Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Internationale
conjunctuur
blijft slecht
SO
De DNB-conjunctuurindicator toont
tot en met eind juli aanstaande een
geleidelijk verder afzwakken van de
conjunctuur (figuur 1). Vier van de
vijf indicatoren dragen hieraan bij,
de IFO-indicator van Duitsland verreweg het meest. Tabel 1 laat zien dat
de conjuncturele bijdrage aan de
groei in juli precies even groot is
(maar qua teken tegengesteld) als de
trendmatige groei, zodat de voorspelde groei op jaarbasis volgens de
DNB-conjunctuurindicator dan precies nul is.
De Nederlandse conjunctuur komt
voor een belangrijk deel uit het buitenland. De internationale conjunctuur wordt vooral bepaald door de
landen, die economisch gezien een
voortrekkersrol vervullen: de VS,
Duitsland, Japan en het Verenigd
Koninkrijk. Er zijn signalen dat de
conjunctuur in Japan een dieptepunt
heeft bereikt en dat die van het VK,
bij een overigens lage trendmatige
groei, aan een periode van herstel is
begonnen. Voor Nederland zijn Duitsland en de VS het belangrijkst.
Figuur 2 toont conjunctuurindicatoren voor Nederland, Duitsland en
de VS, de laatste twee bewerkt met
de methode, waarmee ook de DNBindicator is berekend. De conjunctuur in Duitsland ligt zes en die in de
VS tien maanden voor op die in Nederland. In figuur 2 zijn de voorlopende reeksen zodanig vertraagd dat
de omslagpunten (over de afgelopen
decennia) gemiddeld genomen gelijk
Tabel 1 Groei industrie’le produktie
volgens indicator, inprocenten
jan-.
iJWsnd
teoinjunctuur
wm-
ESB 5-5-1993
apr.
juli
2,3
-1,7
0,6
23
2,2
-2,0
0,3
-2,2
0,0
81
82
83
84
85
86
vallen. Op dit moment is de internationale conjunctuur nog steeds heel
divers. In de VS zet het herstel zich
voort, zij het in een historisch gezien
ongebruikelijk traag tempo en bovendien bij een ongewoon lage onderliggende trendmatige groei. In Duitsland is de beweging van de conjunctuur scherp neerwaarts gericht en is
de intensiteit van de laagconjunctuur
87
88
89
9O
91
92
93
94
Figuur 2. Conjunctuurindicatoren
voor Nederland, Duitsland en de VS
!0»1S2838485«6«788»9909192»»(
hevig, alleen te vergelijken met de
jaren 1967 en 1975. De Duitse conjuncturele situatie is het gevolg van
de door de eenwording oververhitte
industrie. Deze veroorzaakte bovenmatige looneisen en te hoge inflatie,
die de concurrentiekracht aantast.
Zoals uit figuur 2 blijkt, bevindt de
Nederlandse conjunctuur zich tussen
die van Duitsland en de VS, daarbij
aanzienlijk dichter bij de Duitse conjunctuur blijvend. De economische
situatie in Nederland onderscheidt
zich echter van die in het buitenland,
doordat de economische groei hoger
is.
De neergaande conjunctuur in Nederland roept uiteraard de vraag op
of er aanwijzingen zijn dat aan deze
verslechtering een eind komt. Concrete signalen dat binnen een half
jaar verbetering in zicht komt zijn er
niet of nauwelijks. Zijn de recente tot
recordhoogte gestegen aandelenkoersindices dan geen signaal? Waarschijnlijk in veel mindere mate dan
men is geneigd te denken, omdat
deze koersstijgingen niet het gevolg
zijn van hogere winstverwachtingen
(die de kern vormen van het voorspellende vermogen van aandelenkoersen) maar van de lagere rente,
waardoor toekomstige dividendopbrengsten tegen een lagere voet worden verdisconteerd. De lagere rente
zelf is wel een van de aan herstel bijdragende krachten, maar de invloed
daarvan op de economische ontwikkeling vergt meer tijd dan een half
jaar.
Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator toont
voor de komende maanden nog
steeds een geleidelijk afzwakken van
de conjunctuur. De internationale
conjunctuur, waarbij voor Nederland
vooral die van Duitsland van belang
is, duidt voorlopig nog niet op verbetering.
Deze rubriek wordt samengesteld door
J.A. Bikker en C.J. Zonderland, werkzaam
bij de Nederlandsche Bank bij respectievelijk de afdelingen Wetenschappelijk onderzoek en de Studiedienst.