Ga direct naar de content

Mooi weer

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 23 1994

Mooi weer
Nu de belastingopbrengsten
meevallen en de eerste
tekenen van een conjunctureel herstel zich hebben
aangediend, heeft het kabinet burgers en bedrijven
een lastenverlichting van f 5 miljard in het vooruitzicht gesteld. Is hier sprake van een ordinaire verkiezingsstunt of zijn er goede economische redenen om
juist nu met stimuleringsmaatregelen
te komen?
Vanuit conjunctureel oogpunt is de verlaging van
belastingen en sociale premies positief te beoordelen. Het stimuleringspakket komt weliswaar net te
laat om echt effectief te zijn, maar nog niet zo laat
dat het contraproduktief is. De prognoses van het
Centraal Planbureau en andere instellingen wijzen
erop dat het dieptepunt van de recessie is gepasseerd. Onder invloed van de verbeterende wereldhandel zal de conjunctuur ook zonder stimuleringspakket wel aantrekken, maar de maatregelen van het
kabinet vormen daarbij een welkom steuntje in de
rug, vooral omdat de Duitse economie nog geen tekenen van opleving vertoont. Er hoeft ook geen angst
te bestaan dat de bestedingsverruiming
inflatoire
spanningen oproept. De hoge werkloosheid en de
lage bezettingsgraden in het bedrijfsleven zullen ervoor zorgen dat de prijsontwikkeling voorlopig nog
gematigd blijft. Dat wordt ook bevestigd door de recente ontwikkelingen aan het cao-front, waar contracten met zeer geringe loonstijgingen tot stand komen.
Ook structureel gezien is de lastenverlichting welkom. Hiermee maakt het kabinet aan het eind van de
rit nog iets goed van wat het eerder in de regeerperiode heeft verzuimd: het in de hand houden van de
collectieve-lastendruk
om zodoende burgers en bedrijven in staat te stellen via consumptie en investeringen de economische groei en werkgelegenheid
op
peil te houden
Ook op de vorm die het kabinet voor de stimuleringsmaatregelen kiest, valt weinig af te dingen. Uit
CPB-berekeningen komen vermindering van de werkgeverslasten en verlaging van het belastingtarief in
de eerste schijf als het meest effectief voor de werkgelegenheid naar voren. Het enige minpunt is dat het
kabinet de route kiest van stortingen in de kas van sociale fondsen. In de jaren tachtig zijn de rijksbijdragen aan sociale fondsen juist met veel moeite teruggetrokken omdat zij het zicht op de prijs van sociale
voorzieningen vertroebelen en een heldere verdeling
van verantwoordelijkheden
tussen overheid en sociale partners in de weg staan. Er is geen reden waarom
deze argumenten nu niet meer gelden. Waarom heeft
het kabinet niet gekozen voor een vermindering van
de overhevelingstoeslag,
zoals onlangs in E5B bepleit}?
De keerzijde van de medaille is dat het kabinet
met het stimuleringsbeleid een voorschot neemt op
nog niet gerealiseerde groei. In het verleden zijn
daarmee zeer slechte ervaringen opgedaan, omdat
steevast werd uitgegaan van te hoge groeiverwachtingen. Na verloop van tijd kwamen dan ‘tegenvallers’

ESB 23-2-1994

aan het licht, die noodzaakten tot voortdurende tussentijdse ombuigingsoperaties.
Dit risico lijkt nu kleiner, omdat het kabinet-Lubbers/Kok
van een behoedzaam groei-scenario is uitgegaan. De adder onder het
gras is ditmaal dat het kabinet sinds de Miljoenennota 1994 nog met een niet ingevulde ombuigingstaakstelling zit van zo’nf 5 miljard. De kans dat hiervoor
nog voor de verkiezingen adequate dekking wordt
gevonden, kan niet al te hoog worden aangeslagen.
In die zin spelen Lubbers en Kok nu mooi weer van
geld dat in de volgende kabinetsperiode zal moeten
worden opgehoest.
Opvallend is voorts dat vermindering van het financieringstekort als optie voor de aanwending van
de belastingmeevaller volledig uit beeld is verdwenen. Weliswaar vormt het financieringstekort bij de
huidige lage rente en de verbetering van de groeivooruitzichten geen acuut probleem, maar de rente
blijft niet eeuwig laag en de staatsschuld ligt nog altijd ver boven de EMU-norm van 60% bbp. Daarom
heeft de Studiegroep begrotingsruimte in zijn vorig
jaar verschenen rapport aangedrongen op een verdere vermindering van het tekort naar 1,75% van het
bbp. Pas dan zou er ruimte ontstaan voor conjunctuurbeleid.
Ook het IMF heeft onlangs nog aangedrongen op
budgettaire voorzichtigheid. In zijn landenrapport
over Nederland spoort het IMF het kabinet aan om
tot betere beheersing van de uitgaven voor sociale zekerheid te komen en door te gaan met het beleid gericht op vermindering van het financieringstekort. Dit
geldt te meer omdat de lage olieprijzen in de volgende kabinetsperiode voor een flinke tegenvaller kunnen zorgen. Hoewel de keuze voor lastenverlichting
boven vermindering van het financieringstekort in de
huidige conjuncturele situatie valt te billijken, is de
noodzaak tot verdere tekortreductie niet van de
baan. Die waarschuwing is aan de politieke partijen
echter niet besteed. Blijkens de verkiezingsprogramma’s bouwt alleen D’66 enige ruimte in voor een (geringe) verdere vermindering van het tekort naar 2,5%
bbp. Lastenverlichting is electoraal blijkbaar aantrekkelijker.
Het stimuleringspakket van het kabinet kan een
bijdrage leveren aan het verminderen van de hoge
werkloosheid in ons land. Dat het tijdstip vooral
door verkiezingskoorts zal zijn ingegeven, moet op
de koop toe worden genomen. Zorgelijker is dat het
pakket slechts ten dele wordt gefinancierd door meevallers in de belastingopbrengsten.
Voor het resterende deel speelt het kabinet mooi weer op kosten van
zijn opvolger. Het zou pas echt indruk hebben gemaakt als de ruimte voor lastenverlichting eerst was
verdiend door een besparing op collectieve uitgaven.
L van der Geest
1. C. van Dijkhuizen, Een kwart miljoen extra banen, E5B,
12 januari 1994, blz. 28.

Auteur