Ga direct naar de content

Le roi est mort, vive le roi!

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 23 1988

Le roi est mort, vive le roi!
De financiele markten hebben met weinig enthousiasme gereageerd op de verkiezing van George Bush tot
veertigste president van de VS. Uitzondering vormde de
Japanse aandelenmarkt, die tot nieuwe recordhoogte
steeg in de blijde verwachting dat het protectionisme in
de VS de komende vier jaar wederom weinig kans zal
krijgen. Maar elders heeft men blijkbaar niet veel vertrouwen in de slagvaardigheid van de nieuwe Amerikaanse beleidsmakers. De vraag is met name of zij de
komende vier jaar de huidige problemen van de Amerikaanse economie- historisch gezien lage groei en hoge
werkloosheid, grote tekorten op de handelsbalans en
federate begroting – met adequaat beleid tegemoet zullen treden.
Voor een deel is dit gebrek aan vertrouwen in de toekomstige Amerikaanse economische politiek te wijten
aan de nieuwe samenstelling van Huis van Afgevaardigden en Senaat, waar de Democraten versterkt terug
zullen komen. Vooral in de Senaat kan Bush op krachtige oppositie rekenen, daar de terugkerende voorzitter
van het Finance Committee senator Bentsen dank zij
zijn kandidatuur voor het vice-presidentschap enorm
aan prestige heeft gewonnen. Aangezien de primaire
bevoegdheid voor het begrotingsbeleid in het Amerikaanse constitutionele bestel bij het Congres ligt, zal
Bush krachtig ten strijde moeten trekken om tegen de
Democratische meerderheid van het Congres in enig
profiel te verlenen aan zijn beleid ten aanzien van een
van de zwakke punten van de Amerikaanse economie,
het omvangrijke begrotingstekort.
Een tweede reden voor het gebrek aan vertrouwen in
de Amerikaanse economische politiek vormt de onduidelijkheid over wat Bush nu eigenlijk wil. In een verkiezingscampagne die alom gekenschetst is als een van
de meest kleurloze van de laatste decennia is de stellingname ten aanzien van belangrijke issues ondergesneeuwd geraakt. Het is aannemelijk dat Bush het beleid van de laatste jaren van het Reagan-tijdperk zal
voortzetten. Zijn voornaamste economische adviseur,
Michael Boskin, die waarschijnlijk de Council of Economic Advisers zal gaan leiden, heeft vorig jaar een boek
laten verschijnen dat voornamelijk als verdediging van
Reagans economische beleid opgevat kan worden2.
Belastingverhoging en verlaging van de uitgaven voor
defensie zijn bekende opties om het begrotingstekort terug te dringen, maar Bush heeft in zijn campagne verklaard hier tegen te zijn. Indien hij vasthoudt aan deze
verkiezingsbeloften, dan is een verdere stijging van het
begrotingstekort door oplopende rentelasten bijna onvermijdelijk. Zonder het terugdringen van de overheidsuitgaven zal de binnenlandse consumptie bovendien te
krachtig blijven groeien om het handelstekort nu eindelijk eens te laten afnemen. Bush is geen voorstander
van een verdere daling van de dollarkoers, zoals onder
andere bepleit door Martin Feldstein, Harvard-professor
en gedurende enige tijd voorzitter van de Council of
Economic Advisers onder Reagan. Het is ook onwaarschijnlijk dat na een zo grote daling van de dollarkoers
als gedurende de laatste drie jaar een verdere daling de
oplossing voor het handelstekort is.
Het gebrek aan nieuwe ideeen staat in schril contrast
met de verkiezingscampagne van Reagan in 1980. Het
ideologische vuur waarmee hij toen een klinkende overwinning behaalde is gedoofd. Destijds was het credo:

ESB 23-11-1988

minder bureaucratie, lagere belastingen en meer uitgaven voor defensie. Maatregelen op micro-economisch
terrein moesten de aanbodzijde van de economie vitaliseren. Een aldus te genereren hogere groei zou er voor
moeten zorgen dat de innerlijke tegenstrijdigheden van
de Reaganomics (lagere belastingen en tegelijkertijd terugdringing van het begrotingstekort) niet tot een macro-economische puinhoop zouden leiden. Het leek te
mooi om waar te zijn en een door de Fed ondernomen
anti-inflatiepolitiek die Amerika in recessie bracht voorkwam de realisatie van de mooie droom der supply-siders. De economische groei keerde daarna terug, maar
de forse afname van de inflatie veroorzaakte een veel
geringere stijging van de nominate belastingontvangsten dan begrotingsdirecteur Stockman en de zijnen berekend hadden. Naast deze economische misrekening
bleek ook weer eens dat economen de varianten van
het te voeren economische beleid wel mogen aangeven, maar dat politic! nog altijd het beleid bepalen. Minder uitgeven is niet leuk voor de achterban en het Congres was dan ook niet te overreden voldoende uitgavenprogramma’s te schrappen om te voorkomen dat het begrotingstekort uit de hand zou lopen.
Na de mislukking van het geesteskind van Laffer/Wanniski voerde de ideologische bevlogenheid van
het eerste uur niet langer de boventoon in Reagans economische politiek. De harde werkelijkheid, de schaduwzijden van de Reaganomics, traden meer op de voorgrond en vereisten een koerswijziging. Zelfs het vrijemarktprincipe was niet meer heilig: de Groep van Vijf
(later Zeven) wist sinds 1985 beter dan de valutamarkt
wat de koers van de dollar zou moeten zijn en na de
‘krach’ van oktober 1987 werd ijlings een commissie
gemstalleerd onder leiding van de huidige (en toekomstige) Secretary of the Treasury, Nicholas Brady, die
moest onderzoeken hoe de ‘animal spririts’ van de wilde effectenhandel nader gereguleerd zouden moeten
worden.
President Reagan is erin geslaagd het Amerikaanse
volk ervan te overtuigen dat het goed gaat met de Amerikaanse economie. Bush zal er alles aan doen het in
deze waan te laten. Dit betekent continu’fteit in het beleid. Gevoegd bij een ongewijzigde monetaire politiek
van de Fed, waarvan de samenstelling op korte termijn
immers ongevoelig is voor politieke verschuivingen, valt
er dan ook geen krachtig ingrijpen van president Bush
in de Amerikaanse economie te verwachten. Over vier
jaar mag de kiezer bepalen of dit een juist beleid is geweest. Historisch gezien geeft de opvolging van een
president door zijn vice-president weinig aanleiding tot
optimisme. Zo stelt de historicus Arthur Schlesinger dat
het ambt van vice-president een uitstekende springplank is om presidentskandidaat te worden, maar een
slechte voorbereiding biedt op het presidentschap3.

A.J. Wolters
1. M.J. Boskin, Reagan and the economy: The successes, failures and unfinished agenda, Institute for Contemporary Studies, 1987.
2. Zie S. Pressman, Economic policy up for election, Challenge, jg. 31, nr. 4, juli/augustus 1988, biz. 62-64.

3. A.M. Schlesinger jr., The cycles ofamerican history, Andre
Deutsch, New York, 1986, biz. 365.

1101

Auteurs