De stadswarmtenetten waarop steeds meer huishoudens zijn aangesloten, worden geëxploiteerd door monopoloïde warmtebedrijven. Gezien het lokale karakter van warmte zou liberalisering echter niet tot betere uitkomsten voor consumenten leiden.
610Jaargang 100 (4720) 22 oktober 2015
Mogelijkheden tot
verdere openstelling van stadswarmtenetwerken
ENERGIE & MILIEU
H
onderdduizenden Nederlanders krij –
gen hun warmte geleverd via stads-
warmtenetten. Er zijn in Nederland
ongeveer vijftien van dergelijke groot –
schalige, stedelijke stadswarmtenetten
(CE Delft, 2009). Deze maken gebruik van warmtebron –
nen als restwarmte uit elektriciteitscentrales of af valver –
brandingsinstallaties (AVI’s), en van zelfstandige (hulp)
warmtecentrales op basis van gas of biomassa. Sommige
netten bestaan uit één warmtebron die via het distributie –
net warmte levert aan enkele duizenden huishoudens. De
grootste netten kennen tienduizenden aansluitingen en
meerdere warmtebronnen. Stadswarmtenetwerken worden in Nederland geëx –
ploiteerd door warmtebedrijven die een monopoliepositie
bezitten. Deze bedrijven verzorgen distributie van warmte
over de netten, levering aan huishoudens en vaak ook de productie. Huishoudens die zijn aangesloten op stads-
warmte kunnen niet kiezen wie zij willen als warmteleve
–
rancier. Warmteproducenten in spe moeten met de warm –
tebedrijven onderhandelen over de mogelijkheden voor
levering en toegang tot de warmtenetten. De monopoliepositie van deze warmtebedrijven vindt
zijn oorsprong in het karakter van de distributienetten:
omdat het te duur is om een netwerk dubbel aan te leggen,
is distributie een natuurlijk monopolie. Veel van dergelijke
netwerksectoren, zoals bijvoorbeeld de elektriciteitssector,
zijn niettemin geopend voor concurrentie in andere delen
van de keten (‘geliberaliseerd’) via zogeheten TPA-regule –
ring (Third Party Access). De verwachte voordelen daarvan
zijn de keuzevrijheid voor de klant en dat concurrentie kan
bijdragen aan innovatie en een verhoogde doelmatigheid. Dit roept de vraag op in hoeverre de liberalisering
van stadswarmtenetten via dergelijke toegangsregulering
wenselijk is. Deze vraag is des te relevanter omdat stads-
warmte een belangrijke rol speelt bij de verduurzaming van
de warmtevraag in de gebouwde omgeving (Ministerie van
Economische Zaken, 2015). Een antwoord op deze vraag
wordt gevonden door middel van ten eerste een analyse van
het marktfalen van warmte en andere netwerksectoren, en
ten tweede casestudies naar ervaringen met TPA op warm –
tenetten in het buitenland.
INSTRUMENT OM SECTOREN TE OPENEN
Sectoren zoals elektriciteit, telecommunicatie of drinkwa –
ter worden gekenmerkt door distributienetwerken die het
karakter hebben van een natuurlijk monopolie. De netwer –
ken zijn dat omdat de kosten van het aanbieden van een
dienst altijd lager zijn als er maar één netwerk is dan wan –
neer er meerdere netwerken worden aangelegd (de zogehe –
ten non-additieve kostenfunctie). De eigenaar heeft, door
het monopoloïde karakter van het net, marktmacht: hij
kan anderen de toegang weigeren, een te hoge prijs vragen
of onvoldoende investeren in kwaliteit. ROBERT
HENSGENS
Senior manager bij
PwC
PAUL
NILLESEN
Partner bij PwC
RICK
VAN KOPPEN
Senior consultant
bij PwC
Stadswarmtenetten worden een belangrijke rol toegedicht in de
verduurzaming van de stedelijke omgeving. De distributie en leve –
ring van stadswarmte, en vaak ook de productie, is nu grotendeels
een monopolistische activiteit waarbij de consument geen keuze –
vrijheid heeft. Dit roept de vraag op of deze sector, net als de elek –
triciteit- of gassector, kan worden geliberaliseerd om concurrentie
en keuzevrijheid mogelijk te maken. Gezien het lokale karakter van
warmte, is het echter niet waarschijnlijk dat afgedwongen keuze –
vrijheid zal leiden tot betereuitkomsten voor de consument. Ver –
dere openstelling van de netten voor producenten is wel mogelijk,
bijvoorbeeld via een gereguleerd invoedingsmodel, maar daarvoor
zullen de Nederlandse warmtenetten eerst flink moeten groeien.
ESB Energie & Milieu
Energie & Milieu ESB
611Jaargang 100 (4720) 22 oktober 2015
Sinds de jaren negentig zijn verschillende van de bovenge-
noemde netwerksectoren door middel van toegangsregulering
geliberaliseerd. De gedachte is dat de netwerken gezien het na –
tuurlijke monopoloïde karakter weliswaar een bron van markt –
falen zijn, maar dat dit feit toetreding en concurrentie in andere
delen van de keten niet in de weg hoeft te staan. Concurrentie
tussen producenten en leveranciers is mogelijk, zolang zij toe –
gang tot de distributienetwerken kunnen afdwingen, zo is de
gedachte. De voorwaarden en tarieven van dergelijke toegang
kunnen ex ante worden vast gelegd (gereguleerde TPA) of
worden bepaald door onderhandeling tussen de betrokkenen
(onderhandelde TPA). De vraag is of deze principes van TPA ook op stads-
warmtenetten kunnen worden toegepast. In het kader van
TPA-regulering is het voor warmtenetten zinvol een nader
onderscheid te maken tussen twee vormen van toegang. Een
eerste vorm is de mogelijkheid voor warmteproducenten om
deze warmte te leveren aan bestaande warmtenetwerken (‘mo –
gelijkheid tot invoeding’). Een tweede vorm betreft de situatie
waarin eigenaren van warmtenetten tevens volledige toegang
bieden tot hun netten, waarbij ook derden van dit net gebruik
kunnen maken om de eigen klanten te bedienen. Dit model
(‘volledige netwerktoegang’) is vergelijkbaar met de huidige
ordening van de geliberaliseerde elektriciteitsmarkt.
MARKTFALEN IN NETWERKSECTOREN
Door middel van analyse van het marktfalen in de waardeke –
ten van een sector wordt inzicht verkregen in hoeverre libe –
ralisering van delen van die keten wenselijk is. Wanneer er in
een deel van de keten sprake is van marktfalen kan overheids-
interventie gewenst zijn om dit marktfalen op te lossen (Teu –
lings et al., 2003). De aard en ernst van het geïdentificeerde
marktfalen vormen een belangrijke aanwijzing voor welk type
overheidsinterventie effectief zal zijn. De overheid kan daarbij
putten uit een gereedschapskist met instrumenten, zoals toe –
gangsregulering publieke uitvoering , regulering van prijzen of
het invoeren van concurrentie om de markt middels aanbeste-
ding van concessies. Tabel 1 beschrijft de resultaten van een analyse van markt –
falen in de waardeketen van de warmte-, elektriciteits- en drink –
watersector. De tabel maakt duidelijk dat stadswarmte een aan –
tal bijzondere kenmerken heeft die leidend zouden moeten zijn
bij het bepalen van de wenselijke marktordening in deze sector. Ten eerste is er sprake van marktmacht van de producent,
vooral bij kleinere warmtenetten. Veel warmtenetten zijn tot
stand gekomen door de verbinding van een aanwezig (rest)
warmteaanbod, bijvoorbeeld van een plaatselijke elektrici-
teitscentrale of af valverbrandingsinstallatie, met plaatselijke
vraag , bijvoorbeeld een woonwijk. Bij deze kleinschalige, geïn –
tegreerde warmteprojecten is het totaal aantal aangeslotenen
op het warmtenet meestal onvoldoende om extra productie –
capaciteit economisch te rechtvaardigen. Daarmee heeft de
producent een dominante positie in de keten. Bij grotere warmtenetten kan er wel degelijk sprake zijn
van meerdere warmtebronnen en meerdere warmteproducen –
ten. Warmte is echter, in vergelijking tot elektriciteit, relatief
moeilijk te transporteren over langere afstanden zonder gro –
te verliezen. Er is dan ook geen sprake van één Nederlandse
warmtemarkt, zoals dat wel het geval is voor het elektriciteits-
netwerk, maar van vele lokale stadswarmtemarkten. Vanwege het lokale karakter zal de productie ook bij grotere netten rela
–
tief geconcentreerd blijven. Een tweede vorm van marktfalen in de warmteketen zijn
de externe effecten wanneer de keten wordt opgesplitst. In te –
genstelling tot drinkwater- en gasnetten zijn warmtenetten ge –
sloten systemen: warm water stroomt naar de klant en via een
retournetwerk stroomt datzelfde water met een lagere tempe –
ratuur weer terug. Systeemoptimalisatie vergt dan ook nauwe
coördinatie tussen productie en distributie. Het aankoppelen
van een nieuwe warmtebron, waarvan de productiebeslissingen
niet door de netwerkeigenaar worden genomen, kan deze opti-
malisatie verstoren omdat de nieuwe warmtebron niet zonder
meer rekening zal houden met de gevolgen van zijn beslissin –
gen op efficiëntie van de gehele keten (Söderholm et al. , 2011).
Bij opdeling van de keten ontstaan daarmee externe effecten. Dergelijke effecten hoeven geen probleem te vormen zo –
lang het mogelijk is om wenselijk gedrag in contractuele afspra –
ken vast te leggen, en zolang de transactiekosten daarvoor laag
genoeg zijn. In de elektriciteitssector wordt de merit order (de
volgorde waarin centrales worden ingezet) bijvoorbeeld door
de markt bepaald via een samenhangend stelsel van korte- en
middellangetermijn-markten. De vraag is echter of dergelijke
vormen van coördinatie haalbaar zijn bij de veel kleinere, lokale
warmtenetten. De transactiekosten daarvan zijn naar verwach –
ting hoog , terwijl juist door de geringe schaal de marginale im –
pact van schommelingen in vraag en aanbod groot is. Tabel 1 brengt een aantal duidelijke verschillen aan het
licht tussen de elektriciteits-, drinkwater- en warmtemarkt.
Hoewel ook in de elektriciteitsmarkt wel degelijk sprake is
van marktfalen (SEO, 2006) is uiteindelijk effectieve concur –
rentie hier haalbaar, en daardoor leent het zich voor eventuele
liberalisering. Productie kan plaatsvinden op vele locaties en
met veel technologieën, waardoor toetreding goed mogelijk
is. Ook in de elektriciteitssector kan er sprake zijn van externe
effecten, zoals de consument die onvoldoende prikkel heeft
om rekening te houden met het in balans houden van vraag en
aanbod. Deze externaliteiten zijn echter voor een belangrijk
deel te internaliseren, in de praktijk onder andere via de cen –
trale rol van landelijke systeembeheerder TenneT. Drinkwater is een uitputtelijk product dat alleen op een
beperkt aantal plaatsen gewonnen kan worden (Wereldbank,
2004). Daardoor is toetreding tot de drinkwaterproductie na –
genoeg onmogelijk en leent deze sector zich niet voor het in –
troduceren van concurrentie. In dat geval is uitvoering door de
overheid een logisch alternatief, en in Nederland is de drink –
waterketen dan ook in publieke handen. Ook internationaal
komt vrije concurrentie op de drinkwatermarkt nauwelijks
voor, hoewel er wel marktmodellen met aanbestede concessies
bestaan (Wackerbauer, 2006). Ten slotte zijn er externe effec-
ten – in de vorm van effecten op de volksgezondheid – ver –
bonden aan de drinkwaterkwaliteit, hetgeen erom vraagt de
gehele keten in de handen van één organisatie te houden zodat
er geen verwatering van verantwoordelijkheden optreedt. Stadswarmtenetwerken hebben kenmerken van zowel de
elektriciteits- als de drinkwatermarkt. Net als drinkwater be –
staat stadswarmte uit een verzameling lokale markten en heeft
de productie kenmerken van een natuurlijk monopolie. Mede
daardoor zijn de toetredingsmogelijkheden beperkt en zal de
concentratiegraad hoog zijn, ook bij varianten met afgedwongen
TPA. Concurrentie om de markt via aanbestede concessies is
ESB Energie & Milieu
612Jaargang 100 (4720) 22 oktober 2015
geen logisch model, omdat de warmteketen gepaard gaat met
investeringen met lange afschrijvingstermijnen, vaak langer
dan een realistische concessieduur. Bovendien kan een con –
cessie voor warmte soms helemaal niet aanbesteed worden,
bijvoorbeeld bij het gebruik van (rest)warmte uit een af val –
verbrandingsinstallatie of elektriciteitscentrale. Daar staat tegenover dat stadswarmte, net als elektrici-
teit, op vele verschillende manieren kan worden geprodu –
ceerd. Bij grotere warmtenetten, met een grote afzet, is het
denkbaar dat er een diversiteit aan bronnen wordt ingezet
die op den duur leidt tot een concurrerende productie, mo –
gelijk via een centrale marktplaats waarop vraag en aanbod
bij elkaar worden gebracht. Echter, het is de vraag of warm –
tenetten de schaal zullen bereiken waarop de concentra –
tiegraad in productie voldoende laag is om marktmacht te
voorkomen. Dat komt door de transportverliezen waarmee
warmte gepaard gaat, maar ook doordat producenten – ge –
zien de noodzaak om vraag en aanbod te balanceren in pe –
riodes van schaarste – snel marktmacht hebben. Vanwege
de hoge kans op marktmacht zal naar verwachting vrije toe –
treding van derde producenten in de warmtesector gepaard
moeten gaan met regulering van de productietarieven.
ERVARINGEN IN HET BUITENLAND
Om inzicht te krijgen in de mate waarin dergelijke buiten –
landse netten zijn geopend voor concurrentie zijn er vier
buitenlandse casestudies uitgevoerd naar de stadswarmte –
netten in Kopenhagen, München, Stockholm en Warschau
(tabel 2). De vier gekozen netwerken vormen een mix van
verschillende organisatievormen van warmtenetten in Eu –
ropa en van de verschillende regio’s met veel stadswarmte.
Met name in Noord- en Oost-Europese landen speelt stads-
warmte een grotere rol dan in Nederland. Alle onderzochte stadsnetten zijn dan ook veel groter dan de Nederlandse
netten, variërend van ruim 250.000 tot 800.000 woning-
equivalentaansluitingen (EHP, 2013). Ter vergelijking :
voor het warmtenetwerk in Amsterdam is dat aantal 65.000.
Eerder werd er een onderscheid aangebracht tussen
twee vormen van TPA, namelijk ten eerste de mogelijkheid
tot invoeding en ten tweede volledige netwerktoegang. Een
aanvullend onderscheid bij beide varianten is tussen onder –
handelde of gereguleerde toegang. De casestudies laten
zien in hoeverre deze modellen in de praktijk terugkomen. Invoeding op onderhandelde basis, ten eerste, is te vinden
in München en Stockholm. In beide steden is de warmteketen
in handen van één partij, die zowel productie, distributie als
levering verzorgt. Het leveren van warmte aan deze netten is
mogelijk indien betrokken partijen het na onderhandeling
eens worden over de bijbehorende tarieven en voorwaarden.
Er is geen regelgevend kader dat de voorwaarden en tarieven
vooraf vastlegt. Hiermee verschilt de situatie in deze steden
niet wezenlijk van de situatie in Nederland (invoeding is mo –
gelijk op onderhandelde basis). In zowel München als Stock –
holm heeft dit stelsel vooralsnog niet geleid tot een substanti-
ele invoeding van warmte door derde partijen. In Kopenhagen is er gekozen voor een ander model,
namelijk dat van gereguleerde invoeding. In dit model zijn
de tarieven en voorwaarden voor invoeding (zowel produc-
tie als distributie) van warmte ex ante vastgelegd. Mogelijk
als gevolg hiervan is er in Kopenhagen ook sprake van een
meer diverse mix aan warmteproducenten. Het bedrijf
CTR , dat in gemeentelijke handen is, neemt hierbij een
centrale plaats in: de organisatie koopt warmte in van ver –
schillende producenten en is tevens verantwoordelijk voor
de systeembalans. Ook in dit model is er geen sprake van
keuzevrijheid voor consumenten. Het net in Warschau gaat nog een stap verder en komt
op papier in de buurt bij volledige netwerktoegang. Het
warmtenet van Warschau is met 800.000 aansluitingen het
grootste, hetgeen nauw samenhangt met de ontstaansge –
schiedenis, waarbij stadswarmte in feite de standaard-col –
lectivistische oplossing was voor warmtevoorziening. Net
als in Kopenhagen zijn ook in Warschau de productie- en
distributietarieven gereguleerd. Veolia koopt warmte in van
verschillende producenten (inclusief van zichzelf ) en is ver –
antwoordelijk voor de systeembalans. Bovendien levert dit
bedrijf ook aan klanten. Op papier bestaat een net met volledige netwerktoe –
gang : klanten mogen hun warmteproducent kiezen, en om
dit mogelijk te maken kunnen warmtebedrijven het net
van Veolia gebruiken. Bij huishoudelijke klanten komt dit
echter in de praktijk niet voor, onder andere omdat warmte –
producenten er geen heil in zien om als leverancier actief te
worden. De precieze redenen hiervoor zouden nader onder –
zocht moeten worden, maar een verklarende factor kan zijn
dat deze producenten niet verwachten de warmte goedko –
per te kunnen leveren dan de dominante speler Veolia.
ANALYSE EN DISCUSSIE
Op basis van de analyse van marktfalen wordt er geconclu –
deerd dat de warmtesector zich waarschijnlijk niet goed
leent voor vrije concurrentie via het afdwingen van volle –
dige netwerktoegang , zoals bijvoorbeeld in de elektriciteits-
Bron: PwC, 2015
Marktfalen in andere netwerkmarktenTABEL 1
Productie Distributie Levering
Warmte Kleine netten
■ /
Grote
netten ■ ■
■
Weliswaar veel tech nol o
gische alternatieven maar
door lokale karakter hoge
concentratiegraad en aan
zienlijke marktmacht voor
produc enten en in kleine
netten natuurlijk monopolie Monopoloïde
infrastructuur
omdat dupli
catie van het
netwerk niet
efficiënt is
Door de geslotenheid van de
keten is er sprake van externe
effecten van productie en
consumptie beslis singen op
het systeem, die bij onvol
doende schaal kunnen leiden
tot kosten bij opsplitsing
Drinkwater
■ ■ ■
Winning is een na
tuur lijk monopolie
van wege de beperkte
winningsmogelijk heden en
het lokale karakter van de
netwerken Monopoloïde
infrastructuur
omdat dupli
catie van het
netwerk niet
efficiënt is Negatieve externe effecten
op de volksge
zond heid wan
neer de waterkwaliteit onder
benedengrens zakt, hetgeen
pleit voor een geïntegreerde
keten
Elektriciteit
■ ■ ■
Elektriciteit kan door veel
ver schillende technieken
worden opgewekt en mede
door het landelijke net is er
genoeg keuze voor locaties.
Wel sprake van marktmacht
op specifieke momenten Monopoloïde
infrastructuur
omdat dupli
catie van het
netwerk niet
efficiënt is
Omdat vraag en aanbod altijd
gelijk moeten zijn,
is er sprake van externe
effecten. Door de onaf
hankelijke netbeheerder en
de ver
schillende termijnmark
ten echter geïnternaliseerd
■ Complex marktfalen ■ Marktfalen, maar mogelijk te internaliseren ■ Geen marktfalen of goed
te internaliseren
Energie & Milieu ESB
613Jaargang 100 (4720) 22 oktober 2015
sector. Immers, als er sprake is van sterke concentratie in de
productie, mede als gevolg van de beperkte schaal van warm-
tenetten, dan is het onwaarschijnlijk dat de keten concur –
rerend zal worden, ook al is netwerktoegang gegarandeerd. De bestudeerde cases stroken met deze analyse, in die
zin dat modellen van volledig vrije concurrentie niet voor –
komen. Ook in het meest open net, dat van Warschau, is
de productie niet vrij maar gereguleerd, om problemen met
marktmacht te voorkomen. De vier cases geven er geen uit –
sluitsel over dat een model met volledige netwerktoegang
niet kan, maar zijn wel representatief voor Europa waarin
dat model niet voorkomt. In zowel Zweden als Duitsland
is in dit kader door de lokale regulators onderzoek gedaan
naar de mogelijkheden van opening van warmtenetten
voor concurrentie. De uitkomst van deze onderzoeken was
dat opening waarschijnlijk niet tot een gezonde markt zou
leiden en daardoor prijsopdrijvend zou kunnen werken
(Energimyndigheten, 2011; Bundeskartellamt, 2012). Omdat het introduceren van concurrentie in de warm –
tesector geen sinecure is, is ook in alle onderzochte cases
sprake van wettelijke kaders die de toezichthouder belasten
met controle op de door de monopoloïde leveranciers in re –
kening gebrachte warmteprijzen. Nederland is hierop met
de Warmtewet geen uitzondering. Wel verschilt de vorm en
zwaarte van dat toezicht, onder andere samenhangend met
de mate waarin andere warmtebronnen, zoals de elektrische
warmtepomp, een serieus en voor de consument beschik –
baar alternatief worden gevonden. Een alternatief voor volledige netwerktoegang is in –
voeding op gereguleerde basis. In een gereguleerd invoe –
dingsmodel, zoals in Kopenhagen, blijft distributie en le –
vering een monopoloïde activiteit (die dus gereguleerd zal
moeten worden), maar is er meer ruimte voor verschillende
partijen aan de productiekant. Gezien het belang van ke –
tenoptimalisatie en de hoge concentratie van producenten
zal er echter ook hiervoor regulering en een bepaalde mate
van centrale sturing nodig zijn. Een voordeel van een gereguleerd invoedingsmodel
is dat het ten opzichte van onderhandelde invoeding meer
duidelijkheid biedt over de tarieven en voorwaarden voor
producenten in spe. Bovendien vermindert het de moge –
lijkheden voor een netwerkeigenaar die tevens producent is
om bepaalde toegangzoekers te weren omdat hij daar geen
belang bij heeft. De keerzijde van gereguleerde invoeding is
dat er sprake kan zijn van technische en economische ineffi-
ciënties. Technische inefficiënties ontstaan bijvoorbeeld als
het moeilijker wordt om door de opsplitsing van de keten
het warmtesysteem te optimaliseren. Economische ineffici-
e nties ontstaan als nieuwe warmtebronnen andere produc-
tiecapaciteit wegduwen of leiden tot verminderde investe –
ringsbereidheid. Daarnaast vereist gereguleerde invoeding
gedetailleerde regulering en toezicht daarop. De kosten
daarvan kunnen aanzienlijk zijn, zeker wat betreft de rela –
tief kleine schaal en grote diversiteit van warmtenetten.
AANBEVELINGEN
Veel Nederlandse warmtenetten zijn relatief klein. Op dit
type netten is de productie te geconcentreerd om effectie –
ve concurrentie mogelijk te maken en is de schaal veelal te
klein om de gedetailleerde regulering en planning van een
LITERATUUR
Bundeskartellamt (2012) Sektoruntersuchung Fernwärme Abschlussbericht gemäß § 32e GWB .
Bonn: Bundeskartellamt, augustus.
CE Delft (2009) Warmtenetten in Nederland. CE Delft Rapport, 09.3013.45.
EHP (2013) District heating and cooling country by country 2013 survey. Brussel: Euroheat & Po
wer.
Energimyndigheten (2011) Yttrande angående fjärrvärme i konkurrens. Statens Offentliga
Utredningar, 2011(44).
Ministerie van Economische Zaken (2015) Warmtevisie. Kamerbrief. Den Haag: Ministerie
van Economische Zaken.
PwC (2015) De mogelijkheden voor TPA op warmtenetten. Amsterdam: PwC.
SEO (2006) Calculus van het publieke belang op de elektriciteitsmarkt.
SEO-rapport, 885.
Söderholm, P. en L. Wårell (2011) Market opening and third party access in district heat
ing
networks. Energy Policy, 39(2), 742–752.
Teulings, C.N., A.L. Bovenberg en H.P. van Dalen (2003) De calculus van het publieke belang.
Den Haag: Kenniscentrum voor Ordeningsvraagstukken.
Wackerbauer, J. (2006) The regulation and privatisation of the public water supply and the
competitive effects. CESifo DICE Rapport, 2006(4).
Wereldbank (2004) Handbook reforming infrastructure: privatization, regulation, and compet
i-
tion. Parijs: Wereldbank.
Bron: PwC, 2015
Buitenlandse casesTABEL 2
München Stockholm Kopenhagen Warschau
Keten Geïntegreerd
(Stadtwerke
München) Geïntegreerd
(Fortum)
Diverse producenten
(DONG, Hofor),
een netwerkbedrijf
(CTR), lokale distri
buteur/leveran ciers
(gemeenten) Diverse produ
centen (Veolia,
PGNiG, MPO),
een netwerk en
leveringbedrijf
(Veolia)
T PA Op onderhan
delde basis Op onderhan
delde basis Gereguleerde
invoeding (productie
en transporttarieven
zijn gereguleerd) Gereguleerde
invoeding met
in theorie volle
dige netwerk
toegang
Regulering
consu
menten
prijs Transparantie
verplichting
voor consu
mentenprijzen,
prijsontwik keling
ligt vast Geen regulering
consumenten
prijzen, consu
ment kan wel
onderhandelen
en mediation
aanvragen Omzetplafond voor
de distributie en
leveringsbedrijven
Regulering dis
tributietarieven,
deels kosten
gebaseerd en
deels op basis
van benchmark
gereguleerd invoedingsmodel te rechtvaardigen. Om de onderhandelingspositie
van eventuele toegangszoekers tot deze netten toch te versterken, kan het toege
–
voegde waarde bieden om het onderhandelingsproces en de -principes behorend
bij een toegangsverzoek duidelijker uit te werken, bijvoorbeeld in de Warmtewet.
Een grotere schaal leidt tot meer mogelijkheden tot verdere openheid, bijvoor –
beeld via een gereguleerd invoedingsmodel. Die causaliteit geldt niet omgekeerd:
het wettelijk afdwingen van openheid leidt niet per se tot schaal. Integendeel, als
toegang tot een net te vroeg wordt afgedwongen, zal het juist verdere ontwikke –
ling in de weg zitten. Een belangrijke vraag in het kader van de implementatie van
de Warmtevisie en de lopende evaluatie van de Warmtewet, is dan ook met welk
ondersteunend beleid de schaal kan worden bereikt die verdere openstelling van de
netten mogelijk maakt.