Op 8 februari gaan de basisscholen weer open. Los van de vakanties en vrije dagen zijn zij tijdens de eerste schoolsluiting van 16 maart tot 8 juni, 28 dagen volledig en 17 dagen deels dicht geweest. In de afgelopen periode, tijdens de tweede schoolsluiting van 23 december tot 8 februari, hebben basisschoolleerlingen opnieuw 28 dagen thuis onderwijs moeten volgen. In totaal gaat het dus om 64,5 gemiste dagen.
Flinke achterstanden
Er zijn in de afgelopen periode een aantal studies verschenen waarin onderzocht is hoe groot de leerachterstand is die leerlingen tijdens de schoolsluiting hebben opgelopen. In Meshcheriakova et al. (2020) heb ik met een aantal collega’s de toetsscores van het leerlingvolgsysteem van Limburgse leerlingen op de basisschool onderzocht. Er bleken verschillen in de achterstand per vak en leerjaar, maar grosso modo kon geconcludeerd worden dat leerlingen tijdens de eerste schoolsluiting vrijwel niets hebben geleerd.
Ook Engzell et al. (2020) vinden op basis van landelijke data dat de achterstand in maanden vrijwel even groot is als de duur van de schoolsluiting, “implying that students made little or no progress during this time”. Rose et al. (2021) vinden voor Engeland bij de jongste leerlingen een achterstand van twee maanden, hoewel de schoolsluiting in Engeland langer heeft geduurd. Daarnaast zijn er nog studies van Lek, Feskens en Keuning (2020) voor Nederland en Maldonado en De Witte (2020) voor Vlaanderen die ook forse leerachterstanden vinden, maar dit niet relateren aan een achterstand in maanden.
Een aantal van de genoemde studies vindt een verband tussen het opleidingsniveau van de ouders en de leerachterstand, maar in alle gevallen wordt gevonden dat alle typen leerlingen een aanzienlijke achterstand hebben opgelopen en zich dit niet beperkt tot de leerlingen van laag-opgeleide ouders. Er wordt bovendien weinig verband gevonden tussen de pre-corona toetsscores van leerlingen en de achterstand die sinds de schoolsluiting is opgelopen. Dit is opmerkelijk omdat leerlingen van laag-opgeleide ouders gemiddeld juist vaak lage toetsscores hebben. Een verdere analyse en vergelijking van de toetsresultaten uit de verschillende studies zou daarom zeker nog bij kunnen dragen aan een beter begrip van de gevolgen van de schoolsluiting.
Inhalen niet eenvoudig
Het inhalen van 64,5 onderwijsdagen is geen eenvoudige opgave. Kaffenberger (2021) laat op basis van een simulatiemodel zien dat als leerlingen met een achterstand verder gaan met het onderwijs dat al gepland stond – en niet verder gaan bij waar zij gebleven zijn – een achterstand van enkele maanden makkelijk uit kan groeien tot een achterstand van meer dan een jaar.
Lastig is ook dat het onderwijs veelal is opgebouwd uit op elkaar voortbouwende onderdelen met leerdoelen die per leerjaar of kortere periodes worden gerealiseerd. Zolang de onderwijsachterstand niet is ingelopen betekent dit dat lesstof overgeheveld moet worden naar een volgend jaar. Het huidige lesmateriaal en de toetsen zijn daar niet echter op afgestemd, wat betekent dat er dan een lange tijd van improviseren zal volgen.
Inhaalprogramma
Er zijn verschillende mogelijkheden om lestijd in te halen. Men zou kunnen denken aan één uur extra les per dag, school op zaterdagochtend of het inkorten van de vakantieperiode. Met nog twintig resterende onderwijsweken zou zo’n extra uur per dag zo’n 18 lesdagen opleveren, les op zaterdagmorgen 15 dagen, en de zomervakantie met vier weken inkorten 20 dagen.
Al deze maatregelen gezamenlijk lijkt mij veel te veel gevraagd van de leerlingen en leerkrachten en bovendien leveren ze met 53 dagen nog niet de gemiste 64,5 dagen op. Het inhalen van de achterstand moet dus gedeeltelijk naar het volgende schooljaar worden verschoven.
Stel dat dit jaar de zaterdagochtend les wordt gegeven en de zomervakantie met vier weken wordt ingekort, dan zijn dat bij elkaar 35 dagen en resteren er nog bijna 30 dagen. Volgend schooljaar zouden er dan nog eens 41 zaterdagochtenden nodig zijn om ook deze achterstand in te kunnen halen. Dat betekent dus ongeveer het gehele schooljaar ook onderwijs op zaterdagochtend.
Deze berekeningen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat voor iedere gemiste dag een nieuwe lesdag nodig is. Het kan zijn dat de feitelijke achterstand minder groot is dan de studies die nu beschikbaar zijn vinden of dat het inlopen van de achterstand langer duurt dan verwacht. De gebruikelijke toetsen voor het leerlingvolgsysteem in januari/februari en mei/juni kunnen dan een actueel beeld geven van de stand van zaken, waardoor de benodigde tijd gedurende dit proces bijgesteld kan worden.
Inhalen via hogere efficiëntie niet wenselijk
De laatste tijd zijn er een aantal alternatieve mogelijkheden geopperd om aan de achterstanden te werken. Een eerste veelvuldig voorgestelde mogelijkheid, het efficiënter inzetten van online onderwijs heeft met het heropenen van de basisscholen (hopelijk) zijn relevantie verloren.
De tweede mogelijkheid die genoemd is, is om alleen voor kwetsbare leerlingen of achterstandsleerlingen extra onderwijs te organiseren. Zoals hierboven vermeld, laat onderzoek echter zien dat alle groepen leerlingen flinke achterstanden hebben opgelopen. Soms worden daarbij verschillen gevonden naar de sociaaleconomische status van de leerling, maar in alle studies is ook de achterstand van de leerlingen uit hoge-gezinnen met een hoge sociaaleconomische status nog altijd erg groot.
Een derde mogelijkheid is om leerlingen goed te toetsen en op basis daarvan te bepalen hoeveel onderwijs er nodig is. Dit is om twee redenen erg onpraktisch. Door het onderwijs op individueel niveau af te stemmen op testresultaten ontstaat een vorm van gepersonaliseerd leren. Daar is in het verleden al veel mee geëxperimenteerd en onderzoek naar gedaan en de resultaten zijn doorgaans niet erg positief (zie bijvoorbeeld Herold, 2016). De voornaamste oorzaak voor de tegenvallende resultaten is volgens de literatuur dat onvoldoende nauwkeurig wordt vastgesteld welke leerlingen welke leerbehoeften hebben. Ook is gepersonaliseerd leren organisatorisch erg complex.
Zelfs als toetsen perfect zouden meten is niet bekend welke prestaties we van een individuele leerling hadden kunnen verwachten. Als een leerling die afgelopen jaren minder vooruitgang zou hebben geboekt het nu wel heel goed doet, zou ten onrechte de indruk kunnen ontstaan dat de individuele achterstand is weggewerkt. Achterstanden kunnen eigenlijk alleen op geaggregeerd niveau worden vastgesteld.
Er gaan, ten vierde, ook stemmen op om bij het wegwerken van de achterstanden alleen te kijken naar de kernvakken taal en rekenen. Het is uiteraard mogelijk om keuzes te maken over welke lesstof moet worden ingelopen en welke niet, maar mij lijkt dat de leerontwikkeling van leerlingen niet alleen afhangt van prestaties op taal en rekenen, maar dat andere vakken zoals wereldoriëntatie, creatieve vorming en burgerschap ook een wezenlijk onderdeel hiervan zijn. Juist ook voor kansarme leerlingen zullen deze vakken een belangrijk onderdeel van hun ontwikkeling zijn. Alleen voor taal en rekenen beschikken we over testresultaten waarmee de achterstand in beeld kan worden gebracht, maar dat betekent niet dat de achterstand op deze andere vakken niet minstens even groot zal zijn.
Tot slot is geopperd om alle leerlingen, of alle leerlingen waar twijfels over zijn, het schooljaar over te laten doen. Terwijl ik twijfel aan de mogelijkheden om de benodigde 64,5 dagen in te korten, lijkt deze aanpak mij veel te royaal. Het is bovendien niet zo dat zittenblijven kosteloos zal zijn. Als alle leerlingen een jaar overdoen zal het aantal leerlingen en daarmee ook het aantal benodigde leerkrachten op de basisschool 8 jaar lang met zo’n 12 procent toenemen. De middelbare school en het vervolgonderwijs zouden geconfronteerd worden met enorme schommelingen in de instroom. De zittenblijvers zullen uiteindelijk een jaar later de arbeidsmarkt betreden, waardoor er ook nog een aanzienlijk productiviteitsverlies zal zijn.
Conclusie
Vooralsnog is mijn conclusie daarom dat we er van uit moeten gaan dat er dit en volgend schooljaar een inhaalprogramma nodig zal zijn om de achterstanden in het basisonderwijs in te lopen. Daarbij is een goede analyse van de beschikbare data en doorlopende monitoring van belang om de aanpak waar nodig bij te stellen.
Een vraag is of een vergelijkbare aanpak nodig is voor het middelbaar onderwijs. Helaas zijn er vooralsnog geen goede data over studievoortgang in het voorgezet onderwijs beschikbaar waardoor het moeilijk in te schatten is of de achterstanden hier van vergelijkbare omvang zijn. Verwacht kan worden dat veel middelbare scholieren beter in staat zijn geweest om zelf door te gaan met hun studie tijdens de schoolsluiting. Dit zal makkelijker zijn geweest voor de oudere leerlingen op de hogere onderwijsniveaus. Het ligt dus voor de hand dat vooral voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs nog inhaalprogramma’s nodig zijn, maar de benodigde omvang daarvan is moeilijk in te schatten.
Na de schoolsluitingen die nodig waren om corona adequaat te bestrijden, lijkt het mij belangrijk dat nu gedaan wordt wat nodig is om de gevolgen hiervan voor leerlingen te bestrijden. Net zoals werknemers en bedrijven hebben kunnen rekenen op compensatie van de overheid, zo is het nu ook van belang dat de verloren lestijd van leerlingen wordt gecompenseerd. Dit wordt een complexe logistieke operatie, maar ik hoop dat dat geen reden zal zijn om het probleem niet grondig aan te pakken.
Literatuur
Engzell, P., A. Frey en M. Verhagen (2020) Learning inequality during the Covid-19 pandemic. SocArXiv Papers, oktober. Te vinden op osf.io.
Herold, B. (2016) Personalized learning: What does the research say? Education Week, October 18.
Kaffenberger, M. (2021) Modelling the long-run learning impact of the Covid-19 learing shock: Actions to (more than) mitigate the loss. International Journal of Educational Development, 81.
Lek, K., R. Feskens en J. Keuning (2020) Het effect van afstandsonderwijs op leerresultaten in het PO. Cito.
Maldonado, J.E. en K. De Witte (2020) The effect of school closures on standardised student test outcomes. KU Leuven Discussion Paper, 20.17.
Meshcheriakova, O., L. Borghans, R. Haenbeukers en T. Schils (2020) Schoolprestaties Limburgse basisschoolleerlingen door eerste lockdown flink geraakt. ESB, 106(4793), 20–23.
Rose, S., L. Twist, P. Lord et al. (2021) Impact of school closures and subsequent support strategies on attainment and socio-emotional wellbeing in Key Stage 1: Interim Paper 1. Education Endowment Foundation.
Auteur
Categorieën
1 reactie
Een artikel dat uitgaat van een buitengewoon aanvechtbare vooronderstelling namelijk dat leren een lineaire activiteit is; wie (bijvoorbeeld) 10% meer uren maakt, leert ook 10% meer; omgekeerd; 10% minder onderwijstijd is ook 10% minder leren.
Leren verloopt echter helemaal niet lineair, maar eerder sprongsgewijs; en langere schooldagen/weken leveren door vermoeidheid (of zelfs demotivatie) waarschijnlijk juist niets op. De auteur zou zich beter kunnen focussen op het feit dat klassikaal onderwijs, vanuit het oogpunt van de leerling, niet bijzonder efficiënt is. Ik schat dat bij 1-op-1 onderwijs slechts een kwart tot een derde van de onderwijstijd nodig is om hetzelfde eindresultaat te bereiken.