Niet alleen rechtse, ook averechtse ideologen dienen te worden gewantrouwd wanneer ze met dit soort selectief cijfermateriaal komen aandragen. Indien men eveneens op basis van OESO-cijfers voor eveneens vijf landen (Zweden, Duitsland,
Frankrijk, VS en Canada) een soortgelijke
figuur als van de vriend van De Grauwe tekent, vindt men eveneens een schitterende
relatie, maar deze keer in die zin dat naarmate de collectieve druk hoger is, het werkloosheidspercentage lager is. Averechtse
ideologen zullen daaraan toevoegen dat
daar een oorzakelijk verband ligt. Immers,
hoe hoger de overheidsuitgaven, hoe beter
het onderwijs, dus hoe hoger de produktiviteit; hoe beter het openbaar bestuur, dus
hoe minder door sociale conflicten verloren gegane energie; en hoe meer investeringspremies, hoe meer investeringen.
Kortom, hoe hoger de overheidsuitgaven,
hoe hoger de welvaart en hoe lager de
werkloosheid.
Indien men daarentegen niet van enkele,
maar van alle OESO-landen waarvan zowel de collectieve druk 1) als de werkloosheidspercentages 2) bekend zijn een figuur
tekent, dan ziet men geen relatie tussen
hoogte van collectieve druk en werkloosheid.
Het komt me voor dat zowel rechtse als
averechtse ideologen ieder slechts een, zij
het ieder een verschillende, kant van de medaille oppoetsen. Overheidsactiviteiten
hebben zowel een lasten- als een batenkant. Tot het midden van de jaren zeventig
was het benadrukken van de batenkant politick in de mode, thans de lastenkant. Laten de beoefenaren van de wetenschap zich
niet meeslepen door de politieke waan van
de dag.
Marein van Schaaijk
Ingezonden II
Internationale werkloosheid
en collectieve druk
DRS. M. VAN SCHAAIJK
In zijn column ,,De sociale hitparade
van de OESO” laat P. de Grauwe een figuur zien die hem, naar hij schrijft, is aangedragen door zijn ,,vriend die bekend
staat om zijn rechtse ideeen”. In die figuur
wordt voor een vijftal landen (Belgie, Nederland, VS, Japan en Zwitserland) de
sociale-uitgavendruk en het werkloosheidspercentage weergegeven. Daaruit
blijkt dat naarmate de sociale-uitgavendruk hoger is ook het werkloosheidspercentage hoger is. Volgens de vriend van
Tabel. Netto/bruto-verhouding (inclusief
sociale fasten werkgevers) per land in 1983,
en de gestandaardiseerde werkloosheidspercentages in 1983
Land
Australia
Oostenrijk
Belgie
Canada
Denemarken
Finland
Frankrijk
Duitsland
lerland
Italic
Japan
Luxemburg
Nederland
Noorwegen
Portugal
Spanje
Zweden
Zwitserland
Groot-Brittannie
VS
Netto/bruto- Werkloosheids
verhouding
percentage
87,1
75,6
62,9
86,9
62,5
76,1
65,2
66,6
72,6
Netto in procenlen
van de loonsom
van de modale werknemer
1) De verhouding tussen netto loon en loonsom
inclusief sociale lasten werkgevers op het niveau
van de modale werknemer is berekend op basis
van The tax/benefit position of production
workers, OESO, Parijs, 1984.
2) De OESO publiceert gestandaardiseerde (zo
goed mogelijk vergelijkbare) werkloosheidspercentages in Quarterly labor force statistics 1985,
nr. 1, Parijs, 1985.
iverhouding in •elarie lot uerkloosheidspercenlage per land in I98J
tiers de label/
9,9 ( l ) a )
4,1 ( 2)
13,9 ( 3)
11.8 ( 4|
—
6,1 ( 5)
8,4 ( 6)
8,0 ( 7)
—
55,0
87,8
81,9
58,8
71,4
1 •
4•
9,8 ( 8)
13,7 (10)
2,6 ( 9)
—
3,3 (11)
—
72,2
66,2
56,8
80,2
74,0
72,3
3,5
0,9
13,1
9,5
3 •
17,4 (12)
a) Nummering landenpunlen in grafiek.
586
De Grauwe ligt hier een oorzakelijk verband. De Grauwe vertelt vervolgens dat
om zijn wetenschappelijke geest te overtuigen de nodige standaardfouten en DurbinWatsons
zouden
moeten
worden
voorgelegd.
Nu De Grauwe publiekelijk bekend
heeft gemaakt dat hij bij dit soort analyse
gevoelig.is voor de hoogte van de DurbinWatson, moet worden gevreesd dat zijn
vriend hem inmiddels reeds van een zeer
fraaie DW behorende bij zijn figuur heeft
voorzien. Men kan immers bij een dwarsdoorsnede-analyse een fraaie DW verkrijgen door de landen, lettend op de hoogte
van het residu, in een een bepaalde volgorde te zetten.
(13)
(14)
(15)
(16)
10*
9
10
II
12
13
14
15
16
17
18
Gestandaardiseerd werkloosheid in procenlen.
Naschrift
sen te onderwerpen. Marein van Schaaijk
kijkt het verband na tussen de netto-bruto-
Het schrijven van een column is een ris-
kante onderneming. De auteur moet een
opinie vertolken, zonder dat hij deze met
alle wetenschappelijke argumenten kan inkleden. Of wel minimiseert hij het risico en
kiest hij voor het niet controversies onder-
werp (hetgeen meestal op rijpere leeftijd
gebeurt, en de auteur toelaat de rol van wij-
ze man te spelen). Of wel opteert hij voor
het scherp geprofileerde onderwerp, waardoor hij zich blootstelt aan verwijten dat
hij slechts een demagoog of een ideoloog is
die men op zijn best niet au serieux neemt.
Dit laatste is mij te beurt gevallen naar aanleiding van mijn column , ,De sociale hitparade van de OESO”.
Waarover ging deze column? Met een
zekere humor (of zo dacht ik tenminste:
mijn humoristisch bedoelde uitlating over
Durbin-Watsons levert mij een onvoldoen-
de op voor econometrie) suggereerde ik dat
de hoge sociale uitgaven van Belgie en Nederland een probleem zijn geworden en
zelfs een oorzaak van werkloosheid in deze
landen. Deze stelling is niet nieuw en wordt
nu in de jaarrapporten van de belangrijke
internationale instellingen zoals de EG, het
IMF en de OESO eveneens verkondigd. De
rode lap in mijn column was het grafiekje
waarover mijn twee critici zich nu zo ergeren. Wilde ik daarmee deze stelling bewijzen? Natuurlijk niet. Wel het probleem
van de sociale zekerheid dramatiseren. Het
is de taak van de columnist dit af en toe te
doen.
In hun repliek stellen mijn twee critici
dat er geen verband is tussen de hoogte van
de sociale uitgaven en de werkloosheid. Ze
stellen zich meteen zeer extreem op. Tevens
ben ik verwonderd dat ze hun huiswerk
maar half hebben gedaan. Zo produceert
Chris de Neubourg staafjesdiagrammen
zonder het verband tussen de twee variabelen aan enkele eenvoudige statistische toet-
de statistische significantie. Ten tweede
blijkt uit de relatief lage determinatiecoef-
verhouding van het loon en de werkloosheid, terwijl ik het in mijn column had over
van de regressie dat er nog andere variabe-
het verband tussen de sociale uitgaven en
de werkloosheid.
Ik zal dan maar het onaffe huiswerk ver-
werkloosheid tussen landen verklaren. In
mijn column heb ik niet het tegendeel
volledigen. De figuur toont de werkloos-
beweerd.
heidsgraad en de sociale uitgaven van de 17
OESO-landen waarvoor deze statistieken
beschikbaar zijn (exclusief de uitgaven
voor werkloosheid; dit om ,,spurious”
Ik maak mij over deze empirische evidentie geen illusies. Ze is nog verre van vol-
correlatie tussen beide variabelen te ver-
ikzelf. Hoe kan immers nog ontkend worden dat de sociale sector in Belgie en Nederland een probleem is, ja zelfs een bron
mijden). De eerste indruk is niet dat er absoluut geen verband bestaat, zoals mijn
critici willen doen geloven. Een eenvoudige
regressie toont het volgende aan:
= 1,54
(0,3)
0,285j
(1,3)
R2 = 0,10
ficient en de relatief hoge standaardfout
len moeten zijn die de grote verschillen in
ledig. Door deze evidentie te negeren stel-
len mijn critici zich echter extremer op dan
van werkgelegenheidsafbraak?
Zonder
schroom gooi ik de bal terug naar mijn critici: alleen ideologen willen dit niet inzien.
P. de Grauwe
SER = 5,4
met: Uj = de werkloosheidsgraad van land
i, (bron: OECD, Main economic
indicators);
Sj = de sociale uitgaven van land i in
procenten van het bnp van land i
(bron: OECD, Social expenditure,
1985).
De getallen tussen haakjes zijn de tstatistieken. Uit de figuur blijkt ook dat
lerland een apart geval is. Laten we lerland
ter zijde dan verkrijgen we de volgende
regressieresultaten:
Uj = 0,84 + 0,285;
(0,2)
R2 = 0,17
(1,7)
SER = 4,1
Deze resultaten suggeren het volgende.
Ten eerste blijkt er wel een positief verband
te bestaan tussen de hoogte van de sociale
uitgaven en de hoogte van de werkloosheid. Dit verband is echter op de limiet van
Figuur. Werkloosheidspen-enlages en Sociale Uitgaven
Werkloosheid
in procenlen
B
NL
DK
AL
G
VS
• Au
Nw
10
20
30
40
Sociale uitgaven
in procenten
van het bnp
Bron: OLC D. Sin la/1′ />endintre, Parijs. 1985; ObCD. Main eciinttmit indicators.
At. = AuMralie: Au – OoMcnrijk; B = Belgie; C = Canada; DK = Denemarken; F – Frankrijk; l-‘i = Finland; G
– WeM-Dui!sland; H – Zwitserland; I – Italic; Ir = lerland; J = Japan; NL = Nederland; Nw = Noorwegen; S
– Zwcden;UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Slaten.
I
ESB 12-6-1985
587