Nederland telde in 2023 2,7 miljoen werknemers van 15 tot 75 jaar met een flexibele arbeidsrelatie, ofwel 34 procent van alle werknemers. Vooral jonge flexwerknemers onder de 25 jaar tonen de behoefte aan flexibiliteit; oudere flexwerknemers hebben vaker een flexibele arbeidsrelatie vanwege het uitzicht op een vast dienstverband.
Flexibele werknemers hebben een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week, en ontlenen minder baan- en inkomenszekerheid aan het arbeidscontract dan vaste werknemers.
Een kwart van de flexibele werknemers had een tijdelijk dienstverband met uitzicht op vast. Voor hen was het krijgen van een vast dienstverband de belangrijkste reden om eerst een flexibele arbeidsrelatie te hebben. Een kleiner deel gaf aan behoefte te hebben aan flexibiliteit of dat het normaal is in de sector waarin de persoon werkt. De laatstgenoemde reden werd het vaakst genoemd door flexibele werknemers in de landbouw en visserij, en in de horeca.
Wat de belangrijkste reden is om een flexibele arbeidsrelatie te hebben, verschilt per leeftijd. Onder jongeren van 15 tot 25 jaar werd in 2023 de behoefte aan flexibiliteit het vaakst als reden genoemd. Het uitzicht op een vast dienstverband werd bij deze jongeren juist minder vaak genoemd. Het gaat bij deze groep relatief vaak om scholieren en studenten die als oproep- of invalkracht werken.
Bij de 25- tot 55-jarigen werd het uitzicht op een vast dienstverband veruit het vaakst genoemd. Daarnaast waren de meest voorkomende redenen dat het normaal is in de sector waarin ze werken en dat ze nog niet zo lang bij het bedrijf of de instelling werken. De behoefte aan flexibiliteit werd daarentegen minder vaak als reden aangegeven.
55-plussers gaven het vaakst aan een andere reden te hebben om in een flexibele arbeidsrelatie te werken. Er is niet doorgevraagd welke reden dat precies was, maar de uitkomsten laten wel zien dat vooral werknemers vanaf de AOW-leeftijd een andere reden aangaven.
Auteur
Categorieën