■ Job Teurlinx (Ministerie van Financiën)
In elk land vermindert de overheid ongelijkheid door inkomensoverdrachten tussen verschillende groepen. Deze inkomensoverdrachten bestaan onder andere uit werkloosheids- en bijstandsuitkeringen, en uitkeringen aan gepensioneerden. Tussen Europese landen bestaat echter een groot verschil in de mate van efficiëntie van die overdrachten.
Om de efficiëntie te meten, vergelijken we voor elk land in de Europese Unie de publieke uitgaven aan sociale zekerheid, als percentage van het bruto binnenlands product, met de inkomensongelijkheid vóór en na inkomensoverdrachten aan huishoudens, gemeten door de Gini-coëfficiënt (figuur). Belastingen worden in deze figuur niet tot inkomensoverdrachten gerekend.
Daaruit blijkt dat Noord-Europese landen over het algemeen efficiënter herverdelen dan Zuid-Europese landen. Zweden weet de grootste reductie in ongelijkheid te bereiken met een afname van ruim 50 procent, terwijl de uitgaven aan sociale zekerheid op een vergelijkbaar niveau liggen als die van Italië en Griekenland, waarbij de afname ongeveer 35 procent is.
De nieuwe EU-lidstaten geven relatief weinig uit aan sociale zekerheid, maar doen dit, met uitzondering van de Baltische staten, erg efficiënt. Ook Nederland is een bovengemiddeld efficiënte herverdeler. Nederland besteedt gemiddeld ongeveer zestien procent aan uitgaven aan sociale zekerheid en vermindert de Gini-coëfficiënt daarmee met ongeveer veertig procent. Dat is meer dan landen als Spanje of Polen.
Er is een aantal redenen voor de grote verschillen. Allereerst is de groep waarop herverdeling gericht is belangrijk. Het gedeelte van de totale overdrachten aan niet-gepensioneerden dat terechtkomt bij het laagste inkomenskwintiel varieert sterk: van tien procent in Portugal, dat laag scoort op efficiëntie, tot meer dan veertig procent in Finland, dat gemiddeld scoort. Landen kunnen de efficiëntie van de inkomensoverdrachten verbeteren door overdrachten beter te richten op de laagste inkomensgroepen.
Ook kunnen sommige landen baat hebben bij een progressievere inrichting van het pensioenstelsel, vooral daar waar de uitgaven aan pensioenvoorzieningen een groot gedeelte van de uitgaven aan sociale zekerheid uitmaken. Als zulke landen universele uitkeringen aan gepensioneerden verlagen en meer besteden aan het ondersteunen van lage inkomens onder niet-gepensioneerden, kunnen ze ongelijkheid efficiënter verminderen.
Auteur
Categorieën