk over inkomensongelijkheid en gezondheid en over
de verschillende dimensies van welzijn heeft belangrijke in –
vloed gehad op macro-economisch beleid, waarin de focus
verschoven is van de macro-economische groeivoet naar een
veel genuanceerder beeld van welzijn en de verdeling daar –
van over de heterogeen samengestelde bevolking.
NUTTIG ECONOMISCH ONDERZOEK
Kenmerkend voor Deaton’s eigen werkwijze is zijn artikel
Understanding the Mechanisms of Economic Develop –
ment ( Journal of Economic Perspectives, 2010). Het gaat
er niet om alleen een statistisch verband aan te tonen, em –
pirisch economisch onderzoek wordt pas nuttig als ook
begrepen wordt welke mechanismen er aan zo’n verband
ten grondslag kunnen liggen. En als er nieuwe data komen
die in strijd zijn met een bepaald mechanisme, schroomt
Deaton niet dat te erkennen en te zien als uitdaging voor
nieuwe verklaringen en nieuw onderzoek. Zo blijft hij een creatief en kritisch denker die belang –
rijke bijdragen heeft geleverd en nog zal leveren aan weten –
schappelijk onderzoek en het maatschappelijke debat over
ontwikkelingsbeleid. Eerlijk gezegd tipten mijn collega’s en
ik hem meer dan tien jaar geleden voor de prijs, met zijn
recente onderzoek erbij zou hij hem wel meteen twee keer
hebben mogen krijgen.
LITERATUUR
Deaton, A., en J. Muellbauer (1980) Economics and Consumer Behavior. Cambridge University
Press: Cambridge.
Deaton, A., en J. Muellbauer (1980) An almost ideal demand system. The American Economic
Review, 70(3), 312–326.
Deaton, A. (1997) The analysis of household surveys: a microeconometric approach to development
policy. Johns Hopkins University Press: Baltimore, Maryland.
Deaton, A. (2010) Understanding the mechanisms of economic development. Journal of Eco-
nomic Perspectives, 24(3), 3–16.
als er nieuwe data komen die in strijd zijn
met een bepaald mechanisme, schroomt Deaton niet dat te erkennen en te zien als uitdaging voor nieuwe verklaringen en nieuw onderzoek