Loslaten?
Aute ur(s ):
Wolfson, D.J.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4039, pagina 3, 3 januari 1996 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
politiek, bestuur
Nee, dit stukje gaat niet over de goede voornemens die u inmiddels al weer losgelaten hebt, maar over iets structurelers: over de
ideologische landkaart van Nederland, en over de bijdrage daaraan van PvdA- leider Kok, in zijn op 11 december gehouden Den Uyllezing. We laten niemand los heette die lezing, een titel die veelzeggender is dan het Niemand aan de kant, waarmee zijn partij in 1992 de
participatiestrategie omarmde. De media, niet zo gewend aan politici die een visie uitdragen, zijn in hun reactie wat blijven steken in de
vraag of Kok nu meer van of over de sociaal-democratische ideologie losliet. Eén lekkere zin over het afschudden van oude ideologische
veren is blijkbaar voldoende om vanuit de ondiepten van het postmoderne denken te papegaaien dat het einde der ideologieën is
ingetreden.
Kok gaat juist tegen dat soort prietpraat in. Hij onderkent een groeiende behoefte aan richting en zingeving in de samenleving, en acht
collectieve wilsvorming nog steeds in staat “het gezicht van samenlevingen drastisch te veranderen”. Interessant is dat hij daarbij niet
teruggrijpt op versleten tegenstellingen, maar het machtsprobleem in zijn hedendaagse gestalte centraal stelt. Onze maatschappij brengt
noodzakelijkerwijs ongelijkheden voort, omdat ook een democratisch stelsel niet kan functioneren zonder machts- centra. En alle
emancipatie ten spijt vinden “nog resterende grote verschillen in capaciteiten en vaardigheden ( …) hun weerslag in de door schaarste
getekende verschillen in inkomen en andere voorrechten”. De best bewerktuigden blijken dan weer de beste koopjesjagers in de
verzorgingsstaat. Dat klopt niet, vindt Kok, en daarmee raakt hij de onveranderde kern van de sociaal-democratie: de beduchtheid voor
dezelfde macht en dezelfde voorrechten die liberalen zo opgeruimd wegrationaliseren.
Ideologieën zijn de expressie van niet-weerlegbare verschillen in mensbeeld. Sociale verschillen – tussen rijk en arm, of tussen meer of
minder bewerktuigd – zijn empirisch te duiden, want het gaat om in beginsel telbare grootheden. Maar het subjectieve beeld dat we van
hun interactie scheppen – het beeld van de al dan niet zelfredzame mens – blijft altijd een vertelling, afhankelijk van ‘l’art de grouper les
chiffres’. Het goede nieuws is dat er geen ideologisch gelijk bestáát, het nog betere dat mensen dat niet willen geloven (wat zou het
anders saai zijn, in Den Haag).
Liberalen hebben het opgeruimde zelfbeeld van geslaagde mensen. Hoezo macht? Hun succes is hun verdienste (!), en hun goed recht;
alleen kniesoren letten op privileges, op bevoorrechte milieus, op het gemak waarmee ‘ons soort mensen’ zich beweegt en bewegen kán.
De grote tautologie van de neo-klassieke theorie, die abstraheert van macht, verleent hun visie de zo gewaardeerde ‘political correctness’.
Formeel gelijke startkansen zijn goed genoeg; als mensen daar niets van weten te maken, hebben ze pech gehad. Sociaal-democraten
missen dat opgeruimde. Ze kunnen zich nauwelijks permitteren geslaagd te zijn, ze zien overal onevenwichtigheid, macht en tweedeling,
en willen de zwakkeren beschermen tegen deze boze wereld. Uitdaging versus afscherming, zo luidt de samenvatting van de hierboven
geschetste karikatuur. U mist de christen-democraten, natuurlijk. Die zijn wat ongrijpbaar in deze tweedeling (daar gáán we weer!), omdat
ze Gods wil achter de hand hebben, als ze het niet meer weten. In wereldlijke zin hadden ze zich verschanst in het middenveld, en dat is
een beetje uit de hand gelopen, met Buurmeijer en zo. Ik denk dat God ze nu even wil laten bijkomen van zeventig jaar macht; ze komen
wel weer terug, maar ze komen nu ook in dit stukje even niet voor.
Wat doet dit alles in een nieuwjaarscolumn? Kok heeft het startschot gegeven voor het debat over de toekomst van de sociale zekerheid,
dat voor dit jaar is aangekondigd. Ook daarbij gaat het in laatste instantie om mensbeelden, ideologieën en machtsspelen. Geloven we
écht dat mensen allemaal even zelfredzaam zijn? Gelooft ú dat een ministelsel zonder intensieve gevalsbehandeling een voor iedereen
vergelijkbare uitdaging representeert, en dat vluchtelingen, allochtonen of nabestaanden zonder recent arbeidsverleden net zo makkelijk
weer aan werk komen als lezers van ESB? Of legt zo’n ministelsel een lekkere door iedereen betaalde basis voor een goedkope
corporatistische bijverzekering door cao-partijen? (Als het om sociaal doe-het-zelven en afwentelen gaat zijn we ineens weer allemaal
christen- democraat). Of heeft u zózeer de buik vol van overheidsinterventie en hoge arbeidskosten dat u ongelijke kansen op resultaat
voor lief neemt, in de vormgeving van de verzorgingsstaat? Dat is dan tenminste eerlijk. Van de andere kant windt Kok er ook geen
doekjes om, in zijn rede. Als de verzorgingsstaat de sociaal-democraten lief is, dan zullen ze mensen niet alleen maar willen beschermen,
maar ook moeten bewerktuigen. Verder zullen ze hun politieke verantwoordelijkheid moeten nemen tegenover belangengroepen, en naast
rechten ook plichten moeten operationaliseren om een ‘passend gebruik’ van voorzieningen te waarborgen. Minder rechten of meer
plichten, dat is de keuze, dit jaar. Echte ideologie verdraagt geen retoriek, maar vereist keuzes in betrokkenheid bij de maatschappelijke
werkelijkheid. Denk daar eens over na, voordat u op 1996 losgelaten wordt.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)