Ga direct naar de content

Afschaffing van de welvaartsstaat

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 23 1994

Afschaffing van de v#elvaartsstaat
Kunstenaars gaan één meter verder dan de rand van
de afgrond, beroepssporters gooien zichzelf voor
meer dan 200% in de strijd, kustwachters en brandweerlieden redden levens ook zonder dat ‘de plicht
hen roept’ en Nederlanders rijden 130 waar slechts
100 is toegestaan. Alleen economen wegen af, hebben een vraagzijde èn een aanbodzijde, een partieel
evenwicht èn een algemeen evenwicht. Ze stoppen
waar marginale kosten en baten gelijk zijn, zelfs als
het over de welvaartsstaat gaat. In zijn oratie bij de
aanvaarding van de Tinbergen leerstoel stelde Bob
Haveman dat de marginale kosten van de Nederlandse verzorgingsstaat groter zijn dan de baten, en dat
we enkele passen terug moeten 1. Zo voorzichtig
steeds. Laat me voor een keer iets schrijven waar
geen enkele econoom achter staat, wat geen enkel
partijprogramma vermeldt, wat geen enkele gek kan
volhouden. Laat mij een pleidooi houden voor de afschaffing van de welvaartsstaat. Advocaten bepleiten
alle dagen hopeloze zaken. Ik wil ook een meter
over de afgrond stappen, hopend dat mijn val een beter uitzicht geeft. Ik heb alle argumenten bij elkaar gezocht die ik kon vinden om kind en badwater weg te
gooien en kwam bij tien terecht. Een mooi rond getal.
1. Hij is passé: de welvaartsstaat is niet meer van
deze tijd. Hij wortelt in de tijd van het rauwe kapitalisme van de vorige eeuw. De doorsnee werknemer
van nu heeft een goede opleiding, is mondig genoeg
om voor zichzelf op te komen en verstandig genoeg
om zijn eigen zaakjes te regelen.
2. Hij is patriarchaal: de welvaartsstaat stamt nog
uit de patriarchale samenleving waarin mannen zorgden voor het inkomen en vrouwen voor de emoties.
Het (post-)moderne gezin bestaat uit twee verdieners
die voor elkaar kunnen zorgen, of uit alleenverdieners die zelf hun boontjes kunnen doppen.
3. Hij is vriJheidsbeperkend: in de welvaartsstaat is
gelijkheid belangrijker dan vrijheid. Hij bestaat uit
een eindeloze reeks van verplichtingen zowel voor
de betalende als voor de ontvangende leden. Daardoor maakt hij een diepe inbreuk op de vrijheid van
mensen, ten bate van een meer egale inkomensverdeling. Niemand kan echter bewijzen dat gelijkheid
ethisch belangrijker is dan vrijheid.
4. Hij vernietigt de solidariteit: door de voorzieningen van de welvaartsstaat vervalt de verzorgende
rol van de familie, de kerken en de charitatieve organisaties. Ouders hoeven minder te zorgen voor hun
kinderen en kinderen minder voor hun ouders, en
niemand voelt zich nog verantwoordelijk voor de ander. Onze vrijwillige solidariteit wordt kapot gemaakt
door verplichtingen.
5. Hij dooft de creativiteit en de inventiviteit: de
Nederlandse samenleving is er een waarin alleen de
staatsloterij grote prijzen geeft. De variatie in beloningen is in onze economie veel te klein om te prikkelen. De krantenjongen heeft geen ambitie om krantenmagnaat te worden en de lichtmatroos heeft het

ESB 23-2-1993

net zo goed als de havenbaron. Niemand valt diep en niemand stijgt
hoog. Wij zijn kippen in een hok,
geen arenden in de bergen.

6. Het is beter dan lonen matigen: we zijn er van doordrongen
dat de internationale concurrentie
dwingt tot bezuinigen en matigen.
Maar als de buren dat ook doen, komen we in een neerwaartse spiraal
terecht waarin wij matigen omdat
zij matigen. Beter kunnen we tot
het uiterste gaan en het grootste
deel van de wig, en dus de welvaartsstaat, afschaffen. Wij worden
het Singapore van Europa.
7. We weten niets: wat weten we nu eigenlijk
JJ.M. Theeuwes
van de welvaartseffecten van de welvaartsstaat?
Niets. Af en toe worden berekeningen gemaakt
over onderdelen. Tegenstanders komen met schattingen van verliezen door de gemiste produktie, het zinloos rondpompen, de omvang van de wig, de zwarte
sector, het misbruik, de corruptie. Voorstanders komen met het belang van meer arbeidsrust, minder criminaliteit, meer beschaving en minder Amerikaanse
toestanden. Maar niemand heeft ooit het saldo berekend. Dat zou ook negatief kunnen zijn.
De welvaartsstaat is een monster dat in zijn eigen
staart bijt. Hij vernietigt zichzelf, gaat stuk aan zijn
interne logica. Van dit staartbijten zijn drie varianten.
8. Staartbijten en de calculerende burger. de welvaartsstaat maakt voor alle lagen van de bevolking
financiële onafhankelijkheid mogelijk en bevordert
zo het individualisme van de burger. Dit ondermijnt
de welvaartsstaat. Want de individualistische burger
wordt de calculerende, profiterende burger. Als we
allemaal tegelijk willen profiteren blijft er niets van
de welvaartsstaat over.
9. Staartbijten en de wig: dit is de bekendste variant: door de vele uitkeringen stijgen de belastingen
en de sociale premies en wordt de wig groter. Daarom daalt de werkgelegenheid, waardoor het aantal
uitkeringen toeneemt.
10. Staartbijten en verdringing: Op den duur is
het niet houdbaar om van uitkeringstrekkers geen
tegenprestaties te vragen. Werken met behoud van
uitkering wordt onvermijdelijk. Hierdoor wordt
regulier werk verdrongen zodat er meer werk met
behoud van uitkering nodig is. Uiteindelijk werken
we allemaal met behoud van uitkering.
Om dit stuk in de beste traditie ‘upbeat’ te laten eindigen, wil ik naast tien redenen om hem af te schaffen er één noemen die voldoende is om hem te behouden. Welke?
1. R.H. Haveman, Does the welfare state increase welfare?
Reflections on the hidden negatives and observed positives,

De Economist, 1985, blz. 445-466.

Auteur