Ga direct naar de content

Immigratie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 25 1992

Immigratie
Voor dit jaar wordt het aantal asielzoekers in de
Bondsrepubliek geschat op 500.000, een verdubbeling ten opzichte van 1991. 100.000 van hen zijn gevlucht voor het oorlogsgeweld in het voormalige Joegoslavie. In de Bondsdag wordt gesproken over een
aanpassing van de Duitse grondwet om de wassende
stroom economische en politieke vluchtelingen een
halt toe te roepen . In Nederland heeft staatssecretaris Kosto van Justitie gewezen op de illegaal in Nederland verblijvende buitenlanders en medegedeeld
dat deze ‘illegalen’ terug dienen te worden gestuurd
naar hun land van herkomst. Volgens PvdA-fractievoorzitter Woltgens bezetten zij arbeidsplaatsen die
anders ter beschikking zouden staan aan legaal in
Nederland verblijvende migranten.
De toenemende migratiestromen wijzen er op dat
de welvaartskloof tussen Noord en Zuid en West en
Oost breder wordt. In het Zuiden is de groei van het
nationaal produkt nauwelijks voldoende om de
groei van de bevolking bij te houden. Het Oosten
verkeert grotendeels in staat van desorganisatie.
In het Westen daarentegen groeit het inkomen per
hoofd nog altijd. Tegelijkertijd wordt de informatiekloof smaller, waardoor het toekomstperspectief in
eigen land gemakkelijker kan worden vergeleken
met het perspectief elders. Het migratieprobleem
wordt nijpender nu door de recessie in het Westen
de opvangcapaciteit uitgedrukt in nieuwe banen
voor migranten sterk is afgenomen.
De structurele oplossing voor het migratieprobleem
is het wegnemen van de economische (of politieke)
onevenwichtigheden. Via handel, investeringen en
ontwikkelingssteun kan een meer gelijke welvaartsverdeling dichterbij worden gebracht. Gegeven de
recessie wordt echter op ontwikkelingshulp bezuinigd. Tegelijkertijd duren handelsbarrieres rond de
EG voort en creeren zij een nieuw ‘ijzeren gordijn’.
Beducht voor het verlies aan eigen welvaart, probeert het Westen produktie te behouden die anders
dank zij vrijere handelsmogelijkheden zou worden
verplaatst naar minder ontwikkelde landen. Aan de
andere kant ontbreekt in de ontwikkelingslanden
vaak een stabiel economisch klimaat, waardoor investeringen uitblijven. De wenselijke convergentie
tussen de ontwikkelde en de onderontwikkelde
wereld via handel, investering en ontwikkelingssteun komt dus onvoldoende op gang, waardoor
het toekomstperspectief in Oost en Zuid alleen
maar verslechtert en de prikkel om te verhuizen
naar meer welvarende oorden groter wordt.
Voor de economische vluchtelingen heeft de westerse wereld helaas nauwelijks een antwoord. De migratiestroom maakt een op de arbeidsmarkt gericht
immigratiebeleid noodzakelijk, omdat anders een
toeloop op het stelsel van sociale zekerheid kan
ontstaan, die een ontwrichting van het stelsel kan
betekenen en bovendien de solidariteit van ingezetenen ernstig op de proef stelt. Maar arbeidsvraag
en arbeidsaanbod van resp. werkgevers en migranten sluiten slecht op elkaar aan, zodat toelating nauwelijks mogelijk is. Pas bij een sterk aantrekkende

ESB 25-11-1992

conjunctuur valt in deze situatie verbetering te verwachten. En wellicht dat op de lange termijn ook de
vergrijzing de behoefte aan nieuwe arbeidskrachten
doet toenemen.
De officiele arbeidsmarkt als belangrijkste integratiekanaal laat dus weinig ruimte voor toelating, maar
buiten de officiele kaders lijkt dat anders. In de kassen van het Westland en in naai-ateliers te Amsterdam werken illegaal in Nederland verblijvende buitenlanders die onder marginale arbeidsvoorwaarden
een bijdrage leveren aan de Nederlandse economic.
Gedeeltelijk is hier waarschijnlijk sprake van verdringing van het dure legale arbeidsaanbod. Maar
het is ook denkbaar dat zonder dit goedkope, illegale arbeidsaanbod de produktie hier in het geheel
niet zou plaatsvinden, omdat de markt van het eindprodukt geen hogere beloning toelaat. In deze situatie ondervangen de illegale immigranten een werkgelegenheidsprobleem dat is ontstaan door de hoge
drempel in de loonvorming in Nederland. Het toestaan van dit soort praktijken herbergt het gevaar
van een neerwaartse spiraal in het ontwijken van
wettelijke voorschriften. Legalisering betekent echter dat de arbeidskosten aan de onderkant van het
loongebouw verlaagd zouden moeten worden, om
zo meer laag-opgeleiden tot het arbeidsproces toe
te kunnen laten. Maar om de prikkels in het Nederlandse arbeidsbestel niet weg te nemen, zouden
dan ook de uitkeringen moeten worden verlaagd
onder het niveau dat nu door Nederlanders wordt
beschouwd als het bestaansminimum.
De migratieproblematiek verkeert in een impasse.
Van een structurele verbeterering van de welvaartsverhoudingen tussen Noord en Zuid en Oost en
West komt weinig terecht. In een integrerende wereldeconomie betekent dit dat migratie op gang
komt. De westerse landen, die mede veroorzaker
zijn van deze situatie, hebben nauwelijks ruimte
voor compenserend toelatingsbeleid, omdat dat hun
arbeidsbestel zou ontwrichten. Zij houden daarom
hun grenzen zoveel mogelijk dicht. De enige oplossing voor het immigratieprobleem is daarom alsnog
te kiezen voor een structurele aanpak van de ongelijke welvaartsverdeling. In elk geval dienen de
perspectieven voor de betreffende landen op een
groeiend aandeel in de mondiale welvaart open te
worden gehouden. Daarnaast maakt de Duitse situatie met de asielzoekende Joegoslaven duidelijk dat
het immigratieprobleem het oplossingsvermogen
van een afzonderlijk land gemakkelijk overstijgt.
Een gezamenlijke aanpak van het migratievraagstuk
in de EG of binnen de OESO is daarom beter. Niet
alleen omdat de migrant dan beter zou weten waar
hij of zij aan toe is, of omdat economisch gezien een
betere verdeling van de opvang van migranten mogelijk wordt, maar ook omdat het ontwikkelingsvraagstuk een gezamenlijke verantwoordelijkheid is.
T.P. van Walderveen
1. DerSpiegel, nr. 46, 1992, biz. 40-68.

Auteur